Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandica extra Muros. Jaargang 2005 (2005)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandica extra Muros. Jaargang 2005
Afbeelding van Neerlandica extra Muros. Jaargang 2005Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandica extra Muros. Jaargang 2005

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.74 MB)

Scans (24.94 MB)

XML (0.78 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandica extra Muros. Jaargang 2005

(2005)– [tijdschrift] Neerlandica extra Muros / Internationale Neerlandistiek–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 55]
[p. 55]

Jaap Goedegebuure
........... Nuchter en ingetogen?
Kroniek van het proza

Grote gevoelens, zinderende passies, tragische gebeurtenissen, moord en doodslag, dat alles hield de romantische vertellers anno 1820 stevig in de ban. De hedendaagse literatuur, speciaal die van de Lage Landen, heeft de naam een stuk nuchterder en ingetogener te zijn. Maar dat het er bij Vlaamse en Nederlandse romanciers ook heftig aan toe kan gaan weet iedereen die thuis is in het werk van Hugo Claus en Jan Wolkers. En het genoemde tweetal vormt geen uitzondering. Na hen zijn er schrijvers opgestaan die van de afgronden en bergtoppen in de menselijke ziel hun specialiteit hebben gemaakt.

Neem Patricia de Martelaere, auteur van indringende romans als De schilder en zijn model en Littekens en een grote hoeveelheid filosofische stukken die er mogen zijn. Keer op keer toonde zij zich gefascineerd door de menselijke, al te menselijke neiging emoties uit te benen tot op het bot, ze te beproeven op hun realiteits- en waarheidsgehalte, ze zo nodig te dumpen in de afvalbak waar nep en namaak thuishoren, om vervolgens de individuele authenticiteit te zoeken in de wellust van dood en destructie, in ‘het verlangen naar ontroostbaarheid’, zoals de titel van een van haar essaybundels luidt.

De Martelaeres thema's komen terug in haar nieuwe roman Het onverwachte antwoord. Hier wordt het zoeklicht gericht op een man die slechts wordt aangeduid bij de beginletter van zijn naam, ‘G’. Die gedeeltelijke anonimiteit suggereert dat hij zich moeilijk laat vangen of vastleggen. Een volkomen onbeschreven blad is hij overigens niet. We weten dat G. een man van middelbare leeftijd is, dat hij als letterkundige werkt bij een universiteit, dat hij er prat op gaat dat gevoelens voor hem geen bestaansgrond hebben maar feiten des te meer, dat hij een onaangedaan karakter is dat zichzelf herkent in een ui die je schil voor schil afpelt zonder dat er iets van een pit of kern tevoorschijn komt. Anders gezegd: dit personage is iemand tegen wie je met geweld te keer kan gaan zonder dat je handen aan stekels of doorns openhaalt. Hij geeft mee, wacht een beetje en ‘zet alles om in stillere vormen van nabijheid’.

Wanneer deze G. al een ware aard bezit, dan verkeert die tot het einde toe in het verborgene, ook voor de zes vrouwen die De Martelaere achtereenvolgens als getuigen en ervaringsdeskundigen aan het woord laat. Alle zes weten ze zich nauw met hem verbonden, als echtgenote, minnares, studente, stalkster, portrettist en dochter. Ook wanneer ze hun band met hem het liefste zouden

[pagina 56]
[p. 56]

verloochenen, blijven ze veroordeeld tot de macht en de magie van zijn ban. Misschien dat De Martelaere om die reden honderdtien van de tweehonderdtachtig pagina's heeft ingeruimd voor een liefdesbrief waarin alle zes vrouwen herkenbaar zijn.

Dominant in het koor is de hartstochtelijke stem van een vrouw wier liefde voor G. de grenzen van het redelijke ver overschrijdt. Haar hartstocht is zo intens dat die met regelmaat overgaat in haat. Ze wil zich nu eens opofferen om vervolgens toe te geven aan gevoelens van zelfzucht. Ze eist haar minnaar op ten bate van haar eigen genot maar zou hem met liefde afstaan aan elke vrouw die hij hebben wil. Haar gevoelens omspannen de uitersten van hemel en hel, op een manier die haar doet denken aan de middeleeuwse mystici die hun verlangen naar God beleefden als een smart die overging in lijfelijke lust en omgekeerd.

Ik zou me wel heel erg moeten vergissen wanneer G.'s ware naam (Godfried) niet iets te doen zou hebben met de metafysische kwaliteiten die de vrouwelijke liefdesbetuigingen hem toedichten. De citaten uit en toespelingen op het werk van de zwarte romanticus Edgar Allan Poe spelen een vergelijkbare rol. Ze raken aan de monstrueuze vervloeiing van angst, walging en zelfverachting aan de ene en het haast religieuze ontzag voor de omvang en intensiteit van dergelijke emoties aan de andere kant. En dan is er nog het niet mis te verstane eerbetoon aan Georges Bataille, de twintigste-eeuwse filosoof die de Onheilige Drievuldigheid van seks, geweld en spiritualiteit proclameerde. De Martelaeres briefschrijfster citeert hem uiterst geprononceerd: ‘Indien de vereniging van de beide geliefden het resultaat is van hartstocht, roept zij op tot de dood, het verlangen naar moord of zelfmoord.’

Het valt op dat De Martelaere het perspectief exclusief bij vrouwelijke ikfiguren legt en de man in het brandpunt zo goed als monddood maakt. Hij is het nu eenmaal zelf die beweert niets te voelen, en dat maakt het gemakkelijker om over hem te praten zonder dat hij zich ermee bemoeit. Hij is het gat in het bordkartonnen decor, Magrittes figuur die in de spiegel kijkt en er niet meer ziet dan zijn eigen achterhoofd.

In haar essays slaagt De Martelaere er doorgaans in om met behulp van haar rationaliteit en nuchterheid afstand te bewaren. In haar romans daarentegen kiest ze voor de haast dwingende vereenzelviging met vrouwen die desperaat alles of niets spelen en op grootse wijze het onvermijdelijke verlies weten te aanvaarden. Misschien wel omdat ze tegen alle redelijkheid hopen op een antwoord dat niet hen bereikt maar die ene vrouw die beseft dat ze bevoorrecht is omdat ze met G. de biologische familieband deelt: zijn dochter S. Die hoort, dwars door alle leegtes en illusoire beelden heen, uit zijn mond het bevrijdende en aanvaardende ‘ja, hoe dan ook, helemaal, volslagen: ja.’

 

De tweede auteur van dit overzicht, Renate Dorrestein, is een meesteres in het soort van verhalen dat je de stuipen op het lijf jaagt, verhalen vol onverkwikkelijkheden en onbehaaglijke toestanden. Ze is wel vergeleken met de auteurs van de ‘gothic novel’, het laat-achttiende-eeuws genre dat zijn griezeleffecten te

[pagina 57]
[p. 57]

danken had aan ruïneuze kastelen met duistere krochten, knerpende deuren en kamertjes die onderdak boden aan een vampier, een krankzinnige jonkvrouw of een doodgewoon spook. Maar die vergelijking gaat mank. Dorrestein heeft de zwartromantische en tot kitsch verwelkte rimram immers niet nodig om de aandacht van het publiek aan de ketting te houden. Gewoonlijk gaat ze bij het vergaren van haar stof af op haar kennis van mens en wereld en daarbij heeft ze doorgaans ruim voldoende aan de gemengde berichten in de krant.

In haar nieuwe roman Zolang er leven is weet Dorrestein uit een paar op zichzelf niet al te vrolijke maar niettemin algemeen gedeelde ervaringen een angstaanjagende thriller te persen. Ziehier wat ingrediënten: rouwverwerking, ongewenste kinderloosheid, overspel. Hoofdrolspelers: de drie vriendinnen Veronica, Beatrijs en Gwen die elkaar al van jongs af kennen, plus hun manvolk en kinderschaar. Plaats van handeling: de boerderij waar Gwen en haar Timo zich bezighouden met de bijenteelt. Het is de stek waar ze, trouw aan een vaste gewoonte, jaarlijks een week zomervakantie doorbrengen.

Aan de eigenlijke geschiedenis zoals die zich vanaf pagina 1 ontrolt zijn twee drama's voorafgegaan. Veronica is een paar maanden tevoren aan een herseninfarct overleden, naar later blijkt op het moment dat echtgenoot Laurens haar naar aanleiding van een slippertje aan een kruisverhoor onderwierp. En vriendin twee, Beatrijs, heeft een schijnbaar stabiel huwelijk opgebroken om zich in de armen van goeroe Leander te storten. Die twee feiten grijpen als tandraderen in elkaar en bepalen de dynamiek van de gebeurtenissen.

De groepsstabiliteit die door de jarenlange verbondenheid van de drie vriendinnen werd gewaarborgd, blijkt niet bestand tegen de ingrijpende gebeurtenissen en ook van de onderlinge verdraagzaamheid is weinig meer over. Laurens wekt in toenemende mate ergernis vanwege zijn martelaarschap. Leanders wollige optreden, zalvende bewoordingen en flirtations met het bovennatuurlijke vallen bij vrijwel niemand in de smaak. Zijn dochter Yaya blijkt een heksje dat bewust het kwaad zoekt, daartoe gestimuleerd door de ‘gothic’ trend die vandaag de dag menige puber in zijn greep houdt. Ook de kinderen van Gwen en Veronica laten zich niet onbetuigd. In onzaligheid verenigd zijn ze achtereenvolgens verantwoordelijk voor de verdwijning van een zuigeling, een gijzelingsactie - die Beatrijs voor maanden in het ziekenhuis brengt - en zwarte kunsten met een bijna dodelijke afloop.

Te veel van het kwade? Men zou het op grond van bovenstaande weergave allicht kunnen denken. Toch heeft Dorrestein ervoor gekozen om de horrorelementen niet al te sterk te benadrukken. Ze suggereert eerder dan dat ze beschrijft. Het gaat haar om de gevolgen van verlies en dood, niet alleen bij volwassenen, maar vooral bij kinderen. En om het gegeven dat mensen die elkaar het naast zijn elkaar ook het leven het allerzuurst weten te maken. Wat dat betreft komt het personage van Veronica's zoontje Niels, een tobbertje dat zich van pure wanhoop overgeeft aan gewelddadige én paradijselijke dagdromen, buitengewoon sterk uit de verf. Al dan niet gestimuleerd door de gruwelsprookjes van Grimm overweegt hij een baby levend te koken en op te eten. Maar wanneer het voorwerp van zijn lust daadwerkelijk wordt gekidnapt

[pagina 58]
[p. 58]

en maandenlang spoorloos blijft, veroorzaakt dat uitgerekend bij hem het allergrootste trauma.

Bij dit ene geslaagde portret blijft het niet. Dorrestein weet al haar hoofdrolspelers zo neer te zetten dat je ze voor je ziet. Zo heeft Gwen jarenlang geleefd in een keurslijf van geforceerde positiviteit tot de schellen haar van de ogen vallen, wat haar overigens niet verhindert om nog enige tijd te blijven dwepen met de hypocriete Leander. Beatrijs verkeert in de waan dat ze met de ruil van haar kekke mantelpakjes en hoge hakken voor een soepjurk een spirituele wedergeboorte ondergaat. Yaya is een etterig type, iemand die je in weerwil van haar kwetsbaarheid maar moeilijk deerniswekkend, laat staan sympathiek kunt vinden, Laurens een zelfkweller die ondanks of misschien juist dankzij zijn zwartkijkerij blind is voor eigen fouten én voor de wurgende knoop van verdriet en schuld waarin zijn zoontje Niels is verstrikt.

Zolang er leven is mag een geslaagde Dorrestein heten, zelfs nu het verrassende van haar aanpak er zo langzamerhand een beetje af is. Wie goed thuis is in haar oeuvre, zal vast het een en ander herkennen. Zo kwam de therapeutische kwakzalver al eerder voor in Een sterke man en stonden Verborgen gebreken, Een hart van steen en Het duister dat ons scheidt bol van huiselijk geweld. Dit nieuwe boek is zeker niet haar allerbeste (dat blijven met voorsprong Ontaarde moeders en Het hemelse gerecht), maar Zolang er leven is is beslist een onderhoudende en bij vlagen ook onthullende en onthutsende roman.

 

De joodse messias, zo luidt de titel van Arnon Grunbergs nieuwe roman. Alsof er ook nog andere messiassen zouden zijn. De toevoeging ‘joods’ is een geval van dubbelop, net als ‘witte schimmel’ of ‘verslaafde junk’. Nu is Grunberg niet gek. Natuurlijk is hij ervan op de hoogte dat de christenen zich de messiasfiguur hebben toegeëigend, dat ze hem belichaamd zien in Jezus, dat ze het Hebreeuwse woord voor ‘gezalfde’ oftewel ‘koning’ hebben vertaald in het Grieks, wat de titel ‘Christus’ heeft opgeleverd. Daarmee werd Jezus ontjoodst, door sommigen zelfs zo radicaal dat ze per se wensten te geloven dat hun verlosser een raszuivere ariër was. Tegendraads als hij is, draaft Grunberg nog wat verder in deze richting door. Zijn messias, Xavier Radek, is een ariër die - letterlijk - met alle geweld jood onder de joden wil zijn.

Als tegenvoeter van de bijbelse vredevorst heeft Xavier zijn afkomst mee. Zijn grootvader was een SS-er die ons op de eerste bladzij aldus wordt voorgesteld: ‘niet te beroerd de handen uit de mouwen te steken, niet zo'n slampamper van een opa die achter zijn schrijftafel bleef zitten, af en toe een stempel onder een document zette en zich om vijf uur naar vrouw en kind haastte, nee, een gentleman, die het handwerk van de dood verstond, zonder zijn gezin daarmee lastig te vallen, een man voor wie woorden als “eer” en “trouw” nog iets betekenden, een man met een moraal, met een visie’.

Het is niet uit een behoefte aan Widergutmachung dat Xavier besluit om van het troosten der joden zijn roeping te maken. Hem roept de plichtsbetrachting waarin zijn grootvader hem is voorgegaan, de plicht tot zelfopoffering en plaatsvervangend lijden, teneinde zo het oude volk vergiffenis te schenken voor alles

[pagina 59]
[p. 59]

wat het heeft misdaan. In zijn puberteit begint hij de synagoge te bezoeken en al snel laat hij zich besnijden. Inmiddels heeft hij vriendschap gesloten met Awromile Michalowitz, een leeftijdgenoot die hij binnen de joodse gemeenschap van zijn woonplaats Bazel heeft leren kennen. Ze worden elkaars minnaars, met het uitdrukkelijk beding dat ze elkaar emotioneel nooit tot last zullen zijn. Dat lukt niet al te best, want hoe ze ook hun best doen om elkaar in de meest barre omstandigheden in de steek te laten, ze zoeken elkaar altijd weer op. Ten slotte emigreren ze, na een tussenstop in Amsterdam waar Xavier een mislukte poging doet om zich in de schilderkunst te bekwamen, naar het Beloofde Land. Daar opent zich voor Xavier een politieke loopbaan die hem de absolute heerschappij over de Likoedpartij bezorgt en een jarenlang verblijf in het centrum van de macht.

Tegen het einde van de roman vinden we de aspirant-Heiland terug als een gewetenloze potentaat, die niet vies is van quasi-religieuze persoonsverheerlijking. Zo laat hij de teelbal die hij bij zijn bloederig verlopen besnijdenis is kwijtgeraakt en die hij als relikwie bij zich draagt, aanbidden onder de naam ‘Koning David’. Met Awromile in de rol van Eva Braun vindt hij een einde in de trant van jodenhater Adolf Hitler (wiens boek ‘Mein Kampf’ het vriendenpaar in het Jiddisch heeft vertaald): verschanst in een bunker, terwijl het Israëlische kernwapenarsenaal zich bij wijze van apocalyptische wraakoefening over de wereld verspreidt.

De gelijkenis tussen Xavier en Hitler, die onder andere blijkt uit de mislukte aspiraties naar het kunstenaarschap, wordt niet alleen bij wijze van climax aangezet. Ze zoemt mee in de hele roman en krijgt hier en daar zelfs metafysische trekjes, bijvoorbeeld waar Xavier in navolging van zijn moeder verhullend praat van ‘Je-weet-wel-wie’ en zich daarbij realiseert dat hij hetzelfde doet als de joden die God niet bij de naam mogen noemen. Zo pompt Grunberg zijn joodse messias op tot antichrist.

Na het onder de naam Marek van der Jagt gepubliceerde Gstaad 95-98 en De asielzoeker waren we van Grunberg wat gewend geraakt. Met zijn nieuwe roman gaat hij beduidend veel verder in het provoceren van de conventionele moraal. In dat opzicht is de afloop van De joodse messias nog niet eens het meest onthutsend, eerder hilarisch (bijvoorbeeld in de passages waarin Xavier en een Hamas-leider onderhandelen over het quotum slachtoffers dat bij wederzijdse terreur- en vergeldingsacties mag vallen). Het zijn eerder de taferelen van het banale kwaad die je de adem afsnijden: Xaviers moeder die haar vriend met behulp van rattengif laat creperen, een Egyptische shoarmaverkoper die het dubbelspel voor Israeli's en Palestijnen moet bekopen met twee in eigen bakolie gefrituurde voeten, een transseksuele prostitué die elke avond door haar baas aan de ketting wordt gelegd.

De verontrusting die Grunberg weet te zaaien is niet in de laatste plaats een effect van zijn stijl. Het episodisch opgezette en wat mij betreft al te ver uitdijende verhaal wordt verteld door een quasi-onbevangen rapporteur die van Hitler en Sharon geen kwaad weet en de afschuwelijkste details onthult alsof het om een gewelddadige cartoon of een rolprent als Pulp Fiction gaat. Die stijl

[pagina 60]
[p. 60]

lijkt afstand te scheppen, maar in werkelijkheid brengt hij de gruwelen schroeidicht op de huid. Hoe absurder de personages zich gedragen, des te ellendiger je je voelt nu je van hun handelingen getuige moet zijn, of het nu het clubje scholieren is dat onder het citeren van predikant-filosoof Kierkegaard een meisje seksueel misbruikt, Xaviers moeder die een liefdesband opbouwt met een mes dat ze elke nacht diep in haar vlees stoot, of Xavier die onder het motto ‘pijn is communicatie, communicatie pijn’ een jongen verkracht en hem na de daad met een steen op het hoofd ramt.

De wereld volgens Grunbergs is er een die uit het lood staat. Gevoelens kunnen er nog uitsluitend worden gewekt met behulp van prikkels die de daders én de slachtoffers opjagen tot ver over de grenzen van wat we, in lijn met de joods-christelijke-humanistische traditie, onder menselijke waardigheid en humaniteit plachten te verstaan. Als een geperverteerde kleinzoon van cynicus W.F. Hermans probeert Grunberg ons er hardhandig van te doordringen dat in een door geweld en terreur geteisterde wereld alleen naïevelingen nog aan zulke ideeën vasthouden.

Besproken titels

Dorrestein, Renate: Zolang er leven is. Amsterdam, Contact, 2004. €18,50. isbn 90 254 27618
Grunberg, Arnon; De joodse messias. Amsterdam, Vasalucci, 2004. €22,50. isbn 90 500 05144
Martelaere, Patricia de: Het onverwachte antwoord. Amsterdam, Meulenhoff, 2004. €17,50. isbn 90 290 6868x


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Het onverwachte antwoord

  • over Zolang er leven is & Is er hoop

  • over De joodse messias / Grote Jiddische roman


auteurs

  • Jaap Goedegebuure