Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Stem. Jaargang 9 (1954)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Stem. Jaargang 9
Afbeelding van De Nieuwe Stem. Jaargang 9Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Stem. Jaargang 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Stem. Jaargang 9

(1954)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 698]
[p. 698]

Ex libris

Hans Joachim Schoeps, Vorläufer Spenglers. Studien zum Geschichtspessimismus im 19. Jahrhundert, Leiden, E.J. Brill, 1953, 98 blz.

Schoeps, professor voor godsdiensten geestesgeschiedenis aan de Universiteit van Erlangen, heeft met deze korte, maar volle studie een nuttig werk verricht. Het is n.l. zo langzamerhand wel bekend, maar toch nog lang geen gemeengoed geworden, dat de vorige eeuw enerzijds weliswaar terecht het etiket van optimisme draagt, maar dat zulks anderzijds volstrekt niet betekent, dat er niet menige ‘contrapuntische’ figuur te vinden is, die pessimistische tonen heeft laten horen. Over die onbekende 19e eeuw nu handelt dit boekje. Ten dele althans. De schr. heeft zich n.l. in twee opzichten beperkt. Ten eerste gaat zijn werk vrijwel uitsluitend over Duitsers en ten tweede alleen over pessimistische geschiedtheorieën. In afwachting van een geschiedenis van het 19e eeuwse pessimisme in zijn geheel, dienen we ons echter te verheugen over elke bijdrage tot verheldering van dit problemen-complex, zelfs dan nog, wanneer men het inzicht van de schrijver niet deelt, die zich o.i. wel wat al te grif op het standpunt stelt, dat het vervolg der geschiedenis deze pessimisten volledig in het gelijk heeft gesteld. Als zovelen onderscheidt hij te weinig of liever in het geheel niet, tussen de onmiskenbare relatieve ondergang van Europa en in Europa in het bizonder nog van de bourgeoisie en - de rest van de wereld.

Doch ook hij die aan zijn historische lectuur minder hoge eisen stelt dan zijn inzicht in de historische problematiek te verdiepen, ook hij die genoegen neemt met de kennismaking met enkele interessante mensen, die nu toevallig al dood zijn, vindt hier zijn bekomst. De beide mensen immers waarover deze studie in hoofdzaak gaat: Karl Friedrich Vollgraf (1792-1863) en Peter Ernst von Lasaulx (1815-1861) verdienden zonder twijfel aan de vergetelheid te worden ontrukt, waarin zij, omdat hun eigen tijd geen begrip voor hen had, waren verzonken. Was Von Lasaulx niet een dergenen - tussen Tocqueville en Seeley, Bruno Bauer en Donoso Cortés - wier aandacht reeds geboeid werd door een worsteling tussen Rusland en Amerika die zij verwachtten? Een bibliografie van beider geschriften en een aanhangsel over realistische geschiedprofetieën omstreeks 1850 vult het laatste vel.

Wie zich voor deze voorgeschiedenis van het huidig cultuurpessimisme interesseert kunnen we naast Schoeps de lectuur aanbevelen van een artikel van prof. Locher uit Leiden, dat dezelfde materie beknopter, maar tegelijk in ruimer verband behandelt. Het heet ‘Een schakel in de ontwikkeling van de cyclische geschiedopvatting’ en is te vinden in de prof. Bijvanck op zijn 70ste verjaardag aangeboden bundel ‘Varia Historica’, blz. 197-214. Over dit laatste artikel daarom hier nog één opmerking. Het is juist, Toynbee's geschiedopvatting bij de cyclische in te delen (blz. 198 en 214); het is echter onjuist, hem een plaats onder de pessimisten te geven. Er mogen passages in zijn hoofdwerk zijn die daar aanleiding toe geven, zijn latere werkzaamheid, waarin hij steeds meer voor de eenheid der wereld opkomt en uitzicht op een komende wereldbeschaving biedt, bewijst het tegendeel.

J.R.

[pagina 699]
[p. 699]

W.J. van Hoboken, De historische achtergrond van Amsterdams grondwettige erkenning als hoofdstad, Amsterdam, 1954.

De chartermeester aan het gemeente-archief te Amsterdam heeft er goed aan gedaan zijn in April j.l. in het maandblad Amstelodamum verschenen artikel door een overdruk daarvan een wat ruimere bekendheid te geven. Iedere Amsterdammer, die zich voor zijn stad en iedere Nederlander, die zich voor de stad van zijn land interesseert, zal met belangstelling vernemen welk standpunt deze schr. in de discussie Beel - Gerretson ten opzichte van de kwestie Amsterdam-hoofdstad inneemt. We zullen dat hier niet samenvatten.

Liever althans wijzen we op het slot van het artikel, waarin de schr. aangeeft hoe naar zijn mening alle misverstand dienaangaande kan worden opgeheven door alsnog Amsterdam in de grondwet de plaats te geven, die het krachtens de historie toekomt. Deze bepaling immers, zo betoogt hij o.i. terecht, die er in 1814 in gekomen is, is er in 1815 alleen op verzoek der Belgen uit geschrapt. De herzieningscommissie na de scheiding, die van 1832, had haar hersteld, maar dit ontwerp heeft, om andere redenen, nimmer het Staatsblad bereikt. De grondwetsherziening van 1840 heeft toen verzuimd haar te herstellen, doch wat die van 1840 verzuimd heeft, kan die van 1954 weer goed maken. Zij heeft zich trouwens, naar de schr. meedeelt, reeds ten gunste van deze oplossing uitgesproken. Moge zij voet bij stuk houden.

J.R.

Prof. Dr Edgar de Bruyne, Geschiedenis van de Aesthetica. De Griekse Oudheid. Philosophische Bibliotheek, Uitg. Standaard-Boekhandel, Antwerpen-Amsterdam, 1952, 279 pag.

Het eerste deel van Prof. de Bruyne's geschiedenis der westerse aesthetica bevat de beschouwingen over kunst van de vroegste Griekse bronnen tot het Hellenisme, m.n. Philo van Alexandrië. Als een van de eerste, Nederlandse, boeken die over deze materie zijn geschreven is het werk in de eerste plaats erop gericht de gegevens zo volledig mogelijk, in zo systematische mogelijke samenhang, tot hun recht te laten komen. Men vindt er samenvattingen van de Voorsocratische kunstbeschouwing, de platonisch-critische kunstleer, de aristotelisch-positieve kunstleer, de leer van Plinius-Xenocrates (een oorspronkelijke synthese van de schrijver) en de Stoïcijnse aesthetica. De beschouwingen geven een sterk gedocumenteerd inzicht in het Grieksaesthetisch denken en wanneer men in aanmerking neemt dat de geschiedenis der aesthetica een stiefkind der wetenschap genoemd mag worden dan zal men deze kundige uiteenzettingen met vreugde als een ‘basic’ bronnenboek begroeten. Vooral de meer gespecialiseerde lezer kan er baat bij vinden. De geïnteresseerde leek zal het bezwaar voelen dat het werk nog te dicht staat bij een expositie van een veelheid van materiaal, dat m.a.w. de samentrekkende, meer op cultuurfilosofische conclusie en oriëntatie afgaande bepaling nog moest achterwege blijven. De schrijver stelt zich expliciet op het standpunt elke subjectieve interpretatie te vermijden en een ‘zuiver geschiedkundige behandeling’ te willen nastreven. Of niet ook een scherpere cultuurcritische gerichtheid tot het ‘zuiver geschiedkundig’ handwerk behoort moge in dit geval in het midden gelaten worden.

E.J. Willems

[pagina 700]
[p. 700]

Dr Silvio G. Fanti, Ik ben bang dokter.... Ingel. en vert. door R.H. Houwink, psych. drs. Het Wereldvenster. Baarn. 1954.

Een psychoanalyticus heeft het relaas opgeschreven van een patiënt, die in de verwarrende en hem vooral beangstigende problematiek van deze tijd geen uitkomst meer ziet en door angst en onrust gedreven, de dokter deelgenoot maakt van wat hem benauwt. De patiënt is een zeer veelzijdig ontwikkeld man die als diplomaat veel in de wereld heeft kunnen rondkijken en er nu aan vertwijfelt. En zijn sexuele vragen die hem dwars zitten, maar ook de politieke vraagstukken en vooral de wijze waarop ze behandeld worden, vervullen hem met angst en weerzin. De sociale problemen ziet hij niet opgelost in de voor hem noodzakelijke richting, de machten van domheid en baatzucht ziet hij als verschrikkingen. Hij komt er niet uit en eindigt met zelfmoord. De geneesheer, onder de indruk van de bekentenissen en ideeën van zijn patiënt, heeft deze te boek gesteld, omdat hij ze van belang vond ondanks de kennelijke persoonlijke getroubleerdheid van de man.

Een Nederlands psychiater heeft de waarde van dit boek gering geacht, omdat volgens hem de dokter die het heeft uitgegeven, ten onrechte onder de indruk van zijn patiënt was gekomen en dit ziektegeval een belang heeft toegekend die het niet bezit. Juist zijn ziekte liet hem de dingen in overdreven afmetingen zien. Ook al mag dit zo zijn, het boek bevat stellig een ander aspect dan een psychisch ziektebeeld. De conficenties en betogen van de patiënt hebben reëele toestanden tot onderwerp, hij verkondigt geen waandenkbeelden, maar behoudt in zijn hartstochtelijke aanklachten en redeneringen een grote mate van intellectuele zelfcontrôle en dat maakt zijn uitspraken tot reflecties over zijn eigen tijd, die allerminst van zin ontbloot zijn. Het is overigens meer voorgekomen, dat een verhoogde gespannenheid tot scherpere waarneming leidde. Men kan trouwens zelf zijn eigen ervaringen met de zijne confronteren, want het zijn over het algemeen vraagstukken van algemene aard waarover hij spreekt, geen ontoegankelijke gebieden. Met aftrek van de overspanning waarvan zij ongetwijfeld getuigen blijven de uitspraken toch de weerspiegeling van reëele verwarringen en tendenzen van deze tijd en dat is het wat dr Fanti, zelf toch ook geen kind, tot deze uitgave bewogen heeft.

O.N.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Geschiedenis van de aesthetica. Deel 2: De Griekse oudheid


auteurs

  • Jan Romein

  • O. Noordenbos

  • Eldert Willems

  • over W.J. van Hoboken

  • over Edgard de Bruyne