Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Stem. Jaargang 1 (1946)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Stem. Jaargang 1
Afbeelding van De Nieuwe Stem. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Stem. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Stem. Jaargang 1

(1946)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 6]
[p. 6]

Verzen
door
P. GeylGa naar voetnoot1)

 
O Vrijheid!... Als een dier, dat rukt en werkt
 
om uit de hand die 't vasthoudt los te wringen,
 
(ligt het straks stil, nog wordt zijn nood gemerkt
 
aan 't bonzend hart en 't flikkrend oogverspringen):
 
zo wij, in 't prikkeldraad hier ingeperkt.
 
Wat baat opstandigheid! Maar 't is met zingen,
 
wijsheid of lach, vergeefs de ziel gesterkt
 
tegen het sluipen der herinneringen.
 
 
 
Wij zijn de jachtbuit van een Grote Jager.
 
Als God zelf onverschillig schrijdt hij voort.
 
Of zijn wij medespelers, naar wier woord
 
de eeuwen luistren? Is 't Geweld toch lager?
 
Ik weet het niet. Ik weet één ding: ik mis
 
't geluk dat in haar warme omhelzing is.
 
20.10.40
 
 
 
'k Heb in geschiedenis mij thuis gevonden.
 
Oorlog, verraad, moord, kerker en schavot,
 
't was mij volmaakt vertrouwd, en ik schreef vlot
 
van stumperds die hun tijd niet meer verstonden,
 
van ballingen die enkel mokken konden,
 
of hópen - tot hun vijand's koele spot.
 
Mij boeide nooit zozeer 't persoonlijk lot,
 
als hoe tijddraden zich vervlochten en ontwonden.
 
 
 
In dat groot weefsel zich een steek te weten,
 
is troostrijk. 't Eigen ongeval wordt klein,
 
wanneer men met die wereldmaat gaat meten.
 
Bewondering doet angst en pijn vergeten.
 
Hoe groots 't patroon, hoe zeker dat de lijn
 
die neergaat, straks weer rijzende zal zijn.
 
16/17.12.40
[pagina 7]
[p. 7]
 
Praat wat gij wilt, - ik weet hoe op dit uur
 
het groene land rond Utrecht ligt te zonnen.
 
't Oud huis droomt vredig; éen bemoste muur
 
in schaûw van bruine beuk; zilver geronnen
 
vloeit koel en vol de Vecht. Waar werd natuur
 
tot teerder schoonheid door de mensch verwonnen?
 
't Wordt laat; de Westerhemel staat in vuur;
 
wij keren thuis, gelaafd aan milde bronnen.
 
 
 
En o ik weet, hoe na zo'n dag de nacht
 
gloeit met zijn eigen zon. 'k Weet wat een kracht
 
fris door 't vermoeide lijf stroomt. En hoe zacht
 
is dan gedeelde erinn'ring, zij aan zij...
 
- Waan! Waan der zelfzucht. Bij dit wereldtij
 
koerst ge op geluk?! - Maar 't reedloos hart denkt: vrij...
 
4.6.41
 
 
 
‘'k Vrees Rusland niet. 'k Tart u, Napoleon.
 
Blind joegt ge uw noodlot in. Maar ìk ben ziende.
 
Uw ondergang was wat uw waan verdiende,
 
maar ìk heb goed berekend eer 'k begon.’ -
 
De Keizer knarsetandt tot zijn bevriende
 
geesten (als hij verstoken van de zon):
 
‘Dit is mijn wreedste smaad, dat mij verwon
 
die huilebalk, die bij gevaar steeds griende.’
 
 
 
Maar na een wijl dringt tot zijn diepte door,
 
hoe fel 't ook tegen 's anders legers vroor.
 
Hij lacht: ‘De kerel volgt mijn oude spoor.
 
Alleen zag hij toch Moskou slechts van buiten.’ -
 
Hel! uw gewelf zal straks pas recht gaan tuiten,
 
als die twee kibblen wie het ergst verloor...
 
21/22.12.41
[pagina 8]
[p. 8]
 
Achilles in de onderwereld
 
 
 
‘Moet ik u, vriend Odusseus, hier ontvangen?
 
Voorheen!... gij weet hoe 'k de gewenste gast
 
maaltijd en wijn bereidde als helden past.
 
Leven mijn daden nog bij lier en zangen?
 
Wie heeft Briseïs' natbeschreide wangen
 
weer drooggekust? Mij ontviel alles. Tast:
 
ik ben een schim. Uw hand vindt geen houvast.
 
Ik ben herinnering. Ik ben verlangen.
 
 
 
Weet gij de lust van 't leven wel? Hel klonken
 
de zwaarden op het staal. 's Middags geslonken
 
spreidde de berg 's avonds zijn schaduw breed.
 
Maar gij, dacht ge ooit, als uw liefs oogen blonken,
 
aan 't dolen door dees doelloze spelonken,
 
aan 't eenzaam dood zijn, waar geen zon tijd meet?’
 
30.4.42
voetnoot1)
Deze gedichten zijn door Prof. Geyl in gijzeling geschreven in Buchenwald en Haren; zij maken deel uit van een bundel ‘O Vrijheid!.....’, die eerstdaags verschijnen zal.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • P. Geyl


datums

  • 20 oktober 1940

  • 16 december 1940

  • 17 december 1940

  • 4 juni 1941

  • 21 december 1941

  • 22 december 1941