Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Stem. Jaargang 1 (1946)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Stem. Jaargang 1
Afbeelding van De Nieuwe Stem. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Stem. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Stem. Jaargang 1

(1946)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

[Nummer 1]

Aan de lezers

Toen de redactie tijdens de bezetting plannen beraamde voor dit nieuwe tijdschrift, koesterde zij de verwachting dat het onmiddellijk na de bevrijding van ons land zou kunnen verschijnen. Die hoop is ijdel gebleken. Meer dan een zomer lang zijn wij tengevolge van de nog aanhoudende papierschaarste verstoken gebleven van culturele, politieke en letterkundige tijdschriften. Men kan het als een symbool opvatten, hoe ons volk, weer vrijgeworden, ook in geestelijk opzicht zijn weg op den tast weer moet vinden.

Nu wij in het najaar de Nieuwe Stem aan de lezers voorstellen, zijn wij sinds de bevrijding reeds menige ervaring rijker, maar ook menige illusie armer. De zucht van verlichting waarmede wij herademden na de ontzettende geestelijke en materiële druk waar wij zovele jaren onder gebukt zijn gegaan, de juichtoon waarmede wij de opheffing begroetten van de mensonterende vernedering die wij dagelijks als volk zogoed als elk persoonlijk in de slavernij van den Duitsen bezetter hadden te verduren, zij hebben reeds lang weer plaats gemaakt voor andere gevoelens. Want wel zijn wij, daarin voorgegaan door een regering die zich met hart en ziel geeft aan haar schier bovenmenselijke taak, ook thans bezield door de gedachte van de wederopbouw en van de vernieuwing onzer samenleving, waarvan wij nog altijd, trots de welhaast onoverkomelijke moeilijkheden en de onuitroeibare gebreken van den mens, een gemeenschap hopen te helpen maken, althans op zijn minst maken willen, maar de stemming waarin wij thans verkeren, kan, als wij onze werkelijkheidszin behouden er geen van juichen en hooggespannen verwachtingen zijn. Achter ons ligt een totale oorlog, die is afgesloten met een explosie waarover de wereld nog dagelijks haar verbijstering uit: de atoombom. De vrede is niet als in onze vroegere zachtmoedige voorstellingen als een engel op aarde gedaald, hij is in het verre Oosten tot stand gebracht met een schok waarvan de menscheid nog niet is bekomen en die doortrilt tot in al onze gedachten over de toekomst. Achter ons ligt de verschrikking van een verdelgingsregime, dat culmineerde in de gaskamer, voor ons ligt een toekomst gespannen door de dreiging van het wantrouwen der wereldmachten, waarvan men zich nu heeft af te vragen hoeveel of hoe weinig tussen hen nog over is

[pagina 2]
[p. 2]

van de geest van bondgenootschap waarmede de vijand der mensheid is ten val gebracht.

Wat hiertegenover staat, het is te weinig, gezien bij dit alles beheersende wereldprobleem. Ook in ons land zijn er vele verschijnselen van matheid, reactie en slapheid, die de bevrijdingsvreugde temperen, maar wij mogen niet vergeten dat het tempo van herstel dat in ons land is bereikt in vele opzichten gunstig en bewonderenswaardig afsteekt bij dat in andere landen. Wat wij, als woordvoerders van diegenen die het geloof in de potentiële waarde van den mens blijven hooghouden, tegenover de talrijke ontmoedigende verschijnselen naar voren willen brengen, het is in de hier volgende inleiding ontvouwd, die wij, omdat in de strekking ervan door geen omstandigheid iets veranderd kan worden, ongewijzigd laten volgen zoals zij in het zicht der bevrijding destijds geschreven werd.

 

De grootste van alle oorlogen is beëindigd. De overweldiger is verslagen en heeft Nederland verlaten. Wij ademen weer vrij, zij het in een zwaar gehavende wereld. Het publieke leven, dat onder de verdrukking tot kleine kringen was ingekrompen, komt uit zijn schuilhoeken naar buiten. Wij mogen weer hardop denken en onze gedachten uiten, zonder dat propaganda ons overschreeuwt en censuur ons de mond snoert.

Van deze, ondanks de last van een nog te nabij verleden, verheugende toestand is het tijdschrift, waarvoor wij Uw aandacht vragen, uitvloeisel en wil het een bevestiging zijn. Nooit is de crisis onzer beschaving ernstiger, de terugval in het voorgoed overwonnen gewaande dieper geweest dan in de afgelopen jaren. Zo ooit, dan schijnt er nu wel aanleiding te zijn om het pessimisme, dat reeds na de eerste wereldoorlog de ondergang van de beschaving voorspelde, au sérieux te nemen. Dit onvruchtbare pessimisme wijzen wij af, omdat wij overtuigd zijn dat het geloof in positieve waarden en tendenties der beschaving aan het wezen van den mens inhaerent is en hem tot een blijvend streven naar de verwezenlijking daarvan verplicht.

Uit deze positieve geestesgesteldheid putten wij de moed, om juist nu aan de arbeid te gaan en de vraagstukken van wetenschap en kunst, samenleving en wereldbeschouwing in al hun verscheidenheid aan de orde te stellen, te belichten en vooral te doen belichten

[pagina 3]
[p. 3]

door wie daartoe bevoegd zijn. Echter zullen wij, zonder de veelheid der verschijnselen te veronachtzamen, er naar streven, niet enkel refererend werk te doen: de onderwerpen waaraan wij een plaats zullen geven dienen steeds een bijdrage tot herstel en vernieuwing onzer beschaving te zijn. Dit is de taak, die wij als overlevenden van een niets ontziende vernieling dankbaar en geestdriftig aanvaarden en die wij tevens voelen als een ereschuld tegenover allen, die met ons de strijd voor hogere waarden wilden voeren, maar voor de bevrijding ten offer zijn gevallen aan waanzin en geweld.

De naam die wij aan ons tijdschrift gegeven hebben: De Nieuwe Stem symboliseert de geest waarin wij ons het herstel en de vernieuwing denken. De stem der menselijkheid verstaan wij daaronder, in de ruime zin van begrip voor de rijkdom van het mensenleven, voor zijn mogelijkheden en belemmeringen, zijn moeiten en triomfen en in die van bereidheid tot het bevorderen van zijn volledige ontplooiing. Nieuw is deze stem, omdat de tijd een herziening eist zo niet van de geest dan toch van de toon en de houding waarmede de humanistische bezieling tot uiting moet komen. Tegelijk herinnert de naam opzettelijk aan de Stem, die voortgekomen uit de vorige oorlog onder Dirk Costers leiding in de afgelopen decenniën de tolk der humanistische traditie is geweest. Maar juist omdat wij ons bewust zijn van de diepe insnijding door de oorlog teweeggebracht, beseffen we dat de Nieuwe Stem vooral meer moet wezen dan een boven de realiteiten zwevend, in de ijlte verklinkend geluid, en dat wij meer dan ooit bedacht dienen te zijn op voeling houden met die realiteiten. Het idealisme van humanistische inspiratie mag niet opnieuw tot machteloosheid gedoemd blijken. Ook mag het niet, als in vroeger tijden, zich beperken tot een kring van bevoorrechten; ter wille van dat wezenlijk onderscheid zouden we van sociaal humanisme willen spreken. En juist dit sociaal gericht humanisme zal concreet moeten zijn, d.w.z. stelling nemen in de vragen van den dag. Zo zullen de groeiende sociale en economische orde in de wereld, de waarborgen tegen nieuwe evenwichtsverstoring en overweldiging, de vrije ontplooiing van enkeling en gemeenschap met dezelfde aandacht moeten worden gevolgd en bevorderd als waarmee de enkele wraakzucht, die zich in de plaats van recht en gerechtig-

[pagina 4]
[p. 4]

heid zou willen stellen, en de reactie die zal trachten van de nalatenschap der onderdrukking te profiteren, dienen te worden bestreden.

Al zullen nu onze belichting en onze kritiek geen onbewogen schilderen van voor en tegen zonder gegronde keuze zijn, zo wil dit niet zeggen, dat wij ons aan enige bepaalde wereldbeschouwelijke groepering of politieke formatie onderschikken. Integendeel achten wij het onze taak in volstrekte onafhankelijkheid van leuzen en groepen na te streven wat recht is. Juist deze houding achten wij voor vrij denkende intellectuelen en kunstenaars de ware: zich een onafhankelijk oordeel te vormen en op grond daarvan daadwerkelijk de gemeenschap te dienen. Aan de zaak der beschaving zal hun werk ten goede komen in de mate waarin het gedragen wordt door een toewijding en gehechtheid, die individualistische afzijdigheid en eigengereidheid uitsluiten.

Inmiddels zullen naast de vraagstukken der samenleving, wetenschap en kunst niet verwaarloosd worden. Hoezeer ook van sociale factoren afhankelijk hebben deze gebieden toch een eigen structuur en een innerlijke continuïteit. Ze dienen daarom een eigen plaats in ons tijdschrift in te nemen. Op het gebied der wetenschap zullen ontdekkingen en denkbeelden van meer algemene strekking en betekenis worden gesignaleerd, inzonderheid wanneer ze de aanleiding worden tot wijsgerige stromingen, die de cultuur in haar geheel beïnvloeden. Wat de kunst betreft, zullen wij ons openstellen voor alle uitingen van een sterk en vrij schoonheidsstreven, en onbevooroordeeld de uitingen van een nieuw vormbesef tegemoettreden en inzonderheid de kansen van een jongere generatie om zich uit te spreken bevorderen. Tot onze critische taak rekenen we ook de bestrijding van de hand over hand toenemende verwording van de taal en de vervaging van uitdrukkingswijze, die zich in nagenoeg alle publiciteit, met name in journalistiek en essayisme voordoen.

Uiteraard geldt onze arbeid in de eerste plaats de geestelijke wederopbouw van ons vaderland. Ons volk is geschonden, maar niet gebroken uit de verdrukking te voorschijn gekomen. Het is zich van eigen aard meer bewust geworden en heeft het gewicht van zijn rol in de wereld beter leren begrijpen. Die rol zal het voortaan niet kunnen vervullen zonder intensief deel te nemen aan de

[pagina 5]
[p. 5]

grotere verbanden, die bezig zijn te groeien. Daarom zal onze blik beurtelings naar binnen en naar buiten gekeerd moeten zijn, nu eens meer zich richtend op de uitingen en de problemen van eigen vaderlands leven, dan weer op de betekenis en functie daarvan binnen het verband van Europa en de overige wereld. En zoals in ruimtelijk opzicht Nederland onze werkelijke en geestelijke woning is, maar met open vensters naar alle kanten, zo zullen we ook naar de tijd ons niet beperken tot het onmiddellijke heden en de naaste toekomst, maar ook over het verleden bijdragen aanvaarden die licht kunnen werpen op vraagstukken die nu aan de orde zijn. Een oude beschaving als de onze vernieuwt zich alleen door telkens terug te gaan tot de bronnen in het verleden die haar voeden en de ervaring der laatste jaren zal ons ervoor doen waken, dat de rijkdommen ener historische cultuur niet opnieuw worden verduisterd door holle nieuwlichterij. Dat we juist hierom niet reactionnair gezind zijn - de vernieuwers van het nu afgesloten intermezzo waren dat wel - maar progressief, spreekt na het bovenstaande vanzelf. De door de oorlog onderbroken continuïteit moet worden hersteld. Anderzijds behoort ook de onderbreking der continuïteit, die de oorlog was, tot de historie en heeft zij als zodanig een functie in die continuïteit. Uit het verkeerde in het verleden voortgekomen, heeft reeds de oorlog zelf de ogen ook van hen die daarvoor blind waren geopend en de eis van behoud der continuïteit onverbrekelijk verbonden met die van een zowel maatschappelijke en politieke als geestelijke en culturele vernieuwing.

Ook ten aanzien van de overzeese gebiedsdelen willen wij de vernieuwing, die zich daar thans zoo dramatisch voltrekt, in de zin van menselijkheid, verantwoordelijkheid en rechtvaardigheid onder de ogen zien.

Tot de vernieuwing van ons volk wil het tijdschrift een der bijdragen leveren waarop het vaderland krachtens zijn beste tradities en zijn herwonnen vrijheid recht heeft.

Redactie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken