| |
Ideeen die aan body-building hebben gedaan
Een aforistisch gesprek met Fernand Auwera
Fernand Auwera [Antwerpen, 1929] is een boeiend auteur die een meesterwerk op zijn naam heeft staan [Mathias 't Kofschip, Meulenhoff, Amsterdam 1967] en twee interviewbundels waarin hij peilde naar de macht en de onmacht van het woord, van de literatuur in het algemeen [Schrijven of schieten en Geen daden maar woorden, Standaard uitg. resp. 1969 en 1970]. Zijn uitgesproken eerlijkheid en authenticiteit, zijn persoonlijke visie op literaire aangelegenheden leken mij redenen genoeg om met hem een gesprek te hebben over een genre dat ‘ter discussie’ staat.
GDL: Beschouw jij het aforisme als een volwaardig literair genre?
FA: Die vraag komt erop neer dat ik moet definiëren wat literatuur is, en wat niet. Nog afgezien van het feit dat ik een gruwelijke hekel heb aan alle definities - dat dateert nog van uit de tijd dat ik worstelde met bepalingen uit meetkunde en algebra en natuurkunde op school - vind ik dat elke definitie een vernauwende werking heeft. En precies als het over literatuur gaat zou ik dat erg spijtig vinden, want literatuur kan je nu eenmaal niet zo strak afgrenzen als een voetbalterrein.
Ik zou dus kunnen antwoorden dat ik geen wel en niet-literaire genres ken. Of iets wel of niet als literatuur kan beschouwd worden hangt enkel af van de kwaliteit of van een zekere kwaliteit, die een bepaald werk al of niet bezit en die ik moeilijk kan definiëren. Kun jij een precieze definitie geven van wat bij voorbeeld persoonlijkheid is? Sommige mensen hebben het, anderen niet. Het heeft niks te maken met hun verschijning, met hun innerlijke cultuur, met hun geestigheid, zelfs niet met hun intelligentie want ik ken veel mensen met een krachtige persoonlijkheid die in wat ze te vertellen hebben niet om aan te horen zijn. Wat is charme? De ene vrouw heeft het, de andere niet, en het heeft niets met schoonheid te maken. Wat is de présence die de ene acteur op de scène heeft en de
| |
| |
andere niet? Het zijn dingen, net als literatuur, die je niet kunt definiëren maar die onloochenbaar bestààn en onmiddellijk opvallen.
Een goed kinderboek kan literatuur zijn, de hele wereldliteratuur wemelt van voorbeelden, Lewis Carroll, Defoe, dichter bij ons kun je denken aan Tonke Dragt en Miep Diekmann om zomaar twee namen te noemen, maar dat wil nog niet zeggen dat het gezwadder dat bijvoorbeeld in de Vlaamse Filmkes verschijnt of de voor kinderen bedoelde boekjes van Julien van Remoortere ook literatuur zijn.
Een goede reportage kan beslist literatuur zijn, lees er maar enkele recente boeken of artikels van Norman Mailer op na, of een werk als In Cold Blood van Truman Capote, of reisverhalen, om nog maar eens enkele Nederlanders te noemen, van Cees Nooteboom of Kossmann, maar dat wil nog niet zeggen dat de reportages van een zekere Bernard Henry literatuur zijn. Een liedjestekst kan literatuur zijn, dat bewijzen Dylan, Lennon, Ferré en Cohen, maar daarom zijn Miel Cools of Will Tura - om de vergelijking niet al te karikaturaal te maken - nog geen dichters. Een thriller kan literatuur zijn, Raymond Chandler is er om dat te bewijzen, maar het meeste van wat je als thriller leest, is het heus niet.
Misschien kan zelfs een interview literatuur zijn, maar dat wil nog niet zeggen dat het wederzijds gerochel wat iemand als Raymond Stuyck publiceert literatuur is...
Bovendien is het duidelijk dat wat gewoonlijk tot de literatuur wordt gerekend er ook niet altijd bij hoort. Waarom zou dus een echt goed aforisme geen literatuur kunnen zijn? Vele haikoe's bijvoorbeeld zweven ergens tussen gedicht en aforisme in en zijn beslist literatuur... En toch aarzel ik, zelfs terwijl ik dit zeg, om je vraag zo maar klakkeloos met ‘het kan, ja’ te beantwoorden. Een opmerkelijk, interessant, schokkend, zelfs wereldschokkend idee kan erg interessant zijn, maar het is daarom nog geen literatuur. Het is denkwerk, gevolgd door geduldig slijp- en polijstwerk. Knutselwerk zou je zelfs kunnen zeggen. Ik heb daar al te dikwijls over gepiekerd en uiteindelijk denk ik momenteel iets in deze richting: een aforisme kan literatuur zijn als het echt een aforisme is. En een echt aforisme is minder de formulering van een waarheid dan het scheppen van een waarheid door de flitsende formulering.
GDL: Ik twijfel evenzeer als jij aan het nut van definities en beperkingen binnen de literatuur, temeer omdat meer en meer de verschillende literaire genres in één werkstuk door mekaar worden gebruikt. Omwille van de manier waarop het aforisme door sommige critici en zelfs ernstig op te nemen literatoren behandeld wordt, kan ik evenwel onmogelijk de verdediging ervan op mij nemen zonder dat we eerst de begrippen als aforisme, boutade en aanverwanten duidelijk stellen, precies omdat heel wat negatieve opmerkingen het rechtstreekse gevolg zijn van verwarring en onbegrip.
Daarom wou ik in de eerste plaats van jou weten of je het aforisme ernstig opneemt of dat je het - zoals vele anderen - een ràndverschijnsel vindt, iets dat er wel van ver bijhoort, maar toch niet echt geïntegreerd mag worden, of althans niet op gelijke voet mag behandeld worden met de grote broers poëzie en roman.
Mijn vraag is dus: mag het zijn - al dan niet bescheiden - plaatsje hebben of niet?
FA: Zeker. Ik heb trouwens bezwaren tegen het woord
| |
| |
randverschijnsel. Tot nog toe heeft men literauur te veel afgegrensd. Buiten kortverhaal, roman of gedicht bestond er geen literatuur. Dat is een typisch 18e-eeuwse manier van redeneren die nergens op steunt, tenzij op verouderde standpunten. De kracht moet vooral in de vorm zitten, de vorm moet wezenlijk deel uitmaken van de inhoud, dat is ook een cliché, o.k., maar clichés kunnen even waar zijn als originele denkbeelden.
Je kunt natuurlijk over iets schrijven dat je frappeert ter wille van het verschijnsel zélf. Neem de maanlandingen, je kan daar een reportage over lezen omdat het je interesseert, en hérlezen om bepaalde details duidelijk in je op te nemen, maar dat maakt van dat artikel nog geen literatuur. Als Norman Mailer echter daarover schrijft, dan wordt het anders, die landt a.h.w. op een andere maan. Die weet er dingen bij te creëren die het tot méér maken dan een gewone reportage. Waarin zit hem dat? Wat is dat ondefinieerbare dat iets tot literatuur maakt?
Ook de omvang is volkomen irrelevant, de twee regels van een aforisme kunnen inderdaad meer vertellen of een grotere wereld openen dan een dikke turf van een roman. Die hoeveelheid laten doorwegen is alleen een blijk van de kruideniersmentaliteit die de meeste auteurs of z.g. cultuurdragers bij ons nog altijd kenmerkt.
GDL: In Dietsche Warande & Belfort van april 1971 schreef je: ‘Wie aforismen leest van bij voorbeeld Oscar Wilde heeft de indruk met een groot auteur geconfronteerd te worden. Dat kan kloppen. Wie aforismen leest van Sacha Guitry heeft dezelfde indruk. En dat klopt niet. Met literatuur hebben ze dus uiteindelijk weinig te maken’.
Ik ben het daarmee niet eens. Ten eerste zijn de pittige gezegden uit de toneelstukken en geschriften van Guitry eerder boutades en geestige of snedige opmerkingen dan aforismen, ten tweede: wanneer de aforismen van een auteur écht goed zijn is hij een goed auteur, want een slecht schrijver kan zulks niet.
Daarenboven heeft iedere goede auteur ook het recht minder goede dingen te schrijven.
FA: Wat ik in Dietsche Warande & Belfort schreef kan dus kloppen met wat ik op je eerste vraag heb geantwoord. Iemand als La Rochefoucauld, om nu maar meteen de god van de aforisten te noemen, is een groot auteur enkel en alleen op kracht van zijn aforismen. Een groot of een goed auteur zal er waarschijnelijk wel, als hij die behoefte voelt, in slagen goede aforismen te schrijven, maar iemand die goede aforismen schrijft is daarom nog geen goed auteur. Alles hangt ervan af wat je precies onder een aforisme verstaat. Met mijn omschrijving wordt geïmpliceerd dat een goed aforismenschrijver niet anders dan een echte kunstenaar of auteur kan zijn, maar is iedereen akkoord met mijn omschrijving?
In de jongste editie van Van Dale [in de vorige edities stond het woord aforisme niet vermeld...] staat: Korte, pittige spreuk; op zichzelf staande sententie, die geen deel uitmaakt van een bepaald denksysteem, maar wel karakteristiek is voor een bepaalde gedachtengang of geesteshouding. W.H. Auden zegt: An aphorism must convince every reader that it is either universally true or true for every member of the class to which it refers, irrespective of the reader's conviction. Hij zegt ook nog: Aphorisms are essentially an aristocratic genre of writing... the aphorist does not argue or explain, he asserts; and implicit in his assertion is a conviction that he is wiser or more intelligent than his readers. C. Buddingh' spreekt van een
| |
| |
korte, puntige levenswijsheid, zegt dat de beste aforismen in elk geval die zijn waarvan men niet weet of men er om lachen of om huilen moet, wat dus een andere manier is om te zeggen dat ze humoristisch moeten zijn.
En als ik het woord aforisme gebruik dan denk ik daarbij ook altijd aan iets dat een humoristische toon heeft. In elk geval, of je nu de verzameling van Buddingh' neemt, die in zijn inleiding almaardoor over aforismen spreekt, maar zijn boek Citatenomnibus noemt, of jouw verzamelingen of om het even welke andere bundel, dan merk ik dat geen enkele samensteller een zuivere definitie heeft of, als hij wel iets in die richting formuleert, erin slaagt zich in zijn keuze aan die eigen definitie te houden.
GDL: Hier werken de bestaande citatenboeken natuurlijk misleidend: zij bevatten heel wat citaten die nogal wat kenmerken van een zuiver aforisme inhouden en daarnaast boutades, bon-mots, uitspraken en échte aforismen, die inderdaad niet steeds het omvangrijkste deel van het boek uitmaken.
Aansluitend hierbij dienen we eveneens te noteren dat de boekjes die als een aforismenbundel worden gepresenteerd vaak ook een groot procent aan plezierige definities, snedige zinnen, grappen e.d. bevatten. Zelfs onze aforistische grootmeester, Julien de Valckenaere, die dan toch met kop en schouder boven iedereen uitsteekt, ontsnapte daar niet aan. Ook niet alle dichtbundels staan vol poëzie... Een werkelijke, zuivere aforismen-bloemlezing, zonder citaten of boutades, bestaat niet.
FA: Jij situeerde het aforisme in een interview eens in het midden van de driehoek met als top poëzie, basishoeken wijsbegeerte en cabaret, dat vond ik heel mooi en daarmee kan ik het helemaal eens zijn.
GDL: Een deel van de negatieve houding t.o.v. het aforisme is juist te wijten aan het feit dat men de filosofische aforismen, die doorgaans aan de saaie en onverteerbare kant zijn, met de andere verwart...
FA: Toch huiver ik nog steeds bij de definitie van iets, de stelregels, de wijsheden. We hebben die vroeger allemaal op ons hoofd gekregen en ze bleken ook hoofdzakelijk bedrog te zijn.
GDL: Wij zitten hier aforismen te definiëren, terwijl het aforisme, paradoxaal genoeg, in de eerste plaats stelregels, definities en spreekwoorden systematisch bekritiseert, afbreekt en op hun kop zet...
FA: Een aforisme hoeft trouwens niet waar te zijn, het moet vooral relativeren, het moet een schijnwaarheid creëren door de formulering, zó dat je er bij de eerste lectuur regelrecht intrapt en pas bij herlezen bemerkt dat er meer achtersteekt, het wordt dan de motor die je tot nadenken aanzet...
GDL: Vermits het goede aforisme enerzijds de resultante is van gedachten en ervaring [= de ongepubliceerde context] die, in één zin gebald, op haar beurt aanleiding geeft tot verder denkwerk bij de lezer, kan je die beide denkactiviteiten visueel voorstellen als twee kruisende lijnen die twee stralenbundels vormen met het aforisme als convergentiepunt. De boutade, hoewel meestal een vondst zonder meer, kan ook wel het snijpunt zijn van diverse gedachten bij de schepper ervan, maar bij dat snijpunt eindigt het ook, bij de lezer wordt het voltooid met een lach[je] of een
| |
| |
glimlach. Vermits ze allebei humor bevatten om goed te zijn, zou je het aforisme met de humor van Chaplin kunnen vergelijken, en de boutade of grappige opmerking met de grollen van Laurel en Hardy.
FA: Nu komen we tot een vergelijk: het denkwerk waarmee een aforisme zich voortzet in het brein van zijn lezer, is iets wat kenmerkend is voor alle goede literatuur...
Maar ik kom nog even terug op het laatste gedeelte van je vraag: volgens mij heeft geen enkel auteur het recht ook minder goed werk te schrijven. Alleen: het kan niet anders. Geen enkel dokter heeft het recht af en toe een patiënt de dood in te spuiten, en geen enkel verhuizer heeft het recht af en toe een kast van de trap te laten donderen, maar het is een risico dat moet ingecalculeerd worden, waaraan niet te ontsnappen valt. Het is een fout waarvoor begrip kan opgebracht worden, maar het is géén recht.
GDL: We hebben het aforisme misschien reeds gesitueerd, maar toch bestaan er nog kwaliteiten die we in de meeste [goede aforismen althans] terugvinden.
FA: Er moet elektriciteit in zitten, het moet een schok geven.
Misschien is het gemakkelijker te zeggen wat het volgens mij niet mag zijn. Het moet geen wijsheid bevatten, in de zin van een levensregel, een goede raad. Het mag natuurlijk, maar het is niet belangrijk. Gewoonlijk zit er wel een wijsheid in, is het aforisme uit wijsheid gevormd, zoals een beeld uit klei. Maar de wijsheid is niet meer dan de klei - de beeldhouwer kan er een groot werk mee maken, een aangrijpende vorm, of hij kan er een kitscherig onding mee fabriceren. Als ik een wijsheid hoor verkondigen dan is mijn reactie: verdomme, ik wou dat ik dat bedacht had.
GDL: Er bestaat een Amerikaanse citatenbloemlezing waarvan ik alleen de titel ken: I Wish I Said That...
FA: Dàt is het onderscheid, want als ik een goed aforisme lees dan is mijn reactie: verdomme, ik wou dat ik dat gezegd [geformuleerd] had. Aforismen, zou je ook kunnen zeggen, zijn de wijsheden van eendagsvliegen...
GDL: Maar: ‘Sommige ééndagsvliegen leiden een merkwaardig lang leven’, aldus C. Buddingh' in Verveling bestaat niet [De Bezige Bij, Amsterdam 1972].
FA: Een aforisme beleert niet, stelt geen absolute waarden en waarheden vast, maar relativeert eerder. Tenslotte zou ik ook nog zeggen dat een goed aforisme, een aforisme dus met literaire aspiraties, precies zoals elk ander literair werk niet zozeer moet poneren maar aanduiden, zoeken [door een relativerende wijsheid kan dat], niet moet definiëren, maar precies door wat het verzwijgt meer moet suggereren dan wat er staat, net als bij poëzie, of in één woord, dat een goed aforisme ook nog wat speelruimte voor de verbeelding moet laten.
GDL: Jij schreef ooit - eveneens in Dietsche Warande & Belfort - dat het aforisme een idee is dat aan body-building heeft gedaan. Het lijkt altijd indrukwekkender dan het in feite is. Ook hiermee ben ik het niet eens: goede aforismen worden beter bij het herlezen, lijken precies bij een eerste contact eenvoudiger dan ze werkelijk zijn. Het is net als bij poëzie: de woorden scheppen een wereld die groter is dan er voor een nuchtere lezer staat.
| |
| |
FA: Ik wil mijn definitie toch nog even verdedigen: een goed aforisme werkt altijd met een schok-effect. Je leest het en je denkt, beduusd, verdomme, dat is het, zo is het en niet anders. En je herleest het, of je denkt erover na, en dan ontdek je de ingebouwde glimlach, ze relativeren wat ze eerst zegden.
Ik heb het in een bespreking van jouw aforismenbundel Paren en onparen zo gezegd: een aforisme is een waarheid als een koe... in het midden van de stad. Wat staat die koe daar te doen? Een aforisme lijkt een enorme levenswijsheid, waarheid te verkondigen, maar in feite is het slechts een verrekt handige of geestige manier om allerlei z.g. waarheden en wijsheden op losse schroeven te zetten, om vragen op te roepen, iemand te laten twijfelen. Dat bedoelde ik met ‘een idee dat aan body-building heeft gedaan’: het lijkt sterk [= absoluut], maar in de meeste gevallen is het helemaal niet zo sterk als het eruitziet [= relativerend]. Het is wel slim. [Er zijn waarschijnlijk slimme body-builders ook, al zullen die nog wel zeldzamer zijn dan goede aforismen.]
In Dietsche Warande & Belfort kwam mijn houding t.o.v. het aforisme misschien negatief over, maar dat was niet mijn bedoeling.
GDL: Akkoord. Ik voel mij echter een beetje de advocaat van het aforisme en daarom was ik erg op mijn hoede en achterdochtig. Vermits ik het volkomen eens met je ben zou ik, als advocaat, kunnen zeggen: geen verdere vragen meer, maar ik heb er nog twee: Wat denk jij van een citaat dat alle kenmerken van een aforisme inhoudt? Mogen we dat het etiket ‘aforisme’ meegeven?
FA: Waarom niet? Als het aan zowat alle kenmerken voldoet die ik het heb gegeven, dan mag het zich voor mij rustig aforisme noemen. Of de auteur nu al of niet de bedoeling had een aforisme te schrijven is volkomen irrelevant. Er wordt meer poëzie gezegd en geschreven door mensen zonder literaire ambities dan door levensgrote dichters. En dat het aforisme geen context heeft, zoals jij vroeger eens beweerde, is heel dikwijls slechts schijnbaar zo. C. Buddingh' wees er al op dat La Rochefoucauld zijn aforismen ontwierp van een centrale grondgedachte uit.
GDL: Hoe zou het komen dat het aforisme ‘ten onzent’ zo weinig gewaardeerd wordt?
FA: Ik geloof dat er drie redenen zijn. Als een aforisme literatuur kan zijn, dan wordt het hier zo weinig gewaardeerd omdat hier zo weinig waardering voor literatuur, voor goede literatuur althans, wordt opgebracht. Want men publiceert soms wel cijfers die moeten bewijzen dat Vlamingen steeds meer lezen, en dat kan ik best geloven als je merkt wat de televisie geeft, maar uit die cijfers blijkt niet wat men leest, en dat is, daar maak ik me geen illusies over, bij de beesten af.
De tweede reden is, volgens mij altijd, een kwestie van taalbeheersing. Omdat het aforisme leeft op de volmaakte, beknopte formulering, taal is, kan enkel iemand die de taal virtuoos bespeelt goede aforismen schrijven en waarderen. Daar komt nog bij dat ik de indruk heb dat het Nederlands niet zo bijzonder geschikt is voor dit genre. In het Frans en vooral in het Engels kan men de dingen veel bondiger en pittiger formuleren dan in het Nederlands. Het valt me bij voorbeeld op dat de Engelse vertaling van een Nederlandse tekst een flink aantal regels korter is. Dat vind ik precies ook de grote charme
| |
| |
van het Engels. Frans is een taal waarmee kan gespeeld worden. Nu zul je misschien zeggen dat het Duits nog zwaarder en ingewikkelder is dan het Nederlands en er toch grote Duitse aforisten waren of zijn, maar er zullen ook in Duitsland wel altijd uitzonderingen zijn die de regel bevestigen...
GDL: Het aforisme is in Duitsland erg populair en wordt ook druk beoefend, paradoxaal genoeg voor een land waar de korte inleidingen gewoonlijk een boekdeel in beslag nemen. Misschien is het een erfenis van Goethe, of Schiller, de dood-geciteerden, ik weet het niet, alleszins heb je een paar steengoede aforisten als: Helmut Arntzen, Arnfrid Astel, Sigmund Graf, Hans Kasper en is er de grote aforismenvertaler Karl Dedecius die Stanislaw Jerzy Lec, Wieslaw Brudzinski, Brana Crncevic en vele andere Poolse aforisten in het Westen introduceerde. Maar je had nog een derde reden?
FA: Ja, wij hebben te weinig zin voor humor om een goed aforisme te kunnen waarderen. Wij zijn te plechtig, te ernstig, kunnen het niet hebben dat er met wat wij grote waarden veronderstellen te zijn wordt gespot. Wij vinden dat kinderachtig, mijnheer. Wij zijn mensen die het ernstig voorhebben, die weten wat er in de wereld te koop is, en wat er de prijs van is. Wij zijn in essentie een volk van winkeliers, van schoenmakers en kruideniers. Je moet ook veel zelfvertrouwen hebben om te kunnen lachen met die dingen, en dat missen wij ook.
GDL: En toch is er, vanwege het lezerspubliek dan, de laatste jaren een zekere herwaardering.
FA: Het wint aan prestige, zeker, sommige van de argumenten die ik eerder vernoemde zwakken af of je kunt ze gewoon omdraaien en dan heb je meteen de reden waarom...
GDL: Jij hebt het vooral over het publiek, maar het aforisme ondervindt vooral onbegrip van z.g. elite-lezers, zoals auteurs [die toevallig géén aforismen - kunnen? - schrijven], critici [die ook dààrvan geen kaas hebben gegeten], literatuurhistorici [die toch wel beter zouden moeten weten, maar die in hun overzichten het aforisme zelden vermelden; in welk overzicht gaat er eindelijk eens plaats zijn voor Julien de Valckenaere?].
FA: Dat komt omdat de meeste Vlaamse auteurs, zoals ik het al eerder stelde, de mentaliteit hebben van kruideniers. In die literaire overzichten mis ik ook de goede jeugdauteurs, schrijvers van reisverhalen, van reportages, polemisten...
GDL: Cursiefjesschrijvers...
FA: Je ziet dat het aforisme niet alleen staat als slachtoffer van die benauwde en benauwende mentaliteit.
GDL: Dat te weten is misschien een troost. Als je alleen staat, voel je je erg wankel.
Gerd DE LEY
|
|