Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandica extra Muros. Jaargang 2005 (2005)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandica extra Muros. Jaargang 2005
Afbeelding van Neerlandica extra Muros. Jaargang 2005Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandica extra Muros. Jaargang 2005

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.74 MB)

Scans (24.94 MB)

XML (0.78 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandica extra Muros. Jaargang 2005

(2005)– [tijdschrift] Neerlandica extra Muros / Internationale Neerlandistiek–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 79]
[p. 79]

........... Besprekingen en aankondigingen

Annelies van Hees et al. (red.): Prisma groot woordenboek Deens-Nederlands. 2004. 877 pp. ISBN 90 274 7987 9. €49,50.
Godelieve Laureys (red.): Prisma groot woordenboek Nederlands-Deens. 2004. 1135 pp., ISBN 90 274 7986 0. €49,50.

In 1996 verscheen bij Van Dale een uitgebreid Zweeds-Nederlands en Nederlands-Zweeds woordenboek, in 2004 zag het Deens-Nederlandse en Nederlands-Deense Prisma-woordenboek het licht. Naar verluidt zijn ook voor het Noors en het Fins woordenboeken in de maak, dus binnen afzienbare tijd zullen er voor alle grote Scandinavische talen moderne en vrij uitgebreide woordenboeken beschikbaar zijn.

Er is lange tijd geen Nederlands woordenboek Deens in de handel geweest. Het woordenboek van Geerte de Vries verscheen in 1976Ga naar eind1 (de tweede druk in 1986), maar is al jaren uitverkocht. Hoewel het niet zeer omvangrijk was en niet volgens expliciete lexicografische principes geschreven, was het toch een nuttig hulpmiddel voor de taalleerder voordat hij of zij op een Nederlands of Deens verklarend woordenboek kon overschakelen. De enige andere mogelijkheid voor de student was een vertaalwoordenboek vanuit een hoofdtaal (Engels, Duits, Frans) naar het Deens of Nederlands te gebruiken. Die situatie heeft nu gelukkig een verandering ondergaan met het verschijnen van de Prisma-woordenboeken Deens en Nederlands.

De woordenboeken zijn door twee aparte redacties geschreven, het Nederlands-Deense woordenboek in Gent en het Deens-Nederlandse in Amsterdam. Volgens de voorwoorden bevatten de woordenboeken ca. 45.000 trefwoorden en evenveel collocaties en voorbeelden, ze zijn dus voor wat betreft het aantal trefwoorden met de serie Handwoordenboeken van Van Dale te vergelijken.

De woordenboekartikels bevatten na het trefwoord een fonetische transcriptie (IPA), informatie over woordsoort en flexie; bij zelfstandige naamwoorden wordt in het Deens-Nederlandse woordenboek ook bij het vertaalequivalent het geslacht aangegeven. De opbouw van de lemma's is vrij traditioneel en heeft niet het zeer gedifferentieerde cijfer systeem dat gebruikt wordt in de Zweedse en andere vertaalwoordenboeken van Van Dale. In een bijzondere afdeling worden collocaties en idiomen die het trefwoord bevatten,

[pagina 80]
[p. 80]

aangegeven. Het juiste gebruik van preposities is een van de moeilijkste problemen, zelfs voor de gevorderde taalleerder; is het nu gissen naar, op of aan? Veel woordenboeken zijn zuinig met het aangeven van vaste preposities bij werkwoorden en zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden. Dat is hier niet het geval. De vele voorbeelden garanderen het juiste gebruik.

 

Een recensie als deze zou eigenlijk pas na langdurig werken met de woordenboeken en het gebruik ervan in de lessen geschreven kunnen worden. Daar is helaas geen tijd voor geweest. Een eerste indruk is dat de woordbeschrijvingen dekkend zijn, en er is zonder twijfel heel veel werk verzet om goede equivalenten van de vele collocaties en idiomatische uitdrukkingen te vinden. Het spreekt vanzelf dat er in de eerste editie van zo'n omvangrijk werk ook minder precieze oplossingen gevonden kunnen worden. Ik geef een paar voorbeelden. Folketings-samling wordt door ‘vergadering van de Tweede kamer’ weergegeven; folketings-samling duidt echter de periode van oktober tot juni aan waar de Folketing (het parlement) vergadert, dus vergaderjaar of zittingsjaar zijn de juiste equivalenten. Moeilijker wordt het in de gevallen waar een semantisch veld door de twee talen verschillend gestructureerd is. Voor de Nederlandse woorden politiek en beleid heeft het Deens alleen maar politik, desnoods kan in de betekenis ‘beleid’ het vreemde woord policy gebruikt worden, je zou dus van de politik / policy van een bedrijf ten aanzien van seniormedewerkers kunnen spreken. Het overeenkomstige bijvoeglijke naamwoord politisk, heeft echter slechts met ‘politiek’ en niet met ‘beleid’ te maken. Het is het daarom mijns inziens niet doeltreffend zekere samenstellingen met beleid(s)- door politisk te vertalen; een beleidsmedewerker is namelijk allesbehalve een politisk medarbejder (‘politieke medewerker’).Ga naar eind2

Er zijn in de woordenboeken heel veel goede vondsten bij de vertaling van idiomatische uitdrukkingen, maar af en toe signaleer ik een gemiste kans.

Hoewel ze heel verschillende beelden oproepen, zijn de uitdrukkingen bij de pakken (blijven) neerzitten en opgive aevred meestal functioneel equivalent, maar beide woordenboeken vermelden in plaats van het equivalent kleurloze vertalingen zoals (ikke) give op, het opgeven en dergelijke.

De voorwoorden laten zich niet uit over de samenwerking tussen de twee redacties; de woordenboekgebruiker vraagt zich af of deze opsplitsing in alle gevallen ideaal is geweest en soms wekken de woordenboeken de indruk dat dat niet het geval was. De uitdrukking spå i kaffegrums wordt correct met het overeenkomstige koffiedik kijken vertaald; in de tegenovergestelde richting wordt dat is koffiedik kijken echter door det er ren spekulation (‘dat is pure speculatie’) omschreven zonder dat het idioom vermeld wordt. Een vergelijkbare asymmetrie blijkt bij de lexicale verschillen tussen Noord- en Zuid-Nederlands. In het Gentse woordenboek zijn ook lemmata zoals kotmadam, beenhouwer en kuisen opgenomen; in het Amsterdamse woordenboek worden als vertaling van vaertinde, slagter, gøre rent alleen maar de Noord-Nederlandse equivalenten hospita, slager en schoonmaken vermeld. Inzage in het manuscript van de andere redactie zou vermoedelijk zulke oneffenheden hebben kunnen voorkomen.

Dat ik hier een paar kritische opmerkingen heb gemaakt, verandert niets aan

[pagina 81]
[p. 81]

de uiterst positieve indruk van de Prisma-woordenboeken en van de prestaties die erachter liggen. In betrekkelijk korte tijd is het gelukt een set woordenboeken te voltooien die qua opzet en uitvoering dat wat tot nu toe voorhanden was verre overtreft. De woordenboeken bevatten een schat aan materiaal dat van nu af aan het leven gemakkelijker maakt voor iedereen die zich op welk niveau dan ook met de vertaling tussen het Nederlands en het Deens bezighoudt. Zowel samenstellers en gebruikers kunnen met het resultaat tevreden zijn. De onvolkomenheden die geconstateerd kunnen worden, kunnen in een hopelijk volgende druk verbeterd worden.

 

P.S. De woordenboeken zijn tegelijkertijd door de Deense uitgeverij Gyldendal uitgebracht in de befaamde serie ‘Gyldendals rode woordenboeken’ met de titels Hollandsk-Dansk en Dansk-Hollandsk Ordbog. Het is te betreuren dat men niet de gelegenheid aangegrepen heeft om de benaming nederlandsk te bevorderen in plaats van het in het Deens gebruikelijke hollandsk, maar dat heeft blijkbaar niet mogen zijn.

- Niels-Erik Larsen

C. van Baalen, L. Beheydt en A. van Kalsbeek: Cultuur in taal: interculturele vaardigheden voor docenten Nederlands aan anderstaligen. Utrecht, Nederlands Centrum Buitenlanders, 2003. 167 pp. ISBN 90 551 7419 X. €25.

Wat is nou precies het verschil tussen ‘leuk’ en ‘lekker’? Waarom vindt een leuke meid het eventueel minder geslaagd om een ‘lekkere meid’ genoemd te worden (40-41)? Het is slechts een van de vele culturele knelpunten waar leerders van het Nederlands mee geconfronteerd worden. Dit boek richt zich echter niet op de leerder, maar op de docent, en hoe deze de leerder kan helpen bij het ontwarren van dit soort knopen; hem/haar kan helpen bij het verwerven van interculturele competentie.

Dit boek is bedoeld als cursus, en de auteurs raden aan dat cursisten het onder leiding van een trainer doorwerken. Het bestaat uit een drietal modules: Interculturaliteit in het vreemdetalenonderwijs, Taal en cultuur of cultuur en taal? en Crosscultureel taalonderwijs. Alle modules zijn voorzien van een groot aantal taken, meestal gericht op discussie.

De eerste module, verzorgd door Ludo Beheydt, biedt een overzicht van de ontwikkeling van de definities van het begrip ‘cultuur’. Ook wordt aandacht

[pagina 82]
[p. 82]

besteed aan hoe verschillende typen leergangen ‘cultuur’ opvatten en aanbieden. Ten slotte wordt gesproken over het nut van contrastiviteit (lange tijd een vies woord in het vreemdetalenonderwijs) in het verwerven van culturele competentie.

Alice van Kalsbeek is verantwoordelijk voor de tweede module, die wat mij betreft het beste uit de verf komt. Deze module houdt zich bezig met de relatie tussen taal, cultuur en denken. Hier wordt een definitie van het begrip ‘interculturele competentie’ gepresenteerd. De module gaat onder meer in op wat de integratie van taal en cultuur betekent voor de onderwijspraktijk. Ook hier komen culturele verschillen en overeenkomsten aan bod.

De laatste module, van Christine van Baalen, richt zich op het normen- en waardenaspect van cultuur, en het socialisatieproces dat de vreemdetaalleerder doormaakt. Hierbij komen zaken als taalconventies, routines en beleefdheidsstrategieën aan de orde. Daarnaast wordt in deze module aandacht besteed aan de zogenaamde Natuurlijke Semantische Metataal (NSM), een verzameling van zo'n zestig ‘universele’ begrippen die gebruikt kan worden om vrijwel elk concept te definiëren en de definities van vergelijkbare concepten in verschillende talen te vergelijken.

NSM is een interessant gegeven, dat in dit boek redelijk helder wordt uitgelegd. Toch denk ik dat de gemiddelde docent, om er in de onderwijspraktijk ook echt wat mee te kunnen, meer training nodig zou hebben. Wat dat betreft was het misschien beter geweest om het in dit boek buiten beschouwing te laten, en er apart aandacht aan te besteden in een andere publicatie.

Mijn enige andere punt van kritiek betreft het feit dat de cursus zich vrij expliciet lijkt te richten op docenten die niet-moedertaalsprekers van het Nederlands zijn. Zie bijvoorbeeld dit citaat uit de inleiding:

 

Het begrip ‘intercultureel’ verwijst hier naar de positie van de vreemdetaaldocent als intermediair tussen verschillende talen en culturen (de eigen taal en cultuur, de ‘vreemde’ taal en cultuur en cultuur van de studenten) (11).

 

Ook in een aantal taken komt dit vrij duidelijk naar voren, bijvoorbeeld bij de taak gerelateerd aan de tekst over ‘leuk’ en ‘lekker’: ‘1. Zijn er culturele equivalenten van “leuk” en “lekker” in je eigen taal?’ (40).

Nu heb ik als moedertaalspreker wellicht meer cultureel inzicht, maar na negen jaar in het buitenland is mijn kennis vermoedelijk niet meer helemaal up-to-date, en bovendien is deze nogal eenzijdig (mijn kennis van de Vlaamse cultuur is nog steeds tamelijk beperkt). Ook lijkt het me niet juist om te veronderstellen dat iemand automatisch in staat is leerders te onderwijzen in interculturele competentie, enkel en alleen omdat hij/zij in een bepaalde cultuur is opgegroeid. Ik vermoed echter dat de auteurs het niet helemaal zo bedoeld hebben, en dat het eerder een kwestie van formulering is. Het doet verder aan de inhoud niets af; ook ik heb - zonder trainer! - veel van deze cursus geleerd, en kan hem daarom van harte aanbevelen.

- Miranda van Rossum

eind1
Geerte de Vries: Van Goor's Deens woordenboek. I: Deens-Nederlands; II: Nederlands-Deens. Den Haag, Van Goor Zonen, 1976. Tweede druk onder de titel Kramers Woordenboeken. Amsterdam en Brussel, Elsevier, 1986.
eind2
‘Politisk medarbejder’ wordt vaak een journalist genoemd, die als ressort de (binnenlandse) politiek heeft.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Niels-Erik Larsen

  • Miranda van Rossum

  • over L. Beheydt

  • over Alice van Kalsbeek

  • over Christine van Baalen