Nieuw Vlaams tijdschrift. Jaargang 20(1967)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 332] [p. 332] Zelfportret 1. een vreselijke vreugde de vleugelslag staart gewapend en gespleten mijn droefheid na en komt de nacht een pluim ballerina toe en waait over zoek de zachtplek in de kwelling het bitter genot in drieluikhoek wat zaad wat zand zwelt het bloed tot een purper lied geduldig op honing wachtend wolkt de breuk het verraad de gepluimde glorie in onbekende hoeken haakt de dag zich af slaat een paal een postulaat een taal van nieuwland dauw en dapper snijdt de dichter bloemen en verraad tot schijfjes vermaak want vroeg of laat laat ik mijn schapen en mijn zinnen los. [pagina 333] [p. 333] 2. de jongste zoon geboren uit de oudste dochter zij staan naakt en netjes met de glimlach in de hand zo steigert de bloem en zingt het paard daarom zet een teken een schilferende zon een mankend woord te kneden en te knagen te kennen en te kweken tot valluik toe sluit het geluk (gaaf in het graf) kraaien kringen deinend geweld vrachten verraad in dat verdoemde huis trillen de muren zingen de daken rook te paard in deze nette stad loop ik verloren de dichter. [pagina 334] [p. 334] 3. wie kent de angst het verdwaasd geluk te verliezen het spel niet te spelen de spijker niet te treffen onbeweeglijk te sterven de afvaart is een bloemfontein breekt de wolken door supersonisch kleur ik mijn daken wit mijn gezellen zijn reeds lang verraden en zweet de zwartplek uit uit ramen treint de woeste waakzaamheid het gedwongen spoor is vlug gevonden de heblust in de lusttuin rond en rood genot te koop te paard tussen brugge en brussel 100 kilometer wroeging en verraad. [pagina 335] [p. 335] 4. het haken naar de vroegbinding een zucht geweld de strakke heropstanding der organen generaties winnen één dag lachorkaan aan scherven zich te pletter telt de vrouw der honingboer: dagen bijen bokalen, te hoog de hoop zij geeft zich aan palen en wortels voorbeeldig het genot de weerstand hoera en peilt dieper in het harnas langzaam vermaak tot barsten toe de verten open in breuk en zwam geboren springt de lente haar roeping voorbij vergeelt mijn angst de blauwe hinde achtervolgt de witte woede bijtend in de perzik breek ik mijn kaaksbeen de dichter waagt zich weer te ver. [pagina 336] [p. 336] Gedicht bij de vernissage der werken van marcel boon in de galerij altaïr te brussel op 10 januari 1967. zie hoe de vlakken deinend de ruimte scheppen - en alles is reeds gezegd - dus kom ik hier wat pijlen halen voor voor een ruimtesprong en uit onmacht - bij gebrek aan een derde oog - wat woorden strooien om ermee te kijken zo dan bek-af sta ik hier met gezwollen woorden die geen wolken raken tussen taal en teken wat wind te happen na de hinkstapsprong of een arabesk te schrijven op vlakken zoetland en ruimten zoutlucht - om van het fluisteren niet te spreken - de schelpen op de oren de woorden waakzaam vallen zwaar of glijden evenwijdig want tussen klank en kleur tussen vorm en licht is geen grens te trekken met miltvuur en wat milde regen de weerstand te doorbreken of een schaduw lam te slaan langs rakelings geweld na die gewaagde tocht toch nog gevierendeeld [pagina 337] [p. 337] pijn-blij strompelend op mijn laatste woorden en breek de gloed van groene velden purper wordend want brandbaar zijn de pluimen van een papieren vogel daarom bleef deze dag mijn gepluimde taal op stal want deze ruimten hier uit water en vuur gesprongen ademen het licht bek-af met mijn gezwollen woorden en een zachte hand op mijn mond - zo zacht gestenigd werd ik nog nooit -. MARCEL VAN MAELE Vorige Volgende