hoogste God, de onkenbare en Goede Vader en een lagere vice-deus, de onvolmaakte schepper van een onvolmaakte cosmos. De vader heeft zijn Zoon gezonden om de kinderen des lichts te genezen van de inbeelding dat de Wereldschepper de hoogste God zou zijn... Voor Bolland is deze gnosis het oorspronkelijke Wezen, de verste achtergrond van het christendom.
Nu is de gnosis actueler dan ooit; ook in verband met de oecumenische beweging der kerken en de russische orthodoxie [Berdjajew en Boelgakow]...
Bolland, aldus steeds prof. Hendrik, heeft ooit hierin bij enkelen van mijn generatie de weg gebaand naar het dieper verstaan der kerkelijke liturgie. Op Goede Vrijdag van het jaar 1919 was ik met hem in de morgendienst van het verrukkelijke achttiendeeuwse Oude-Katholieke schuilkerkje op de Middengracht. Natuurlijk kreeg ik op de terugweg een college, hij zei mij: nu begrijp ik pas goed de liturgie van vandaag. Dit was een mystisch en mytisch versluierde begrafenisdienst...
Bij Bolland waren onbetwistbaar katholieke sentimenten aanwezig - naklanken van zijn katholieke jeugd.
Zo verklaarde hij eens: Ik zou katholiek kunnen zijn, wanneer de opvattingen van Loisy daar getolereerd werden’.
Maar zij werden niet getolereerd! Alexandre Loisy, hoogleraar te Parijs en grondlegger van de moderne kritiek in de exegese, werd in 1908 plechtig geëxcommuniceerd door Paus Pius IX.
Het om de eeuwwende opkomende modernisme volgde Bolland met grote belangstelling. Men kan zich afvragen of de huidige, diepingrijpende crisis in het rooms-katholicisme niet iets is als de onbetaalde rekening die nu gepresenteerd wordt door het in het begin van de eeuw veroordeelde modernisme... De modernisten mogen er prat op gaan de verre wegbereiders te zijn geweest van Vaticanum II. Dus ook in zekere zin Bolland ten onzent. Hij zou anders met iemand als professor Schillebeeckx hebben kunnen praten.
Revelerend over Bollands positie tegenover de godsdienst is volgende anekdote: Na een preek van dominee Wisse die Bolland samen met Hendrik had bijgewoond, stelde Bolland aan Hendrik de vraag: ‘Zeg mij nu eens, jongen, wààr zijn wij geweest? Zijn wij in het licht geweest, in de leerzaal van Zuivere Rede? Hendrik: Neen, professor. - In de duisternis, was het onzin wat die man zei? - Neen, professor. - Waar dan wèl? Zeg het maar jongen... En ik moest antwoorden: in de schemering.
Dat was de sfeer van de godsdienst:
de schemering, het sprookje van de Waarheid. Vandaar ook de spreuk uit de Leerzaal der Zuivere Rede: de ware preek voor vrome gelovigen komt van wijze ongelovigen’.
Hendrik besluit dan ook: ‘Er kan van Bolland uit een weg leiden, die de godsdienst weer herstelt daar waar hij oorspronkelijk is geworteld, in de sfeer van symbool en mysterie. Men kan dan ook met de Leidse Redemeester besluiten dat de ware Leer zich nooit laat vastleggen in een bepaald systeem, dat er in de absolute Waarheid nooit een laatste definitief woord wordt gesproken. Alle Gnosis is maar ten dele. Het ware, het ineffabele woord, het mag, het kan niet gezegd worden. Het Woord, het heilige Woord, het openbaart, het duidt aan, het verhult, het omsluiert tegelijkertijd’.
R. BRULEZ