Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 1 (1884-1885)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 1
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (59.66 MB)

Scans (1398.27 MB)

ebook (51.63 MB)

XML (2.94 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 1

(1884-1885)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 331]
[p. 331]

[Nummer 42]

Onze gravures.

De zangles.



illustratie
de zangles, naar hedwig groszmann.


Recht lief en vol natuurlijkheid is die groep kinderen, die zich onder de leiding van den welgetypeerden koster-schoolmeester in de zangmuziek oefenen. Hoe ernstig nemen onderwijzer en leerlingen hunne taak op. Hoe welgelukt is die tegenstelling van onwetenden eenvoud en van eenvoudige geleerdheid, van jeugd en grijsheid. Het belang, dat de muziekmeester aan het goedgelukken der uitvoering schijnt te hechten en de ingetogenheid, die uit de lieve, frissche gezichtjes der kleinen spreekt, leidt tot de veronderstelling dat het aangeleerde gezang waarschijnlijk bij eene gewichtige gelegenheid - eene kerkelijke plechtigheid misschien - zal ten gehoore gebracht worden. Wellicht wonen wij de repetitie bij van een loflied, dat der Moeder-Maagd bij eene offerande in hare feestmaand moet toegezongen worden. In dit geval betreuren wij de bevallige kindergroep enkel te mogen zien zingen. Wij zouden haar gaarne bij die vereering ook hooren zingen; want het is ons allen nog altijd aangenaam een godsdienstig feestgetij te kunnen bijwonen, dat eene der zoetste herinneringen in ons verlevendigt van den zaligen kindertijd.

[pagina 332]
[p. 332]

Het ei van Christoffel Columbus.

Christoffel Columbus, de ontdekker van Amerika, is een dier grootsche figuren, die meer nog aan het christendom dan aan de wetenschap behooren, omdat de kracht des geloofs, meer nog dan de macht huns geestes, de wonderen wrocht, die hunnen naam beroemd gemaakt hebben. Niet de zucht naar rijkdommen, aanzien en onsterfelijkheid deed den grooten man zooveel jaren hardnekkig vasthouden aan zijnen stouten ontdekkingstocht, waarin schier niemand eenig vertrouwen stellen wilde; maar de heilige overtuiging dat God hem de taak opgedragen had de geloofswaarheden aan nog onbekende, onwetende volkeren te gaan verkondigen. Christoffel Columbus zag zelfs in zijnen naam eene voorbeschikking voor zijn apostelschap, eene aanduiding van zijne hoogere zending: Christophorus, die Christus en zijne reddende leer dragen moest bij de heidensche volksstammen der nog onbekende, overzeesche gewesten; Columbus, de duive, het zinnebeeld des H. Geestes, de bode van vrede en heiligmaking. In dit verheven daglicht is Amerika's ontdekker sinds de laatste jaren door alle ernstige en gewetensvolle geschiedvorschers geplaatst. Onomstootelijke gegevens en oorkonden bewijzen den diepen godsdienstzin en de eenvoudige grootschheid van den man, die zich als het werktuig aanzag van Gods verhevene raadsbesluiten en Hem al de eer en verdiensten van zijn glorierijk werk schonk.

Zooals de meeste heldenfiguren van het christendom werd Columbus niet alleen tijdens zijn leven, maar ook door de nakomelingschap belasterd. Onwaarheden en ongerijmdheden werden hem tevens in menigte toegedicht. En dat Columbus' karakter en geschiedenis tot heden nog volstrekt niet algemeen in het waar daglicht gekend zijn, bewijst het tafereel op onze 334 bladzijde, dat ons andermaal eene voorstelling geeft van het zoo vaak reeds leugenachtig gemaakte vertelseltje van het ei.

Op een groot feestmaal, dat den ontdekker der Nieuwe Wereld na zijn eersten tocht aangeboden werd, zou namelijk een der dischgenooten zijne geringschatting voor Columbus' verdiensten geuit hebben met de bewering, dat elk ander in zijne plaats die verre gewesten zou gevonden hebben. De admiraal zou toen den waanwijzen raasbol willen beschamen en hem, zooals tevens al de aanwezigen, uitgedaagd hebben om een ei overeind op de tafel te houden staan. Na vele vruchtelooze pogingen zou men de verrichting van het gevraagde kunststuk opgegeven hebben, en Columbus zou daarop een ei gevat, dit van onder geknotst en ingedrukt en alzoo recht op de tafel gezet hebben. Toen nu allen lachend beweerden, dat zij het ei insgelijks zoo hadden kunnen doen staan, maakte Columbus natuurlijk de gevolgtrekking dat alle bevindingen, waaronder ook de ontdekking van het nieuwe werelddeel, verrassend gemakkelijk schijnen, wanneer zij maar eenmaal bekend gemaakt zijn.

Deze flauwe aardigheid is rechtstreeks in strijd, niet alleen met den hoogen ernst en den wijzen geest van den grooten man, maar tevens met de heuschheid van den Spaanschen adel en den diepen eerbied en bewondering, waarmede Columbus bij zijne eerste terugkomst door vorsten en volk bejegend werd. Ook geeft geen geschiedschrijver van eenig belang zich zelfs nog de moeite dit goochelpartijtje leugenachtig te maken, wat niet belet dat het nog lang onder alle vormen voortleven zal.

Het tafereel van Leo Reissenstein, hoe prachtig en boeiend ook van samenstelling, mist dus de eerste vereischte eener historische schilderij: de waarheid, evenals zijnen trotschen Columbus alle overeenkomst met den nederigen held der geschiedenis ontbreekt. Het anekdootje van het ei is echter zoo overbekend en heeft zoo machtig veel bijgedragen om den naam en het geniale werk van Columbus - meer dan ooit de onopgesmukte en volledige waarheid zou kunnen doen hebben - heinde en ver, in alle standen der samenleving te doen doordringen, dat wij ons den overgrooten bijval zeer goed verklaren kunnen, welke gezegde schilderij algemeen verwerft en dien wij onder kunstopzicht ten volle bijtreden.

Een koninklijk gevecht.

Philanthropische dichterharten en dweepende wijsgeeren mogen in gevoelrijke uitboezemingen ijveren voor de stichting eens rijks van ongestoorden vrede op aarde, de koude werkelijkheid leert ons dat de natuur immer een onmetelijk veld van onafgebroken strijd was en blijven zal. Alleen in het gebied des doods heerscht rust; overal waar leven is woelt de kamp, want de zegevierende strijd alleen houdt het aanzijn in stand. Strijd, in den geheimnisvollen schoot der aarde, waar vuur en water elkander de heerschappij betwisten en onder hunnen verschrikkelijken reuzenkamp de aardkorst doen schudden en scheuren; - strijd, in den rusteloozen dampkring, waar onophoudelijk winden gieren, bliksems flitsen, donders knallen, en regens plassen, - strijd, bij der aarde edelste bewoners, wier menigvuldige hartstochten tot zooveel onheil, wier edele verzuchtingen tot zooveel heerlijks leiden; - strijd, bij dieren en planten voor het onderhoud en het behoud des levens; - strijd, tot in den minsten waterdruppel, want tot daar zelfs wordt den zwakkere door de overmacht van den sterke vernietigd.

Geen wonder dus dat de alomheerschende oorlog in zijne ontelbare en verschillende gedaanten voortdurend de veder en het penseel van de kunstenaars ter beschijving en afbeelding uitlokt.

Ook een onzer gravuren van heden geeft ons eene voorstelling van den meest gewonen kamp, zoo gebiedend noodzakelijk, dat hij den mensch zijne eigene natuurgenooten verslinden doet, den dringenden kamp om lichamelijk voedsel, om levensonderhoud.

Lang reeds heeft de breedgewiekte adelaar hongerig rondgewaard over de woeste en rotsige vlakte, zonder met zijnen scherpen blik eenige prooi te mogen ontwaren. Dan, plots ziet hij van uit de hooge luchtkringen beneden een paar jonge herten uit hun schuiloord te voorschijn treden, en als een neerschietende bliksem, vliegt hij op zijne slachtoffers. Maar op den klapperenden en verraderlijken slag zijner machtige vleugels snelt de opgeschrikte vader ter hulp van zijn kroost en poogt met zijn puntig gewei den gevederden vijand af te weren en te wonden. Dit verdedigingsmiddel echter, zoo doelmatig en vreeselijk tegen de bespringende honden, is onmachtig tegen den zwenkenden en zwevenden roofvogel, die na weinige stonden de sterke en scherpe klauwen in het hoofd van den vermoeiden hert slaat en hem met zijnen vreeselijken bek de huid openrijt. Alle bekamping van den in schijn zoo geringen, maar in werkelijkheid zoo overmachtigen en gevaarlijken vijand, is den hert nu onmogelijk. Als schrik en pijn hem de krachten niet verlammen en water dichtbij is, kan de vlugge viervoeter wellicht in allerijl naar die reddingsplaats heensnellen, waar zijn moordenaar de nijpende klauwen ontsluiten moet. Zoo niet, is hij reddeloos verloren.

Verwonderd en beangst staan de beide jonge herten in het verschiet den gang van het gevecht na te speuren, en de afloop van den strijd zal hun waarschijnlijk de treurige ervaring schenken, dat zij op aarde een vervolgd geslacht zijn, dat de natuur niet eens behoorlijke wapens gaf tegen zijne talrijke vijanden.

De chaise-éclair.

Het opnemen van de schaatsvélocipède van den Amerikaan James Bray, in ons no 32, gaf aanleiding tot onze kennismaking met verschillende middelen tot zelfvervoer van Nederlandschen oorsprong, waarvan de chaise-éclair, reeds voor ruim twee jaren ontworpen door pater Jeen te Groningen, het eerste is. De chaise-éclair heeft haar naam te danken aan haren vorm, en aan de ontzettende snelheid, die er mee kan worden verkregen. De chaise, waar onze afbeelding naar genomen is, heeft een rad van slechts één meter doorsnee, en toch houdt een tamelijk geoefend berijder alle schaatsenrijders gemakkelijk ver achter zich, zooals dan ook bij herhaalde openbare proeven gebleken is. Gebruikt men dus een rad van 1,30 of 1,40 m.; spant men de twee vleugelzeiltjes, die bij het volledig ontwerp behooren, en aan weerszijden van het rad als uitgespreide waaiers den wind opvangen; en geeft de persoon, die achterop staat of zit, nu en dan ook nog eens een duwtje met den voet op het ijs, dan zal men den naam van chaise-éclair wel gerechtvaardigd kunnen vinden.

De vervaardiging van de chaise-éclair is, zooals uit de afbeelding duidelijk blijkt, zeer eenvoudig; maar wanneer men bij de uitvoering in de handen valt van een minder bedreven werkman, dan loopt men groot gevaar van op glad ijs pal te blijven staan met een ronddraaiend rad, en zijn toevlucht te moeten nemen tot pinnetjes, haakjes, of wat dies meer zij, tot ongerief van den berijder, tot bederf van het ijs voor de schaatsenrijders, en tot onmogelijk gebruik op besneeuwde straatsteenen.

Het wiel is geheel gelijk aan het rad eener gewone vélocipède, en de ijzeren band is fijn gekarteld, hoewel dit minder noodig is, wanneer de beugel, waar de stuurkruk aan bevestigd is, een weinig voorover valt.

De eigenlijke chaise is van ijzer, en zoo gemaakt, dat het rad ongehinderd kan draaien voor het sturen. Van achteren is een bankje aangebracht, waarop een of twee personen kunnen plaats nemen. Vóór de stuurkruk is een houvast bevestigd, om de vleugelzeiltjes, die men met eene koord kan ophalen of neerlaten, een vlaggetje, of een lantaarn op te nemen.

De toestel werkt zoo gemakkelijk, dat de berijders soms niet eens bemerkten, dat er bij het afrijden stil een persoon was opgestapt; en het keeren gaat zoo vlug, dat, wanneer men in volle vaart is, men anders om staat, voordat men het weet, zelfs bij eene kleine wending van den stuurtoestel. Deze gemakkelijkheid in het keeren kan in de felste vaart op het ijs ongelukken voorkomen, beter dan elk remtoestel, en is tevens de reden waarom de vleugelzeiltjes vooraan geplaatst worden, daar de wind, ongelijk werkende, in vele gevallen het toestel plotseling andersom zoude zetten.

Over eene harde sneeuwkorst op de straat glijdt men even gemakkelijk als over het ijs; maar is de sneeuw zeer week, dan zet men het toestel op platte slijters van hout. Met eene kleine wijziging is de chaise-éclair, ook voor twee personen, het achterste voor te gebruiken.

Het hoofddoel is snel zelfvervoer, en het bijoogmerk uitspanning, zoowel als gezonde beweging.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken