Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 1 (1884-1885)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 1
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (59.66 MB)

Scans (1398.27 MB)

ebook (51.63 MB)

XML (2.94 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 1

(1884-1885)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Geschiedkundige Anekdoten.

Broeder Jonathan.

Weinige personen weten van waar deze benaming voor het Amerikaansche volk is ontstaan. Zij heeft haren oorsprong in een gezegde van George Washington. Tot bevelhebber des legers in den vrijheidsoorlog benoemd, begaf zich de bevelhebber des legers naar Massachusset om het leger te organiseeren. Men had gebrek aan munitie, wapenen en andere verdedigingsmiddelen, en de officieren waren radeloos hoe hierin te voorzien. Jonathan Trumbull was toen gouverneur van den Staat Connecticut, en Washington, die veel vertrouwen stelde in de wijsheid en scherpzinnigheid van zijn vriend, zeide dat men hierover moest raadplegen met broeder Jonathan. Dit geschiedde, en de scherpzinnige gouverneur vond de juiste middelen en wegen om het leger van het noodige te voorzien. Van tijd tot tijd zeide men in het Amerikaansche leger, indien men moeielijkheden had: ‘Wij moeten broeder Jonathan eens om raad vragen,’ hetgeen ten laatste zoo veel beteekende als bij zich zelven overleggen, zich zelven helpen. Zoo werd die naam voor de Amerikanen wat John Bull voor de Engelschen is.

De koning-slotenmaker.

Lodewijk XVI, koning van Frankrijk, had als vorst een wonderlijken smaak. Hij was slotmaker en werktuigkundige. Hij had zich in de kelders van het paleis eene werkplaats doen maken, en niet zoo ras waren de staatszaken afgeloopen, of hij ontsnapte aan de ministers, aan de afgevaardigden en aan de hovelingen en sloop langs geheime trappen naar zijne werkplaats, hing zijne kleederen aan een spijker, deed een voorschoot aan en hamerde met kracht op een aambeeld. Hij had daar tot medegezel, of liever tot meester een slotmaker, Gamin geheeten, die hem zonder eenige onderscheiding en als een leerling behandelde. Lodewijk XVI was geen slecht werkman; het ontbrak hem noch aan geschiktheid, noch aan kracht, noch aan ijver. Hij maakte sloten met geheimen, ja zelfs pendules, en de kleederen des konings pasten hem zelfs niet zoo goed als die van den slotmaker. De hovelingen hadden dit ook weldra opgemerkt. De koningin leed er onder. Om haar te troosten haalde men Peter den Groote aan, doch zij bracht hier tegen in, dat Karel IX ook een even hartstochtelijk smid was geweest als Lodewijk XVI, dat Lodewijk XIII niet door zijne eigene koks werd overtroffen in het larderen van eene kalfsborst en dat Lodewijk XV zijne eigen keuken bezorgde. Deze Gamin is dezelfde, die later de beroemde ijzeren kast verraadde, waaraan hij met Lodewijk XVI gearbeid had, en die voor het verbreken van zijn woord van eer met een pensioen begiftigd werd.

Vergedrevene nederigheid.

Christiaan Rauch, de beroemde beeldhouwer, schaamde zich nooit te bekennen hoe nederig zijn oorsprong was. Hij zocht de gelegenheid niet er over te spreken, noch beroemde zich op den tijd toen hij nog livreibediende was, doch bracht de gelegenheid het mede, zoo schroomde hij niet dit punt aan te roeren, iets, dat aan minder edelaardige personen steeds pijnlijk is. Op zekeren dag had hij eene uitnoodiging ten hove ontvangen en reed hij naar het kasteel in een der koninklijke rijtuigen, vergezeld van den prins van Wittgenstein. ‘Misschien,’ aldus sprak Rauch tot den prins, ‘is uwe hoogheid bekend, dat mij reeds vroeger de eer is te beurt gevallen dezen weg in uw gezelschap af te leggen?’ ‘Ik herinner het mij inderdaad niet,’ antwoordde de prins. ‘Nu,’ hervatte de andere, ‘dat is ook niet vreemd, het is reeds veertig jaren geleden, en daarenboven zat u toen in het rijtuig en stond ik er achter op.’

Een karaktertrek van Voltaire.

Mevrouw du Boccage, eene goede vrouw, doch slechte dichteres, verhaalt in hare reisbeschrijving onder andere hare ontvangst bij Voltaire op zijn landgoed ‘mes Délices’, en hoe haar bij het avondmaal een lauwerkrans op het hoofd geplaatst werd. Diderot, welke deze plechtigheid bijwoonde, deelt hierover eenige bijzonderheden mede, die evenwel aan de heldin van den dag onbekend waren gebleven. Voltaire pijnigde zich den geheelen dag om slechts een vierregelig versje uit zijne hersenen te persen; doch te vergeefs; de god der dichtkunst, die het slechte gebruik voorzag, dat Voltaire van zijne gaven wilde maken, had zich van hem afgewend. De maaltijd begint, doch de verzen blijven weg. In zijne wanhoop laat hij zich lauriertakken brengen, draait er een krans uit en plaatst dien op het van geluk stralende hoofd van de dichteres, doch maakt haar met de vrijgeblevene hand achter haren rug een paar ezelsooren en steekt daarenboven zijne tong uit, en dat alles in tegenwoordigheid van meer dan twintig gasten. ‘Ik, die bij de gastvrijheid zweer,’ aldus verhaalt Diderot, ‘en beweer dat zij van goddelijken oorsprong is, ik gevoelde mij zeer droevig aangedaan, de eerste dichter van Frankrijk op die wijze eene goede eerlijke vrouw te zien mishandelen, die al zijne arlequins'streken voor goede munt opnam.’

Gelooft het, vrouwen, de mannen gedragen zich steeds als schelmen jegens u, vooral wanneer gij den pegasus berijdt, dat dan ook zeker eene zonderlinge vertooning maakt, en Voltaire was gewis niet de eerste en zal ook niet de laatste zijn, die met de eene hand u eene lauwerkroon vlecht en te gelijk met de andere een paar ooren opzet.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken