Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Stem. Jaargang 9 (1954)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Stem. Jaargang 9
Afbeelding van De Nieuwe Stem. Jaargang 9Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Stem. Jaargang 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Stem. Jaargang 9

(1954)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 508]
[p. 508]

Ex libris

Theun de Vries. Pan onder de mensen. Van Loghum Slaterus, Arnhem, 1953.

Met dit tweede deel van de romancyclus ‘Fuga van de Tijd’ bewijst Theun de Vries m.i. nog meer dan met het eerste deel van zijn Fuga ‘Anna Casparii’, dat hij onder de Noordnederlandse schrijvers de enige is, die in staat is een episch werk van lange adem te schrijven. Men zou dit wellicht kunnen doen op een koele, gedistancieerde toon. Dit is niet de toon die Theun de Vries eigen is. Daarvoor is hij te zeer betrokken bij het maatschappelijk gebeuren en bij de persoonlijke reacties van zijn personen op dit gebeuren. Daarvoor neemt hij ook te zeer deel aan het proces van groei van de voornaamste figuren van zijn werk. Het epische wordt echter ook bereikt doordat de schrijver zich als het ware mengt onder de personen, in wie het tijdsgebeuren zich voltrekt, deels als ‘lijdend voorwerp’, deels als reagerend en als verzettend slachtoffer in wie tevens een karakter of een talent zich ontplooit. Wij beleven dan het voor de schrijver essentiële van die tijd en het lot van de enkeling in die tijd op meer directe wijze.

Het realisme dat aan deze schrijfkunst verbonden is, is het realisme van de romanticus, die zo hij al zo helden niet idealiseert, dan toch het ideële in hun streven onderlijnt. Daardoor worden de personen, hoezeer de schrijver getracht heeft ze naar het leven uit te beelden, dragers van de ideële aspiraties van hun tijd.

Theun de Vries voelt zich in het bijzonder aangetrokken tot de negentiende eeuw, waarin het socialisme, de emancipatie van de arbeidersklasse in opkomst is. Zijn Fuga begint aan het einde van de vorige eeuw en hij laat in het tweede deel, nadat hij in het eerste de emancipatie van een jonge vrouw uit het benauwende milieu van een Fries havenstadje heeft getekend, een jong muzikaal talent uit het meest armelijk-landelijk milieu van die tijd, uit Drente, zijn zware weg vinden naar een muzikanten-bestaan, de ontwikkelingsgang van een natuurtalent, schuw, onbeholpen en eigengereid. Theun de Vries heeft zich met evenveel liefde en concentratie verdiept in de ontbolstering van het jonge muziekgenie als in het sociale en muziekleven in Rotterdam in die tijd. Dit vermogen tot inleving en tot weergave van een betrekkelijk recent, schijnbaar geheel voorbij verleden, waar wij toch nog nauw aan verbonden zijn op een of andere wijze, is de kracht van deze schrijver. Men moet niet gering denken over het weten en kunnen, dat aan het schrijven van zulk een werk van lange adem ten grondslag ligt. Ik kan mij voorstellen, dat de schrijftrant van De Vries sommige lezers wat overladen en vermoeiend voorkomt, het is de keerzijde van het indrukwekkend vermogen, een bewogen verhaald relaas van tijden en mensen te geven, waartoe alleen een romanschrijver van allure in staat is.

O.N.

Hans M. Wolff. Goethe in der Periode der Wahlverwantschaften, 1802-1809. A. Francke A.G. Verlag Bern 1952, 272S, Fr. 17.80.

Een van de minder bekende geliefden van Goethe was Silvie von Ziegesar, een dochter van August Friedrich Karl Freiherr von Ziegesar, die o.m. minister in het Hertogdom Gotha is geweest. Door de oudere

[pagina 509]
[p. 509]

biografen van Goethe wordt zij wel terloops vermeld, o.a. door Bielschowsky, die de verhouding echter verkeerd dateerde: na de Wahlverwantschaften toen alles reeds voorbij was. Ook later is de verhouding nooit helemaal onderzocht. Zij begon in 1802 - Goethe was toen 53 jaar en Silvie 17 - en bereikte na ups en downs haar hoogtepunt in een zomeridylle in de badplaatsen Karlsbad en Franzensbad in 1808 om het volgend jaar afgebroken te worden.

Een bijzondere vrouw - al heeft zij enkele verzen geschreven - was Silvie niet, een bijzondere schoonheid evenmin: haar neus was te lang en haar lippen waren te dik, maar zij had zielvolle ogen, hield van de natuur en was muzikaal. Zij bezat de grote gave zich te kunnen aanpassen aan de man die zij liefhad, zoals zij ook later in haar huwelijk met de theoloog Koethe bewees. Wat Goethe in haar aantrok weten wij niet precies, maar vast staat dat zij voor hem van grote betekenis is geweest; zij heeft hem van de diepe depressie waarin hij in 1802 verkeerde, bevrijd en hem tot allerlei werk geïnspireerd. In de werken van 1802-1809 is zij het model voor vele van zijn figuren geweest: o.a. Epimeleia in Pandora, de geliefde in de 17 sonnetten uit 1807, Hilarie in De man van vijftig jaar, Odilie in de Zielsverwanten. Om dit alles vast te stellen heeft Wolff systematisch en uiterst minutieus alles wat op Silvie betrekking heeft, onderzocht. Eenvoudig was dit onderzoek niet, de tijdgenoten is de verhouding vrijwel ontgaan en Goethe zelf was er heel weinig openhartig over, mede uit reverentie tegenover Christiane. Zijn dagboekaantekeningen zijn zeer sober en vele van Silvie's brieven (minstens 50) zijn vernietigd. Het wil ons voorkomen dat Wolff erin geslaagd is klaarheid in deze verhouding te brengen en scherpzinnig het verloop ervan te hebben gereconstrueerd, zij het dat hij hier en daar wat al te gewaagde conclusies trekt. Gelukkig heeft hij zijn studie een wijdere strekking gegeven door dieper in te gaan op de problematiek en de conflicten, die door deze liefde bij Goethe moesten ontstaan en hun artistieke vorm in zijn werk verkregen: de liefde van de oudere man voor het jongere meisje, het al of niet gerechtvaardigd zijn van zulk een liefde waarin anderen betrokken zijn. Als bijzonder boeiend en indringend mogen hier de bladzijden genoemd worden over de Zielsverwanten waarin het probleem wordt gesteld en uitgewerkt: mag een mens leven naar zijn lust of moet hij zich onder de zedelijke wet stellen? Meer nog dan de reconstructie van de Silvie-belevenis maken deze beschouwingen het werk van Wolff tot een aanwinst voor de Goethe-litteratuur.

K.F. Proost

Dr R. Jacobsen. Kaleidoscoop. Rotterdam. W.L. & J. Brusse, 1954.

Kaleidoscoop is een vervolg op het in 1951 verschenen Prisma en eveneens een bundel opstellen van de Rotterdamse historicus en kunsthistoricus. Wie de inhoudsopgave doorkijkt, wordt wederom getroffen door de gevarieerdheid van onderwerpen. Wat ze verbindt is inderdaad, zoals de schrijver zelf opmerkt, geen logica, maar ze vertonen alle de geacheveerde levendigheid van een zeer genuanceerde eruditie. Voor wie de herinnering bezit aan het aanhoren - want het zijn wel alle gehouden lezingen - hebben zij de bekoring van de heugenis aan een even geacheveerde voordracht.

Jacobsen is een proever van het de-

[pagina 510]
[p. 510]

tail in wat hij ziet - vooral in wat hij ziet - hoort en leest, maar bezit tegelijk zin voor het samenhangende, het cultuurverband. Hij is ook in staat de grootste greep van een formidabele fantasie te doen gevoelen, als hij in een opstel over ‘Mythen van de toekomst’ de visie beschrijft van de schrijver van ‘Last and First Men’, Olaf Stapledon, die een terugblik geeft van een der laatsten van het mensengeslacht die enige billioenen jaren na ons leeft.

Jacobsen keurt genietend en onderscheidend, maar ook niet zonder ontzag en soms ontzetting. Hij houdt zich bezig met het probleem der Renaissance en met de jeugd van de Brontë's, hij keert in zijn herinnering terug tot het Delfshaven van zijn kinderjaren, dat schilderachtig was en iets aparts van Rotterdam, hij beschrijft een winterreis, nu ruim een halve eeuw terug van Leipzig naar Bamberg en Neurenberg, in dagen van een onvoorstelbare rust en gemoedelijkheid.

Knap, al voegt hij dan geen nieuwe gegevens toe aan het bekende, zijn de verhandelingen over de conterfeitsels van Willem van Oranje op grond van de schilderijen van hem. De kunsthistoricus bekijkt precies de gezichten van Erasmus, vergelijkt het spitslijkende profiel met het boersere gezicht en face met de massieve kaak en tracht er zijn man uit te benaderen. Dit alles is instructieve en bijzonder aangename lectuur. Laat ik tenslotte ter informatie niet verzuimen, dat Vincent van Gogh, Leonardo da Vinci en Ludwig Wüllner, de zanger, ook Jacobsen's aandacht hebben gehad.

O.N.

J.P. Warburg. Germany, key to Peace. Harvard U.P., Cambridge, 1953.

Iedere politiek dit tot verwerkelijking van haar doeleinden wil komen, streeft naar macht. Waarmee natuurlijk niet gezegd is dat iedere politiek machtspolitiek is. Politiek bestaat uit idealen, ideeën, en uit organisatie van de macht, welke die ideeën in de levenspraktijk tot uiting wil brengen.

Tussen de idealen en de organisatie dient een zeer nauwe overeenstemming te bestaan. Want, indien de organisatie ontbreekt of ontoereikend is, dan wordt de politiek tot een krachteloos en op z'n hoogst interessant gedachtenspel. Terwijl omgekeerd, wanneer de ideeën onvoldoende zijn of geen bezieling weten te wekken, de kans groot is dat ze vervangen worden door de idee van macht.

Op deze wijze is dan de machtspolitiek geschapen en nadert men gevaarlijk dicht de weg die tot het fascisme leidt.

Het is deze ontwikkelingsgang in het Westen, die ons verontrust. Want tegenover de ideologische uitdaging van Rusland en de maatschappelijke revoluties in Azië, heeft het Westen tot nu toe hoofdzakelijk gereageerd met een negatieve bewapeningspolitiek.

Zelfs de op zichzelf waardevolle idee van een Verenigd Europa, wordt ondergeschikt gemaakt aan de machtsgroepering, die een samenvoeging van één vijfde Europa plus een half Duitsland oplevert. En hiermee zit men dan midden in de actualiteit van de Duitse herbewapening.

Een analyse van dit vraagstuk geeft de Amerikaanse bankier en medewerker van wijlen president Roosevelt, J.P. Warburg in zijn nieuwste boek: ‘Germany, key to Peace’.

Dit werk is te beschouwen als een vervolg op zijn in 1947 verschenen ‘Germany, Bridge or Battle ground’,

[pagina 511]
[p. 511]

uitgebreide Duitse uitgave ‘Deutschland, Brücke oder Schachtfeld’ 1949.

Doel van dit nieuwe boek is in de eerste plaats om het Amerikaanse volk voor te lichten omtrent het gevaarlijke spel dat gespeeld wordt met de herbewapening van West-Duitsland. Als zodanig heeft het een zelfde strekking als de werken van T.H. Tetens (Germany plots with the kremlin, Schuman, New York 1953) en J.E. Dubois (Generals in grey Suits, The Bodley Head, Londen 1953) en het werk van de Society for the Prevention of World War III.

In de tweede plaats wil Warburg in dit boek een weg aangeven om uit de impasse te geraken waartoe de Amerikaanse politiek in Europa geleid heeft.

Daartoe geeft hij een kritisch overzicht van die politiek sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog.

Warburg laat zien hoe een eenzijdige interpretatie van de krachten en tegenkrachten die in de na-oorlogse wereld optreden, geleid heeft tot een verkeerd reagerende politiek, met als gevolg talrijke tegenstrijdigheden. Bovendien heeft deze onjuiste interpretatie, waardoor uitsluitend Rusland wordt beschouwd als de kwade aanstichter van alle woelingen en verschuivingen, aanleiding gegeven tot die typische neurotische toestand die in Amerika valt waar te nemen. Een neurose die tevens samenhangt met en nog versterkt wordt door de vrees voor A- en H-bommen en de geheimzinnigheid rondom alles wat met de atoomenergie samenhangt.

 

Wat is nu de oplossing die Warburg voor Duitsland heeft aan te bieden? Zijn plan omvat zes voorstellen. Drie daarvan hebben betrekking op Duitsland zelf, en drie op de relaties tussen Duitsland en de andere landen.

Ieder voorstel wordt gevolgd door een uitvoerige argumentering, berustend op historische, economische en politieke gegevens, terwijl ook met redelijke Russische verlangens rekening wordt gehouden. Zijn voorstellen luiden:

1. Wat de grenzen van Duitsland betreft, Oost Pruisen en Opper Silezië moeten gescheiden blijven van Duitsland. De overige, door Polen geannexeerde gebieden, dienen echter te worden teruggegeven.

In het Westen: Zolang er over het Saargebied nog geen definitieve beslissing is gevallen, komt het onder mandaat van de Verenigde Naties.

2. De Duitse herbewapening: De veiligheid in Europa kan niet worden verkregen door een verdeeld Duitsland te bewapenen. Daarom moet Duitsland onbewapend en gedemilitariseerd blijven voor een zekere tijd (b.v. 10 jaar) met de voorwaarde, dat indien in die tijd geen algehele ontwapening heeft plaats gevonden, de beperkingen voor Duitsland vervallen.

3. Ook het recht van Duitsland om bondgenootschappen te sluiten met andere mogendheden, behoort af te hangen van algehele ontwapening. Duitsland blijve neutraal voor de tijd dat het ontwapend is. Wordt de Duitse bewapening toegestaan - na het falen van algehele ontwapening - dan heeft Duitsland ook het recht om tot ieder verbond toe te treden dat het wenst.

4 en 5. Wat de economische en de politieke structuur van Duitsland betreft, hiervoor geeft Warburg geen concrete voorstellen. Hij beperkt zich tot enkele algemene uitspraken: de grote vier moeten tot overeenstemming komen welke industrieën beperkt of uitgeschakeld dienen te wor-

[pagina 512]
[p. 512]

den gedurende de tijd van neutraliteit en ontwapening.

De grote vier moeten overeenstemming bereiken wat betreft de contrôle op de Duitse mijnen en industrieën. De Westelijke machten moeten de eis handhaven dat een Duitse regering tot stand dient te komen door vrije verkiezingen. Vrije politieke meningsuiting gegarandeerd door de grondwet, vormt daarvan het fundament.

6. Herstelbetalingen. Eerst moet Duitsland de Westelijke mogendheden terugbetalen wat zij hebben geinvesteerd in de Duitse wederopbouw. Daarna wordt, in overleg met de betrokken landen, een totaalbedrag vastgesteld dat Duitsland in jaarlijkse termijn moet afbetalen zolang de periode van demilitarisatie duurt. De herstelbetalingen mogen niet geschieden ten koste van de Duitse levensstandaard. Men handhave deze op het West-Europsese peil.

Het is te betreuren dat de Nederlandse pers, in tegenstelling tot de Engelse en Duitse (de Frankfurter Allgemeine Zeitung wijdde een uitvoerig artikel aan het boek van Warburg), nog geen aandacht heeft besteed aan dit nuchtere en intelligente boek.

P. VALKENBURGH.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Pan onder de mensen


auteurs

  • O. Noordenbos

  • K.F. Proost

  • P. Valkenburgh

  • over Theun de Vries

  • over Reindert Jacobsen