Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Stem. Jaargang 2 (1947)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Stem. Jaargang 2
Afbeelding van De Nieuwe Stem. Jaargang 2Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Stem. Jaargang 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Stem. Jaargang 2

(1947)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 510]
[p. 510]

Bonae litterae

Ik ken de samenstelling niet van de commissie, die de Wynaendts Francken-prijs voor 1943 t/m 1946 heeft toegekend aan Pressers Napoleon, (589 blz. 1946). En dat is goed. Des te gemakkelijker toch valt het mij, haar leden de lof toe te zwaaien, die hun voor hun keuze evenzeer toekomt als de uitverkorene de prijs verdiend heeft, die zij hem toekenden. Dr J. Presser, reeds als leraar aan het Vossius-gymnasium van Amsterdam vermaard, werd het nog meer als lector aan de Amsterdamse Universiteit en zal het het meest worden door dit boek, zijn eerste grote, dat tegelijk al zijn meesterwerk werd.

Sinds, nu ruim een halve eeuw geleden, Mehrings Lessing-Legende verscheen, het eerste van deze soort, heeft zich in de geschiedschrijving een genre ontwikkeld, dat men in Amerika dat der debunking genoemd heeft en die wij wellicht het beste dat der ontbronzing zouden kunnen noemen, onder welke benaming men dan al die historische geschriften kan samenvatten, die een poging zijn tot principieel-critische ontleding van een ‘roem’ van uit een politiek progressief standpunt. Dat de Nederlandse term, hier geijkt, nog vertrouwd moet worden, is geen toeval. Vergissen wij ons namelijk niet, dan is, afgezien wellicht van mijn dissertatie over Dostojewsky en zijn legende, het boek, dat wij hier aankondigen, het eerste exemplaar van deze species in ons land. Als een tweede zou ik kunnen wijzen op een werk, eveneens uit wat men wel de Amsterdamse school noemt, op Het beeld van Lodewijk XIV in de Franse geschiedschrijving, waarop onlangs dr Ph. de Vries cum laude aan de Amsterdamse Universiteit gepromoveerd is.

Terwijl Mehrings werk zijn spanning ontleende aan de bewondering voor de Hohenzollern, door hem met de moedermelk ingezogen, terwijl nochtans juist zijn kritiek op dit heersersgeslacht het oogmerk van zijn geschrift was, zo ontleent Pressers boek zijn nooit verflauwende spanning aan de uiterst realistische probleemstelling van het dicht-bij-elkaar-gelegen-zijn, ja van de onontwarbare eenheid van menselijke kleinheid en grootheid in de eerste plaats in Napoleon zelf, en voorts in al die duizenden, die tezamen het historische drama hebben opgevoerd, dat wij het Napoleontische tijdvak noemen.

Een complete geschiedenis van Napoleon, laat staan van dit tijdvak geeft deze Historie en Legende niet. Het geeft minder, maar vooral ook meer. Het geeft n.l. bezinning op wat men de machinerie van de historische grootheid zou kunnen noemen en dan is het achteraf eigenlijk zo verwonderlijk niet, dat deze machinerie uit een onoverzienbaar aantal kleine raadjes, stangetjes, moertjes en schroefjes blijkt te bestaan. Presser heeft haar uit elkaar gepeuterd. ‘Foei’, zullen de velen verzuchten, die deze machinerie nog wel weer eens zouden willen zien lopen. ‘Nuttig’, zeggen zij die hopen, dat zij althans op die manier nooit weer zal functioneren. Maar ‘prachtig’ tenslotte zal het oordeel luiden van hen, die

[pagina 511]
[p. 511]

met ons van mening zijn, dat deze onnavolgbaar knappe analyse, in uiterst sensitief en suggestief en tegelijk in uiterst kernachtig en beeldend proza geschreven, ons historisch inzicht op dit punt méér heeft verrijkt dan welk ander boek over dit onderwerp ook. Voor kleine bezwaren tegen dit grote boek is het hier de plaats niet.

J.R.

Ernst Cassirer, The Myth of the State 1946.

Voor Ernst Cassirer, die Kant's criticisme heeft voortgezet en levend gehouden door het op de gebieden van de geschiedenis der na-Middeleeuwse natuurwetenschap en van de cultuurfilosofie toe te passen, en één van de weinige Duitse filosofen was, die zich bewust bleef in de 18e eeuwse Verlichting te wortelen, waaraan hij een boeiende monografie heeft gewijd, betekende het jaar 1933 de voortzetting van zijn professorale werkzaamheid buiten Duitsland, een tijdlang in Zweden en vervolgens - na 1940 - in de Verenigde Staten. Hier schreef hij An Essay on Man, in 1944 verschenen, dat min of meer als een popularisering van zijn Philosophie der symbolischen Formen kan gelden; daarna zette hij zich aan een onderzoek naar de geesteshistorische oorsprongen van de politieke mythen, die in het fascisme zo cultuurverwoestend aan de dag zijn getreden: het resultaat is het hier aangekondigde boek, dat enkele dagen vóór zijn dood in April 1945 werd voltooid en waarvan hij nog grotendeels zelf de definitieve redactie kon vaststellen.

Met de mythe als symbolische vorm van het primitieve denken had C. zich reeds in 1922 bezig gehouden, en dit komt ten goede aan het eerste gedeelte van zijn werk: What is Myth?, waarin hij, na een discussie van de opvattingen van o.a. Lévy-Bruhl, Max Müller en Freud betoogt dat ook dit denken een logische structuur heeft, als objectivering van de behoefte zich met het feit van de dood te verzoenen door dit weg te verklaren. - In het tweede gedeelte: The Struggle against Myth in the History of Political Theory komen achtereenvolgens ter sprake Plato's Republiek, een tot orde en harmonie bedwongen en juist daarom antimythische rechtsstaat; de ontwikkeling van de staatsopvatting in de Middeleeuwen; de nieuwe politieke wetenschap waarmee Machiavelli - uitvoerig en indringend behandeld - de moderne wereldlijke staat inluidt; de op de Stoa teruggaande natuurrechtelijke theorieën van het staatsverdrag; de reactie tegen de Verlichting ten gunste van een voorlopig cultureel en niet politiek gericht mythisch denken in de Duitse romantiek. - Het derde gedeelte: The Myth of the Twentieth Century gaat terug op Carlyle's On Heroes, Hero Worship and the Heroic in History en op Gobineau's Essai sur l'inégalité des races humaines, de eerste documenten van resp. de helden- en de ras-verheerlijking, die later zo grote betekenis zullen krijgen, maar waarvan C. zelf duidelijk aantoont dat ze toen nog los van een totalitaire staatsgedachte stonden. Bij Hegel echter, die ook de eerste overtuigde lofredenaar van Machiavelli was, werd Augustinus'

[pagina 512]
[p. 512]

‘civitas terrena’ de - in de praktijk Pruisische - incarnatie van de Wereldgeest, aan geen morele verplichting, behalve die van zelfbehoud, onderworpen. ‘No other philosophical system has done so much for the preparation of fascism and imperialism’ (p. 272), al blijft een duidelijk onderscheid tot het moderne totalitarisme aanwijsbaar, door C. als ‘idealization’ tegenover ‘idolization’ gesteld. Intussen zijn met het voorgaande alle elementen der tegenwoordige politieke mythen gegeven, en toen in Duitsland's sociale crisis na de eerste Wereldoorlog de rationele maatschappij-structuur verzwakte, kregen de steeds aanwezige mythische krachten hun kans. Maar in de eeuw der techniek zijn ook de politieke mythen het product van een techniek geworden, erop gericht den mens van de last van zijn individuele verantwoordelijkheid te bevrijden. Aan de filosofie de taak de politieke mythen in hun oorsprong, structuur en techniek te leren kennen om ze beter te kunnen bestrijden.

Men krijgt niet de indruk dat Cassirer tegen zijn grote onderwerp geheel opgewassen is geweest. Daarvoor heeft hij zich tezeer bepaald tot een ideeën-geschiedenis, die autonoom blijft ten opzichte van de politieke werkelijkheid. Daarvoor heeft hij het mythisch denken ook teveel in de primitieve sfeer gehouden. En de staat is zelf zo weinig primitief, dat zijn mythe dit evenmin kan zijn. In elk geval worden wij in dit werk, dat aan de staats-mythe is gewijd, met geen representant van deze conceptie in kennis gebracht. Carlyle noch Gobineau hebben 't over de staat, en Hegel's staatsbegrip kan men niet mythisch noemen, tenzij in een zin waarbij ook Plato's staatsbegrip dit gevaar loopt, en zulks eist meer critische onbevangenheid dan men van het wijsgerig criticisme mag verwachten. Maar houdt men den auteur niet te strikt aan de belofte, in de titel vervat, dan heeft hij zeker veel interessants en leerzaams te bieden.

Rectificatie

In de aankondiging van Frederick L. Schuman, Soviet Politics at home and abroad, afl. 6, p. 413, regel 10 v.o. moet worden gelezen inplaats van machtsoverwicht: machtsevenwicht.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken