[1]
Dit gedicht schreef Gaston op een avond bij mij toen hij mij vroeg hem een slotvers op te geven, daar ik beweerde dat hij nooit schreef naar een verrassend slotvers. Het is geschreven in 1963 of in de winter van 63-64 in St.-Niklaas. Het is m.i. zeer goed, wel wat toevallig, maar hij vond het zelf ook goed, hetgeen zeldzaam was.
P.S.
Waar 't bloed niet kruipen kan vervloeit het langzaam
tot schoongeschoold verdriet.
dat zingt van bloed en bodem,
- mijn hersenschim is uitgehold. -
geef ik mijn bloed bloedeigen en gestold.