Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 2 (1885-1886)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 2
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 2Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (60.12 MB)

Scans (1363.93 MB)

ebook (52.94 MB)

XML (2.92 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 2

(1885-1886)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Uit de geschiedenis der uurwerken.

Het uurwerk kan ongetwijfeld als een der grootste meesterstukken op het uitgestrekte kunstgebied der werktuigkunde beschouwd worden. In zijne groote volkomenheid, die het heden ten dage bereikt heeft, legt het evenzeer eene schitterende getuigenis af voor de vindingrijkheid van den menschelijken geest, als de stoommachine, de telegraaf en zoovele andere kinderen der wetenschap en nijverheid, welke de bewondering en aandacht der menschheid met alle recht tot zich trekken. Doch dwingt de hoogte, waartoe deze alleszins nuttige uitvinding in onze dagen gestegen is, met het volste recht onze bewondering af, niet minder verdient de geschiedenis harer trapsgewijze ontwikkeling in den loop der eeuwen ons aller belangstelling. De moderne uurwerken verschillen hemelsbreed van de eerstelingen der uitvinding en hunne huidige samenstelling heeft met de oorspronkelijke niets gemeen dan het doel, dat toen ter tijd natuurlijk slechts hoogst onvolkomen bereikt werd. De schijnbare, dagelijksche omloop der zon aan den hemel gaf der menschheid het eerste en eenvoudigste middeltje aan de hand tot bepaling van den tijd, doordat men zijne aandacht wijdde aan de afwisselende toestanden van de schaduw, die alle lichamen in de zon afwerpen, doch ook hiertoe kwam men slechts van lieverlede. Eerst tijdens den terugkeer der Joden uit de Babylonische gevangenschap, vindt men aanduidingen dat hun ook de middag (d.i. het hoogste punt aan den hemel, dat de zon bereikt op heur reisje, hetwelk zij schijnbaar dagelijks aflegt) bekend was. De uitvinding deed eene schrede voorwaarts, doordat de Egyptenaren en Chaldeërs op opene plaatsen obelisken bouwden, terwijl de schaduw, welke die naalden van graniet afwierpen, hun dan den tijd aanwees. Gebrekkig als deze eerstelingen der kunst waren, aangezien zij bij een bewolkten hemel geheel en al dienst weigerden, verspreidden ze zich toch spoedig wijd en zijd en weldra verkregen zij burgerrecht in alle groote en voorname steden. Doch, eerst in de zesde eeuw v. Chr. komen deze zonne-uurwerken voor, met eene zekere soort van wijzerplaat, die twaalf velschillende standen aangaf en het jaar 260 v. Chr. zag eerst een dergelijk uurwerk te Rome verrijzen. De immer naar vooruitgang strevende geest der menschen legde zich intusschen bij dit nog zoo gebrekkige werktuig tot bepaling van den tijd niet ter ruste neder, maar zwoegde om dit werktuig te volmaken of een ander te vinden, dat beter aan het doelwit, dat beoogd werd, beantwoordde.

Nadat men dan eerst vruchteloos beproefd had ook maan-uurwerken samen te stellen, kwam men op het denkbeeld, het water aan te wenden tot het afmeten van den tijd en er ontstonden water-uurwerken. Deze berustten hierop, dat eene vloeistof onder zich gelijk blijvende drukking met gelijkmatige snelheid uit de opening van een vat vloeide. Een zekere Ktesibius in Alexandrië zou deze uurwerken omstreeks 245 v. Chr. hebben uitgevonden; volgens anderen echter hadden de Chaldeërs ze reeds in gebruik en bedienden dezen er zich van bij hunne sterrekundige waarnemingen.

Ook de Grieksche wijsgeer Plato, die omstreeks 400 jaren v. Chr. leefde, maakt reeds gewag van een waarlijk kunstig maaksel van dien aard, waaraan tevens een soort van fluitwerk verbonden was, dat den tijd aangaf. In Griekenland dienden de water-uurwerken even als de op een zelfde stelsel berustende zand-uurwerken tot bepaling van den tijd, welke de redenaars aan de redevoeringen, die zij in het openbaar uitspraken, besteedden. Reeds de oude astronoom Claudius Ptolemaeus, die in de eerste helft der tweede eeuw na Chr. leefde, klaagde steen en been over het gebrekkige dezer uurwerken, doch niettegenstaande dat gebrekkige bleven zij, zoowel als de zand-uurwerken, tot de zeventiende eeuw vooral in de huisgezinnen gebruikelijk, ofschoon de rader-uurwerken toen reeds lang waren uitgevonden. Water-uurwerken met raderwerk worden in de geschiedenis meermalen genoemd. Zoo begiftigde b.v. de khalif Haroen al Rasjid ten jare 807 keizer Karel den Groote met een dusdanig

[pagina 35]
[p. 35]

uurwerk, dat te gelijk het eigenaardige bezat, door kogeltjes, die in een metalen bekken vielen, de verschillende tijddeelen aan te geven.

Wie nu de eigenlijke uitvinder van de raderen gewichts-uurwerken geweest is, valt niet met zekerheid uit te maken. Vooraleer men tot de uitvinding daarvan kon geraken, moest natuurlijk het tandrad uitgevonden zijn, en deze uitvinding dagteekent reeds van den tijd van Archimedes d.i. 250 jaren vóór Christus.

Eenige geschiedvorschers schrijven het eerste raderuurwerk, dat door gewichten gedreven en door een windvleugel geregeld werd, aan een priester uit Verona toe, met name Pacificus, die omstreeks het jaar 850 leefde; anderen daarentegen wijzen den monnik Gerbert, die later onder den naam van Paus Sylvester II den stoel van Petrus beklom, als uitvinder aan van het met slagwerk voorziene gewichts-uurwerk. Geen van beide gevoelens kunnen echter door bewijzen gestaafd worden. In elk geval kan men de uitvinding der rader-uurwerken niet stellen vóór de negende eeuw; het waarschijnlijkste echter is, dat ze eerst tusschen de elfde en twaalfde eeuw zijn ontdekt.

In de geschiedenis is het rader-uurwerk bekend, dat de sultan Saladin van Egypte ten jare 1232 aan keizer Frederik II ten geschenke zond, en sommigen meenen daaruit te mogen besluiten, dat de Saracenen de eigenlijke uitvinders der rader-uurwerken geweest zijn, die dan tijdens de kruistochten naar Europa zouden zijn overgebracht. Wat hiervan ook zij, zeker is het dat zulke uurwerken, zelfs met de zoogenaamde stremming en onrust, al was de uitvoering dan ook zeer onvolkomen en gebrekkig, tegen het midden der veertiende eeuw gemaakt werden; doch ze waren toen ter tijd nog zeer kostbaar. Duitschland schijnt ze het eerste te hebben gefabrikeerd; althans het is een feit dat een Duitsch uurwerkmaker, met name Heinrich von Wiek, door Frankrijks koning Karel V naar Parijs ontboden werd, om daar een gewichts-uurwerk met slagwerk te bouwen. Dit gebeurde tusschen de jaren 1364 en 1370. Sinds het einde der 13de eeuw of meer algemeen nog in de veertiende kwam het in zwang om de kerktorens van slag-uurwerken te voorzien, doch aanvankelijk misten zij nog een minuutwijzer. Het eerste dusdanige toren-uurwerk, door zekeren Jacob Dondi vervaardigd, werd ten jare 1344 in een der torens van Padua aangebracht. Het jaar 1356 zag Bologna, 1364 Augsburg, 1368 Breslau, 1370 Straatsburg en Parijs mee de eerste toren-uurwerken verrijkt.

Men weet dat de uurwerkmaker, die in laatstgenoemde stad werkzaam was, drie sous per dag verdiende, benevens vrije woning in den toren, waarin het uurwerk moest worden aangebracht, en dat was ongetwijfeld voor dien tijd een hoog loon. Het eerst had men uurwerken in de kloosters, terwijl ze tot het einde der veertiende eeuw schier even zelden op de torens der steden aangetroffen werden als witte raven.

Om onder de velen slechts één voorbeeld te noemen, verkreeg Neurenberg eerst ten jare 1462 een dergelijk uurwerk.

De stad Augsburg zag zich het eerst verrijkt met een uurwerk dat ook kwartier sloeg en dat was buiten kijf wel iets heel bijzonders.

Omstreeks het midden der zestiende eeuw waren de rader-uurwerken met slagwerk en wekker reeds menigvuldiger in de huiskamer vertegenwoordigd en ook gewaagde men toen ten tijde reeds van zak-uurwerken. Een Weener geleerde wordt als de eerste aangewezen, die een zak-uurwerk in privaat-eigendom bezat en voor het einde der 15e eeuw was dat natuurlijk een onwaardeerbare schat. Als eerste uitvinder der zak-uurwerken wordt een inwoner van Neurenberg, met name Peter Hele genoemd.

Eerst kwam hij op het denkbeeld, de gewichten door spiraalvormig opgewonden veeren te vervangen en als iets belangwekkends wordt daarbij verhaald, dat de slinger of zoogenaamde onrust, welke niet rond doch lepelvormig was, in den beginne door middel van een varkensborstel in stede van eene veer gaande werd gehouden. Het eerste horlogie van die soort zou Peter Hele omstreeks het jaar 1510 vervaardigd hebben, en wegens vorm en herkomst werden deze nog alleszins plompe zak-uurwerken Neurenberger eieren genaamd. Zij waren nog niet van een minuutwijzer voorzien, doch na verloop van ieder uur, gaven zij den tijd door klokslagen aan. Deze nieuwe horlogies wekten wijd en zijd bewondering, en daar ieder aanzienlijk en rijk man een dusdanig in zijn bezit wenschte, werden ze spoedig een zeer voornaam handelsartikel.

Omstreeks het midden der zestiende eeuw onderging het maaksel der uurwerken weer eene nieuwe verbetering en deze bestond daarin, dat de zoogenaamde spiraal in zwang kwam, waardoor de veerkracht gelijkmatiger werd. Dit toestelletje wordt nog heden ten dage bij de scheeps-chronometers aangewend. Sinds de uurwerken zulk een opgang gemaakt hadden, dat zij een zeer gewild en derhalve ook buitengewoon winstgevend handelsartikel vormden, hield men er zich natuurlijk mede bezig ze meer en meer te volmaken. Doch men wijdde aanvankelijk niet zoozeer zijne aandacht aan eene werkelijke verbetering van het werk als wel aan zekere effekt makende speelwerkjes die men er mede verbond.

Het was op de eerste plaats allerlei automatisch bijwerk, waarmede men de uurwerken trachtte op te luisteren. Zoo vervaardigden twee Neurenbergers, George Heusz en Hans Bullmann, in het begin der zestiende eeuw uurwerken, welke nog heden ten dage de algemeene bewondering tot zich trekken. Het uurwerk van den eerste vertoont zeven koperen, ruim drie voet hooge figuren, de zeven keurvorsten voorstellende, welke onder bazuingeschal den keizerlijken troon voorbijtrekken en der keizerlijke majesteit de verschuldigde hulde betoonen. Dat van Hans Bullmann daarentegen geeft ons de beweging der hemellichamen volgens het stelsel van Ptolemaeus te aanschouwen. De bewegingen der sterren worden door een gewichtsteen van 80 pond voortgebracht, zonder twijfel een kunststuk dat tot dan toe nog niet was vervaardigd. Een derde met name Caspar Werner, leverde verschillende sieraden tot opluistering van uurwerken, waaronder raderschepen, waarop figuren, door hetzelfde werk als het schip gedreven, zekere bewegingen maakten.

Het beroemdste meesterstuk van dien aard is echter het uurwerk van de Munsterkerk te Straatsburg, dat de vermaarde Johan Baptist Schwilgué tusschen de jaren 1838 en 1842 vervaardigde.

Het verving een oud uurwerk, door Izaäk en Jozias Habrecht vervaardigd, dat nog heden ten dage in het Oudevrouwenhuis te Straatsburg bewaard wordt en eveneens de hand van een groot kunstenaar verraadt, vooral met betrekking tot het raderwerk.

Omstreeks het midden der zeventiende eeuw trad onze kunst eene nieuwe periode van ontwikkeling in. In Nederland vertoonde zich aan den physischen hemel eene schitterende ster, die weldra een nieuw licht verspreidde over de kunst, wier ontwikkelingsgang wij hier trapsgewijze volgen. Het was de groote Huygens, wiens naam, door den lauwerkrans van 't genie omstraald, in de geschiedenis der natuurkunde prijkt. Hij slaagde er in de door Galileï ontdekte slingerwetten praktisch op de uurwerken toe te passen en gaf zoo een machtigen stoot aan de ontwikkeling onzer kunst.

Nu volgden nieuwe verbeteringen en vindingen elkander met spoed op. Ten jare 1680 vervaardigde de Engelschman Clemens den zoogenaamden lichter, die veel bij bracht tot den nauwkeurigen gang der uurwerken en ook thans nog in gebruik is. Voor de zak-uurwerken, aan welker verbetering men vervolgens de aandacht wijdde, werd in stede van den zoogenaamden Engelschen lichter een vlak rad vervaardigd, dat in een uitgeholden cylinder greep, en dit gaf wederom aanleiding tot de ontdekking van den zoogenaamden ankergang.

Het waren vooral de Engelschen John Harrison en John Arnold benevens de Franschman Ferdinand Berthoud, welke zich in het volgende tijdvak onzer kunst grooten naam verwierven. Harrison leverde een draagbaar zee-uurwerk, dat na eene vaart van 161 dagen slechts ongeveer één minuut en vijf seconden verliep. De voortreffelijkheid van zijn uurwerk trok de aandacht van het Engelsche Parlement, dat hem als belooning een gedeelte van den op die uitvinding gestelden prijs toekende.

De grond, waarop dit werk berustte, was, dat de maker rekening had gehouden met den invloed, welken de temperatuur op de spiraalveer pleegt uit te oefenen en er in geslaagd was dezen te neutraliseeren.

Later vond Berthoud de zoogenaamde vrije stremming en Le Roy den compensatie-slinger, twee nieuwe vindingen, welke onze kunst weer een flinken stoot gaven op het pad harer ontwikkeling. Deze beide vindingen worden nog steeds in praktijk gebracht bij de scheepschronometers, welker bewerking heden ten dage het toppunt van volmaaktheid bereikt heeft.

Ieder, die eenige dagreizen naar het Oosten of Westen doet, zal ervaren dat zijn uurwerk in het eerste geval achter-, in het tweede voorloopt, doch dit is slechts schijnbaar. Het uurwerk toch is niet van gang veranderd, maar wijst zijn heer en meester aan, hoe laat het bij hem thuis is. Dit geven ook de chronometers aan. Vaart b.v. een schip den oceaan in met een chronometer die den tijd te Londen of te Parijs aangeeft, en bestaat na verloop van tijd tusschen den werkelijken middag en dien, welken het uurwerk aanwijst, een verschil van één uur, dan heeft het schip 't 24ste deel van een bepaalden breedtegraad afgelegd, zoodat men, ingeval die breedte bekend is of berekend wordt, de plaats kent, waar het schip zich bevindt. Gelijk zich echter begrijpen laat, worden tot die plaatsbepalingen zeer juist loopende uurwerken vereischt en vandaar het onberekenbaar groote nut der scheeps-chronometers met het oog op de zeevaart. Om bovendien nog den nadeeligen invloed weg te nemen, welke de bewegingen van het schip op den chronometer zouden kunnen uitoefenen, wordt deze evenals het kompas aan een hoogst eigenaardigen ring, de Kardanische ring geheeten, opgehangen.

Sedert het begin onzer eeuw wijdde men er bijzonder de aandacht aan, de zakuurwerken zoo klein mogelijk te maken en in stede van de zoogenaamde spil-uurwerken kwamen de cilinderhorlogies in zwang. In den jongsten tijd echter is men weer van dit gebruik teruggekomen, en geeft men om niet ver te zoeken oorzaken den voorkeur aan eene hechtere samenstelling der verschillende deelen.

Onze kunst klom weder eenen sport hooger door dat men middeltjes vond ter vervanging van de horlogiesleutels, welke ons nog al dikwijls het levensgeluk plachten te vergallen.

Zoo wordt bij de remontoirs de veer opgewonden door middel van een knopje, dat boven bij den ring aan 't uurwerk zit en wordt rondgedraaid, terwijl dit bij de savonette-uurwerken geschiedt door het openen en sluiten van het metalen deksel, dat voor het cijferblad de plaats vervangt van een glas. Een tot zesmaal toe herhaald openen en sluiten is voldoende om het uurwerk voor vier en twintig uren op te winden; zou het echter meermalen herhaald worden, dan oefent dit toch niet den minsten invloed uit op het mechanisme.

Van groot belang voor onze kunst mag de uitvinding heeten, waaraan ten jare 1730 Frans Loffler zijn naam verbond. Deze maakte namelijk de eerste radermachine, die sinds dien tijd, om zoo te zeggen, schier jaarlijks nieuwe verbeteringen heeft ondergaan. De buitengemeen kleine, fijne en gelijkmatige tandjes der radertjes in de zakuurwerken, van wier juistheid toch zooveel afhangt, zouden met de vrije hand nooit of nimmer zoo nauwkeurig zijn uitgevoerd. Langzamerhand zijn ook tot vervaardiging van alle andere deelen van 't uurwerk machines uitgevonden, iets waardoor de arbeid

[pagina 36-37]
[p. 36-37]

niet slechts verlicht, maar ook verbeterd werd, en heden ten dage kan men geen enkel deel van de uurwerken meer aanwijzen, of het kan machinaal vervaardigd worden.

De Amerikanen bedienen zich bij het vervaardigen van horlogies uitsluitend van fabriekswerk, zoodat elk deeltje te allen tijde in de fabriek weder kan worden besteld.

Ongetwijfeld moet men aan Zwitserland de eerste plaats toekennen op het gebied van uurwerken-nijverheid, en dat niet alleen om de menigte uurwerken, die er vervaardigd worden, maar ook om hunne onberispelijke deugdelijkheid. Ten jare 1679 ontwikkelde zich die tak van nijverheid te Chaux-de-Fonds en terwijl hij zich al spoedig over het grootste gedeelte van Zwitserland uitbreidde, bracht hij voor de bevolking rijke en overvloedige vruchten voort.

Maar vooral is het in de zakuurwerken, dat Zwitserland feitelijk den wereldhandel beheerscht. Er worden jaarlijks niet minder dan één millioen tweehonderdduizend horlogies vervaardigd, die te zanten eene waarde vertegenwoordigen van zestig millioen franken.

De Engelsche horlogies mogen zich wel is waar in een grooteren roep verheugen, doch werkelijk goede Zwitsersche horlogies kunnen minstens op één lijn met deze worden gesteld. Hoofdzetels van dezen tak van nijverheid in Engeland zijn Londen, Liverpool, Manchester en Coventry (in Warwickshire) terwijl het kleine stadje Prescot in Lancashire zich daar nog bij aansluit. Dit laatste stadje vormt om zoo te zeggen het middelpunt van eene in die streken wijd en zijd verbreide industrie, welke zich bezighoudt met het vervaardigen der verschillende bestanddeelen voor horlogies.

Eene specialiteit van gansch bijzonderen aard vormen de uurwerken, die in het Schwarzwald vervaardigd worden en niet slechts geheel Europa door, maar ook in de andere werelddeelen gezocht zijn. Zij onderscheiden zich door de groote verscheidenheid hunner huisjes benevens door alleraardigste werkjes, die er aan verbonden zijn, als wekkers, slagwerken, koekoeken en andere beweegbare figuren; ook zijn zij buitengemeen goedkoop, zoodat men zelfs voor vijf franken een niet onbruikbaar klokje koopen kan.

In Frankrijk en wel met name Parijs worden vooral tafel-horlogies en reis uurwerken machinaal vervaardigd en ook te Weenen, Praag, Augsburg en Berlijn worden vele tafel-horlogies gefabrikeerd.

De jongste verbetering op het gebied onzer kunst, is de door Lange te Glaebutte uitgevonden ankergang, welke van dien der Engelsche en Zwitsersche horlogies hemelsbreed afwijkt, doch in allen deele zeer praktisch blijkt te zijn.

Ten slotte moeten wij onze lezers nog wijzen op de elektrische uurwerken, waarvan het eerste ten jare 1839 door Steinheil te Munchen vervaardigd werd. Die uurwerken hebben achtereenvolgens tallooze verbeteringen ondergaan, zoodat ze heden ten dage een hoogen trap van volkomenheid hebben bereikt. In tal van groote steden hebben de elektrische uurwerken reeds burgerrecht verkregen en in de praktijk moeten ze inderdaad zeer goed voldoen. Zoo heeft onze kunst zich in den loop der eeuwen trapsgewijze ontwikkeld, en waren hare eerstelingen in vele opzichten zeer onvolkomen, hare jongste voortbrengselen leggen de welsprekende getuigenis af, dat onze eeuw vooral op stoffelijk gebied, op het gebied der mechanica, met reuzenschreden is vooruitgegaan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken