Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw

meer over deze tekst

Informatie terzijde

De Nieuwe Stem. Jaargang 6
Toon afbeeldingen van De Nieuwe Stem. Jaargang 6zoom

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Stem. Jaargang 6

(1951)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 542]
[p. 542]

Ex libris

M. Nijhoff, Het Heilige Hout (drie spelen; D.A. Daamen, 's Gravenhage, in samenw. m.d. Vrijz. Chr. Jeugd Centrale. Prijs geb. f 6.50).

Deze uitgave bevat de lekenspelen De Ster van Betlehem, De Dag des Heren en Des Heilands Tuin, resp. een Kerst- een Paas- en een Pinksterspel. Slechts het eerste spel was totnutoe in boekvorm uitgegeven, terwijl het laatste hier voor het eerst volledig is gedrukt. Velen die een of meer van deze spelen hebben zien opvoeren zullen het prettig vinden thans ook de tekst ervan te kunnen bezitten. Als herinnering aan de opvoeringen, waarbij men de hier slechts met enkele woorden aangeduide muziek nog hoort en het spel vol overgave weer voor zich ziet, heeft dit boekje stellig zijn waarde. Op zichzelf genomen, als simpele lectuur, voldoet de tekst m.i. heel wat minder. Hij is ook zeker niet als zodanig bedoeld, dat blijkt onophoudelijk.

In de ‘opdracht’ voorin vertelt Nijhoff hoe deze spelen de voortzetting vormen van het levenswerk van zijn moeder, die heilsoldate was. De door haar nagelaten samenspraken en liedjes hebben hem op weg geholpen, de titels zijn aan door haar geleide zangdiensten ontleend. Het schrijvan van deze stukken op verzoek van de V.C.J.C. is voor de dichter duidelijk een daad van piëteit geweest, en tevens een mogelijkheid om de eigen gecompliceerdheid te vergeten. Bij de lectuur gaat men zich hierover vervelende vragen stellen, zoals: of piëteit en verlangen naar eenvoud feitelijk wel religie opleveren, en of deze mengeling van modern-dichterlijke willekeur en orthodoxie de grond van het leven raakt en niet veeleer tot een zwevende sprookjessfeer behoort. Als men dan echter weer aan de opvoeringen denkt die men heeft bijgewoond, beseft men dat liturgische concentratie toch ook iets betekent, al is het alleen maar een tijdelijke zuivering van atmosfeer die in onze tijd lang geen luxe is. Nijhoff heeft ook oude Kerst- en Paasspelen doorgenomen, en de simpele oude sfeer wel weten te benaderen. Een benadering is nog geen realiteit; ze kan zelfs een vlucht voor de realiteit betekenen, maar ze kan ook een tijdelijke stilte scheppen waarin juist iets van de realiteit hoorbaar wordt. Dit laatste is wat Nijhoff stellig heeft gehoopt, en wat wij allen op vele manieren hopen. Ook ondergetekende zal dan ook nog wel niet voor het laatst opvoeringen van deze stukken hebben bijgewoond. Het boekje zal hij vermoedelijk niet zo vaak meer openen, maar anderen zal het wellicht ook daarmee anders vergaan.

F.W. van Heerikhuizen

Dr H. Brugmans, De révolte van het gemoed. Rousseau en het sentimentalisme. Serie Gastmaal der Eeuwen. Van Loghum Slaterus, Arnhem, 1951.

Schr. heeft getracht de positie van Rousseau in de ontwikkeling van de Europese cultuur in de weinige bladzijden (66), die hem ter beschikking stonden, duidelijk te maken door alle aandacht te concentreren op de ‘bronaâr’ van al R.'s handelen, denken en verlangen; diens sterke, ja overspannen gevoeligheid, die hij in haar oorsprong, aard en invloed op R. zelf, diens omgeving en diens tijd belicht. Voor zijn gegevens hoofdzakelijk puttend uit de Nouvelle Héloise doet schr. de ambivalentie van R.'s gevoel uitkomen - zowel edele aandrift als geïnverteerde rancune - en de inconsequentie ervan - het manifesteert zich in zijn reacties op de gegevens van omgeving en innerlijke ervaring als willekeurig. In zoverre is R.'s gevoel niet het natuurlijk complement van verstand of rede, doch - kortheidshalve kras gezegd - de ontkenning van beider. Schr. komt niet tot een conclusie in zo apodictische en afwijzende vorm, doch wijst wel degelijk op de ongunstige invloeden van R. en het door hem gestimuleerde sentimentalisme op de ontwikkeling van de Europese cultuur. In het algemeen is schr. echter eerder geneigd de révolte van het gemoed, de sentimentele revolutie van de 18de eeuw,

[pagina 543]
[p. 543]

die ons als het eerste teken van ontbinding van de Europese cultuur voorkomt, als een heilzaam correctief op het daaraan voorafgaande rationalisme en Rococo te waarderen. Hoewel kwesties van levensbeschouwing in zulke definitieve waarderingen altijd een rol blijven spelen, zodat het zeker niet mogelijk is het oordeel: juist, of onjuist, in enkele woorden samen te vatten, moge wel worden opgemerkt, dat schr. zijn positie heeft verzwakt door van de antagonisten van het sentimentalisme, n.l. rationalisme en Rococo, een al te eenvoudige voorstelling te geven. Zo simpel en vooral oppervlakkig waren Voltaire, Montesquieu, Locke, Hume, Thomasius en Wolff nu ook niet, terwijl ook de verdorvenheid van de maatschappij in het algemeen op het gebied van moraal en gevoel wel meevalt als men Rousseau's bril afzet. Dan blijkt trouwens vooral, dat de révolte van R.'s gemoed niet tegen gevoelloosheid, doch tegen een ander gevoel en een andere religiositeit dan de zijne gericht is geweest, die hij niet begrepen heeft, doch die zeker niet van geringer kwaliteit waren dan zijn gevoelsleven. Wat de karakteristiek van R.'s persoonlijkheid en werk betreft is schr. echter voortreffelijk geslaagd.

Ph. de Vries

Dr. J. Presser, Gewiekte Wielen (Richard Arkwright). Serie: Gastmaal der Eeuwen. v. Loghum Slaterus, Arnhem, 1951.

Dit boekje is geschreven met de onuitgesproken bedoeling dat de gemiddelde leek na lezing zal moeten toegeven dat de wereldhistorie minder weg heeft van een wassenbeeldenspel dan deze categorie personen in het algemeen veronderstelt. Dit beknopte overzicht van het tijdperk van de Industriële Revolutie laat geen ruimte aan het ‘Männer machen Geschichte’ van Treitschke, al draagt het als ondertitel de naam van een dezer ‘Männer’, waarover met meer zekerheid valt neer te schrijven dat hij de uitvinding van de spinmachine op zijn naam heeft staan, dan dat hij deze door eigen inzicht en intellect geconstrueerd heeft. Een bandjir van ontwikkelingen: de heerschappij van de fabrieksbel, omdat de nieuwe machines buiten de concentratie in fabrieken vooral een stipt en efficiënt werkvolk eisen; de voor machine-fabricatie noodzakelijke ommekeer in de ijzerindustrie; de stoommachine, die de industriecentra geografisch onafhankelijk maakt van waterkracht; transportverbeteringen waardoor de kolenprijzen in Manchester met 50% dalen... hiertegen schrompelt het leven van Richard Arkwright, al was hij ook Sir en al koos hij als wapenspreuk, ‘Multa tuli fecique’, in tot het schema ‘Er ward geboren, nahm ein Weib und starb’.

Aan een studie van het begrip Enclosures, waarin wij een handige kapstok hebben om de overgang van een agrarische naar een industriële maatschappij in het Engeland van de achttiende eeuw aan op te hangen waagt de schrijver zich niet in dit korte bestek, temeer daar hij dan moest teruggaan tot Genesis (47:20, 21). Maar de samenhang van deze omheiningsbeweging en de industrie blijkt alleen al uit de noodzaak van een straffere productieorganisatie op het platteland voor de voeding van de nijverheidscentra, terwijl kleine pachters, beroofd van hun bestaansmogelijkheid, naar de fabrieken worden gezogen.

Na welke boeiende uiteenzettingen de schrijver de hoop uitspreekt dat het eigenlijke onderwerp van deze studie snel de vergetelheid deelachtig zal worden die hem eigenlijk toekomt... waarvan acte.

H. Dommisse

Paul Blanshard, Freedom and catholic power. London, Secker and Warburg, 1951.

Dit is de Engelse editie van een boek, dat in Amerika in meer dan 120.000 ex. is verkocht ondanks de georganiseerde oppositie er tegen van R.K. zijde. Het bevat een waarschuwing aan het Engelse volk: dat de Roomse hiërarchie haar voordeel heeft getrokken uit de democratische vrijheden om aan haar vijandige critiek onmiddellijk te onderdrukken. Is dit dus een anti-Rooms boek? Men kan zeggen van neen, in zoverre bij de auteur elke bedoeling om het godsdienstig instituut dat

[pagina 544]
[p. 544]

de R.K. kerk is of zou moeten zijn aan te vallen, afwezig is. Ja, voorzover het de actuele en feitelijke machtuitoefening van de kerk aan een scherpe critiek onderwerpt en de gevaren van deze politiek uiteenzet. Als Amerikaan beschrijft de auteur voornamelijk Amerikaanse verhoudingen, maar omdat de kerk één is en haar methoden universeel zijn, geeft dit boek meer dan een Amerikaanse kritiek. Zijn kritiek omvat het gehele terrein van bemoeiingen, waarop de kerk werkzaam is in een antidemocratische, onwetenschappelijke, reactionnaire, onverdraagzame richting, zodat o.a. opvoeding, onderwijs, geneeskunde, geboortecontrôle, eugenetiek, huwelijk en scheiding wetenschap en bijgeloof, fascisme, communisme en socialisme successievelijk besproken worden. Zoals men weet, gaat de Amerikanen het openbare onderwijs zeer ter harte en op dit punt (men denke aan de controverse Mevr. Roosevelt-Kardinaal Spellman) bieden zij hevige weerstand aan elke vorm van subsidiëring door de overheid van het bijzonder onderwijs, in casu: de parochiescholen. Voor de auteur hangt de toekomst van het behoud der democratische vrijheden af van de toekomst der openbare school. Het voorbeeld van Nederland dat alle katholieke scholen onderhoudt met het geld van de belastingbetaler en de salarissen van de priesters betaalt, zoals B. het uitdrukt, vindt in Amerika geen bewondering, tenzij bij de katholieken.

In zijn hoofstuk over de politiek komt B. tot de conclusie, dat de R.K. kerk met haar sympathieën het (dichtst staat bij het fascisme; de totalitaire regimes hebben veel gemeenzaams met het totalitaire regime van de kerk; zij komt niet op voor de democratische mensenrechten, maar alleen in het geweer, als de kerk zelf gevaar loopt. De Vaticaanse politiek over de laatste dertig jaar wordt in dit opzicht aan een onderzoek onderworpen, waarin de feiten een duidelijke taal spreken.

Dit boek is overwegend een boek met feiten en citaten, voor een niet gering deel uit katholieke geschriften van officieel karakter. Dit geeft een solide grondslag aan 'schrijvers betoog, dat, zoals gezegd, geen anti-katholiek geschrift wil zijn. Hij wendt zich zowel tot katholieken als niet-katholieken - wel curieus, omdat hij weet dat gehoorzame katholieken niet zo maar elk boek mogen lezen. Maar hij meent te kunnen aantonen dat het mogelijk zou zijn scheiding te maken tussen het machtsinstituut dat uitbuiting, bijgeloof en tirannie bevordert en de godsdienstige instelling. Hij roept op tot een contra-beweging (resistance movement), die ook democratisch-gezinde katholieken moet omvatten, tegen de R.K. hiërarchie die haar sociale politiek wil opleggen aan scholen, ziekenhuizen, regeringen en gezinnen. Hij vreest alleen dat anti-katholieke zeloten de beweging van ernstige critici in discrediet kunnen brengen. Ik vrees dat de auteur het totalitaire karakter van het katholicisme miskent, dat zulk een scheiding tussen democratisch, tolerant en autoritair, intolerant katholicisme niet wil of zal kennen en toelaten. Iets anders zou zijn een inwendige hervorming in het katholicisme. Maar historisch gezien is de R.K. kerk sedert het concilie van Trente steeds verder gegaan op de weg van machtsvorming en steeds verder verwijderd geraakt van de evangelische boodschap.

Dit voorbehoud aangaande de verwachtingen van de auteur - waarbij ik moet toegeven dat hij omtrent de mogelijkheid van een contra-beweging zelf zegt: ‘Frankly, I do not know’ - neemt niet weg, dat dit boek een buitengewoon interessant en waardevol materiaal biedt.

O.N.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Algemene gebruikersvoorwaarden
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • F.W. van Heerikhuizen

  • Ph. de Vries

  • Han Dommisse

  • over H.J.F.W. Brugmans

  • over J. Presser

  • over Martinus Nijhoff