Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 2 (1885-1886)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 2
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 2Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (60.12 MB)

Scans (1363.93 MB)

ebook (52.94 MB)

XML (2.92 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 2

(1885-1886)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 46]
[p. 46]

Misdadig uit Moederliefde.
(Vervolg.)

Op het kleine dorpskerkhof was het stil. Op de ingezonken grafheuvels verhieven zich voor het meerendeel half vervallen houten kruisen; slechts bij uitzondering zag men een grooter steenen gedenkteeken met vlierstruiken overschaduwd; want menschen die in hun leven reeds een grooter aanzien genoten en den zoeten last van een ambt of van den rijkdom droegen, moeten ook na hun dood den grooteren druk van den steen voor lief nemen.

Zwijgend voerde Hans zijn vriend in een hoek van den doodenakker, waar een eenvoudige heuvel was opgeworpen, zonder kruis of sieraad, behalve een verwelkten bloemkrans, die op de zwarte aarde lag. Daaronder rustte dan zij, die zoo vast op hem gebouwd had, om wier wille hij alles gedaan had, dat liefdevolle, trouwe moederhart, dat alleen voor hem geklopt had. Hij wierp zich op den grafheuvel neder en zijne nagels boorden diep in de weeke aarde. Hans stond daarbij en traan op traan rolde over zijne gebruinde wangen. Van lieverlede werd Frans bedaarder; zonder verzet liet hij zich door den smokkelaar naar diens woning terugvoeren.

‘Vertel mij van mijne goede moeder, van hare laatste dagen; heeft zij mij, den ongelukkige, die haar zoo diep rampzalig maakte, niet gevloekt?’

‘Zij stierf met uw naam op de lippen; zij heeft u gezegend; hier op deze legerstede blies zij den laatsten adem uit, ik drukte haar de oogen toe."

Frans reikte den sluiker sprakeloos de hand. Deze vervolgde aldus: ‘De bergmolenaar heeft haar den derden dag na uwe gevangenneming uit uw huisje op straat geworpen....’

‘Haar op straat geworpen....’ Hans hoorde de tanden van den jonkman op elkander knarsen.

‘Hij wilde de kleine woning zelf betrekken; het groote huis heeft hij verhuurd, het brengt hem meer geld op. Uwe moeder nam ik bij mij, ik behandelde haar als was zij de mijne, ik was het haar toch schuldig, want ik had u toenmaals moeten terughouden.’

Frans stond op. ‘Ik dank u voor alles, wat gij aan haar gedaan hebt,’ sprak hij diep bewogen. ‘Geven kan ik u niets, want ik ben een arme vluchteling, die niet weet, waar hij zijn hoofd zal nederleggen, maar wat ik ooit voor u zal kunnen doen, dat zal geschieden, trouwe, goede vriend.’

‘Ik zou zeggen, blijf bij mij!... Maar hier zijt gij niet veilig, men zal overal naar u zoeken. Gij moet naar boven in het gebergte. De kloof bij het houten kruis kent gij, daar zoekt u gewis niemand, begeef u daarheen; ik kom heden avond bij u en dan kunnen wij nader met elkander overleggen. Doch neem dit mede...’ Hij stopte hem een stuk roggebrood in de hand en eene flesch brandewijn. ‘Neem het aan!’ sprak hij smeekend, toen hij zag dat Frans het weigeren wilde. ‘Doch nu voort, eer u nog meerdere menschen in het dorp gezien hebben!....’ Hij drong hem naar buiten en strekte de hand in de richting van het woud uit. ‘Tot wederziens!’ klonk het uit beider mond.

Frans stapte in de schaduw der reusachtige dennen voort. Zijne gedachten warrelden wild dooreen; zij verwijlden bij het graf zijner moeder. Het was hem te moede als zou zijn hart bersten. Hij had haar onder de aarde gebracht, hij was de moordenaar zijner moeder, hij voelde het Caïnsteeken op zijn voorhoofd branden. Daarop mompelde hij plotseling weder: ‘Op straat geworpen!... Hij heeft haar op straat geworpen, de zieke, oude vrouw!’

Zijne schreden werden haastiger en duistere gedachten aan wraak stegen in hem op.

IV

Het was avond. De lucht was helder en tallooze sterren flikkerden aan het uitspansel. De maan stond boven het dorp en hare bleeke stralen speelden met welgevallen in de stilstaande wieken van den windmolen, welke als eene reusachtige spookgedaante met dreigend uitgestrekte armen op het dorp nederblikte. Overal heerscht diepe stilte: de meeste menschen hadden zich reeds ter ruste begeven... Door niemand opgemerkt stijgen eenige lichte rookwolkjes uit het dak van het wevershuisje op, weldra gevolgd door eenige vurige tongetjes, die uit eenige openingen dringen en kort daarop staat het huisje in laaie vlammen. Brand! brand! klonk het door het dorp. De bewoners stroomden van alle kanten bijeen, doch bleven rustig toezien hoe het knapte en knetterde in de droge binten en hoe de bergmolenaar jammerend in radeloozen angst de handen naar de werkelooze menigte uitstrekte en smeekend uitliep: ‘Helpt toch! helpt! anders ben ik een bedelaar.’

Weinigen waren daartoe echter te bewegen; want de oude woekeraar was algemeen gehaat in het dorp en voor het laatste zelf was geen gevaar te duchten, daar de wind afwaarts was en de naaste woningen tamelijk veraf stonden. Plotseling stortte het huisje met donderend gedruisch in en uit den vuurpoel stegen duizende knetterende vonken op, die door den wind voortgestuwd op het dak van het molenhuis nedervielen en hieraan ook snel het vuur mededeelden. Het duurde niet lang of de houten bovenverdieping stortte krakend in en bleef de brand in de steenen onderpui voortwoeden, tot de vlammen geen voedsel meer vonden.

Op een kleinen heuvel, niet verre van het tooneel van den brand, stond een bleeke jonkman met verwrongen gelaatstrekken en staarde onafgewend in de vlammen.

Het was Frans; hij had met eigen hand het vaderlijke huis in brand gestoken, thans het huis van den man, die zijne moeder van alles beroofd had, die hem tot datgene gemaakt had, wat hij nu was; die man zou het huis zijns vaders, het heiligdom zijner jeugd, niet ontwijden, hij zou het ook niet bezitten. Toen het woonhuis des molenaars instortte, wendde hij zijne schreden naar het woud en verdween tusschen het geboomte.

De morgenzon bescheen twee rookende puinhoopen - de rijke bergmolenaar was een bedelaar. Zijne roerende have, zoowel als zijn geld, dat hij altijd in huis had, om zich aan diens aanblik te vergasten, waren vernietigd......................

Lange-Hans had den ongelukkigen Frans aangeraden om smokkelaar te worden. Maar hij kon hem daartoe niet bewegen; Frans had zijne moeder beloofd dat gevaarlijk handwerk niet meer te zullen drijven en hij wilde zijn woord houden uit eerbied voor de afgestorvene.

‘Maar gij moet toch iets bij de hand nemen om van te leven,’ had Hans gezegd.

‘Ik zal mij als knecht verhuren.’

De sluiker lachte bitter. ‘Meent ge dat men den voortvluchtigen veroordeelde, den brandstichter niet zoeken zal! dat men hem ergens eene schuilplaats zal verleenen?’ vroeg hij schamper.

‘Maar wat moet ik dan aan vangen?’

‘Luister, Frans, terug kunt ge niet meer, gij moet voorwaarts. De molenaar moge het eenmaal verantwoorden wat gij misdoet, hij heeft u daartoe genoodzaakt, - word strooper. Ik zelf heb dat handwerk in vroegeren tijd uitgeoefend en ben gaarne bereid uw lot te deelen. Het wild dat wij schieten, zal ik over de grenzen brengen, waar ik afnemers ken, door wie het goed betaald wordt. Wat is de eigenaar van het jachtrecht aan eenige herten minder of meer gelegen, en gij moet toch leven?’

Hij hield Frans de geopende hand voor, om toe te slaan; deze aarzelde echter, want zijne moeder zweefde hem voor den geest en het was hem als klonken de vriendelijk vermanende woorden nog in zijne ooren: ‘Mijn zoon, houd uw geweten zuiver!’ Maar aan de andere zijde stonden nood en ellende en..... hij sloeg toe.

Hij leefde in het woud, hij woonde in het woud, hij sliep in het woud, of liever in eene grot aan de kruiskloof, waar niemand hem zocht. Overdag hield hij zich met Lange-Hans, die hem trouw bijbleef, in de grot verborgen; des nachts gingen zij stroopen. De sluiker kende nauwkeurig alle plaatsen, waar het wild zich ophield, en menig prachtig dier viel door hun kogel en werd over de grenzen vervoerd. Van de opbrengst kocht Hans aan gene zijde der grenzen de benoodigde levensmiddelen in. Zeer zelden zette Frans een voet buiten het woud; slechts eenmaal had hij zich begeven naar de hut waar het meisje woonde, dat eens met de barmhartige liefde van den Samaritaan zijne wonden verbonden had, maar de woning was ledig, het meisje was reeds met het vee naar het dal teruggekeerd, want de zomermaanden waren voorbij.

Het gure jaargetijde naderde meer en meer. De kruiskloof verleende slechts weinig beschutting tegen de ruwheid van het weder en het was niet denkbaar, dat Frans tijdens den winter het daar kon uithouden. Dientengevolge ging hij des nachts naar de woning van Lange-Hans.

‘Het smokkelen levert in den winter veel meer op dan het stroopen,’ bracht hij Frans onder het oog; ‘neem er deel aan! Het is toch geene zonde, het is slechts verboden door de wet, Gods wet is het niet. En wat is er aan gelegen, wanneer het land eenige guldens onthouden wordt? Wij moeten toch ook leven,’ had de sluiker tot hem gezegd.

Frans voerde nog altijd een harden strijd met zich zelven; maar was de wildstrooperij een beter beroep of, in werkelijkheid, niet een slechter?... Eindelijk stemde hij toe.

 

(Slot volgt.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken