Als je zo eens nagaat wat we allemaal bijna dagelijks moéten lezen en schrijven, ga je die mensen begrijpen die geen letter meer willen zien, die zich als totaal analfabeten gedragen zohaast ze maar eventjes vrij zijn. Alles wat maar met schrift te maken heeft, doet meteen aan de school denken, of aan het kantoor, of aan het hinderlijk beperkte budget, of aan het loket, of aan de belasting: ‘Laat mij nu om het even wat doen, als ik maar niet moet lezen of schrijven.’
Kijk dan eens naar de kaarters: wat zij doen heeft toch heel wat met schrijven en lezen te maken. Elke speler ‘leest’ het spel dat het toeval hem in de handen heeft gegeven; elke speler ‘schrijft’ door een kaart neer te leggen, en alle spelers ‘lezen’ dan de ‘tekst’ van de gelegde kaarten. Achteraf wordt zelfs aan een soort van ‘tekstkritiek’ gedaan: die koning had je toch niet moeten leggen, hij had geen aas maar dat kon ik niet weten. Kaarters zijn eigenlijk mensen die in groep schrijven en lezen voor hun plezier, maar in een andere taal, die van de 32 of 52 kaarten.
De vraag is dan: of de kaartspelers het niet bij het rechte eind hebben, hun ‘vrije tijd’ aan kaartenteksten te wijden liever dan aan taalteksten. Het is toch zo, we worden zo al genoeg elke dag met woorden op papier lastig gevallen en bedreigd en gekoeioneerd, dat we ons nog met woorden zouden gaan bezighouden in onze vrije tijd.
Wat de eigenzinnige schrijver met de kaarters gemeen heeft, is: dat hij evengoed alle teksten beu is die hij elke dag te verwerken krijgt (en die doorgaans geproduceerd zijn door schrijvers die er wel hun boterham aan verdienen). Maar i.t.t. de kaarters schakelt hij dan niet over op een ander communicatiemiddel, hij houdt het bij de taal.
Maar dan wel met de bedoeling om er nu eens heel àndere teksten mee te maken. Om taal en teksten eens in ongehoorde richtingen om te leiden. Weg van de verleiding, de intimidatie of de terreur van de teksten die allesbehalve de belangen van de consumenten op het oog hebben. Weg van de teksten waar je alleen maar zoveel mag invullen als de stippellijnen lang zijn. Weg van de teksten die ons moeten laten vergeten dat het ons eigen leven is wat we leven. Weg van alle routineteksten die erop berekend zijn ons bewustzijn tot een minimum te beperken. Weg van die honderden teksten per dag die als enige functie hebben ons de dingen te laten kopen die we moeten kopen, die mensen te bewonderen en gehoorzamen die we moeten bewonderen en gehoorzamen, die dingen te geloven die we moeten geloven, die dagdromen en die angsten te koesteren die we moeten koesteren. [Hier moet ik dan tonen welke teksten ik daarmee allemaal op het oog heb; dat daar niet alleen ook een groot aantal ‘vlotte’, ‘ontspannende’ teksten toe behoren, maar evengoed heel wat zeer ‘artistieke’ en ‘cultureel hoogstaande’ - lees: anesthetiserende - teksten. En uitdrukkelijk stellen dat de ‘vrijetijdsbesteder’ er inderdaad veel beter aan doet, een kaartje te leggen, dan teksten te gaan consumeren die niets anders doen dan zijn dagelijkse verdrukking nog eens versterken.]
Voor onze eigenzinnige schrijver in kwestie komt het er dan op aan, teksten ter lectuur aan te bieden die kwalitatief radicaal anders zijn. Tegenteksten die je eens rustig kunt lezen vanuit de nog maximaal haalbare vrijheid. Teksten waarop je je ogen kunt uitwrijven, waarmee je de slaap uit je ogen kan wrijven om daarna weer naar de gewone wereld en naar de gewone teksten te kijken - maar met een scherpere blik.
M.i. komt het er dan hoofdzakelijk op aan, lezers teksten