Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 2 (1885-1886)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 2
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 2Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (60.12 MB)

Scans (1363.93 MB)

ebook (52.94 MB)

XML (2.92 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 2

(1885-1886)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 270]
[p. 270]

Wetenswaardigheden.

De spierkracht der insecten.

Een man, die naar evenredigheid van zijn gewicht, zooveel kracht bezat als een meikever, zou een gewicht van 850 kilogrammen kunnen voorttrekken.

Een man, wiens knieboog betrekkelijk even sterk was als die van eene vloo, zou gemakkelijk tot eene hoogte van 150 malen zijne lengte, dit is bijna 250 meter hoog kunnen springen.

Men heeft de kracht berekend, die de menschelijke stem zou verkrijgen, wanneer het geluid, dat zij voortbrengt, in evenredigheid was met den omvang van het lichaam, vergeleken met dat van den sprinkhaan.

De sprinkhaan laat zich hooren op een afstand van 100 meters. Een gewoon mensch weegt evenveel als 6000 dier insecten: als zijn stemwerktuig even machtig was als dat van den sprinkhaan, zou die man gehoord kunnen worden op een afstand van 1.600 kilometers, zoodat van Parijs, b.v., zijne stem voorbij Constantinopel tot in Klein-Azië gehoord zou worden, en dat zij Moskou 100 kilom. voorbij zou streven.

Volgens die berekeningen zou iemand, die onvoorzichtig genoeg was om binnenshuis te niezen, onmiddellijk onder de puinhoopen zijner woning begraven worden.

De trichinen.

Men heeft reeds zooveel gesproken over de trichinen, dat het van belang is, hier hunne zoölogische geschiedenis mede te deelen.

De Duitsche natuuronderzoeker Virchow heeft de ontwikkeling der trichine, wanneer zij in de organen is doorgedrongen, volkomen verklaard.

De trichine bestaat in de ingewanden van het zwijn. Daar leeft zij en teelt zij voort.

Wanneer het varkensvleesch, waarin zich hare larven bevinden, door den mensch wordt gegeten, komen zij in diens ingewanden en blijven daar eenigen tijd. Daar die woonplaats hun niet past, verlaten zij die spoedig, boren zich door het darmvleesch heen en vallen in de aderen. Het bloed voert ze mede naar het hart en door de groote en kleine vaten, waarna zij eindelijk in de spieren geraken, hunne meest geliefde woonplaats. Tot volkomen ontwikkeling gekomen, leven de trichinen ten koste der spieren.

De trichinen kunnen zich dus slechts volkomen ontwikkelen en voortplanten in de ingewanden, hetgeen eerst plaats heeft, wanneer de spieren van een dier de blaaswormpjes der trichinen bevatten en door een ander dier of door den mensch worden gegeten. Aldus in eene voor hen gunstige middenstof gekomen, komen zij uit de blaasjes te voorschijn en eindigen daar hunne zonderlinge pelgrimstochten met het voortbrengen van nieuwe geslachten.

Die parasieten, welke alleen den mensch, het zwijn en het konijn tot woonplaats hebben uitgekozen, vermenigvuldigen zich in de ingewanden met eene schrikwekkende snelheid. Iedere moeder-trichine kan omstreeks 1000 kiemen voortbrengen; er zijn dus maar eenige duizenden wijfjes noodig om een millioen jonge trichinen te doen ontstaan. Door die verbazende vruchtbaarheid is het te verklaren dat het lichaam van den mensch zoo snel overweldigd en verwoest wordt door die oneindig kleinen, die hem over zijne geheele uitgestrektheid onder hevige pijnen verteren.

De eerste maal, dat het bestaan der trichinen aangetoond werd, was in 1832 door den ontleedkundige Hilton, die bij de lijkschouwing van een grijsaard een groot aantal witte lichaampjes, omstreeks ter lengte van een millimeter, vond, die in de spiervezels verspreid waren. In 1835 bestudeerde Owen de lichaampjes met het microscoop en bevond dat het blaasjes waren, die een worm bevatten, waaraan hij den naam gaf van spiraal trichine. In 1859 werd eene epidemie van dien aard te Dresden waargenomen, door Zeuker. Zij had haar ontstaan te danken aan een enkel varken, dat op eene boerderij was geslacht. Eene dienstmaagd stierf er aan, en haar lichaam, dat met het microscoop onderzocht werd, bleek geheel door die geduchte gasten overweldigd te zijn.

Virchow te Berlijn heeft eene reeks van proefnemingen met die dieren gedaan. Hij gaf stukjes vleesch met trichinen aan een konijn. Na verloop van eene maand stierf het dier en vond men zijn lichaam vol trichinen. Een tweede konijn, dat hij met het vleesch van het eerste voedde, stierf insgelijks.

Eene epidemie te Maagdenburg, die verscheidene jaren duurde, tastte meer dan 300 personen aan. Te Edersleben bij Maagdenburg waren in 1805 meer dan 300 lijders aan die ziekte, wier lichamelijke smarten nog door een zedelijk lijden werden vergroot. De zieke toch, die door trichinosis is aangetast, heeft het vooruitzicht op een langzamen, onvermijdelijken dood, waaraan hij niet den minsten weerstand kan bieden. Een panische schrik vervulde de stad, de meeste personen, die aangetast waren, vluchtten in der haast om te ontkomen aan hetgeen zij de cholera waanden. Uitgeput, hulpeloos vonden zij den dood langs de wegen en aan de slootkanten. Alle geneesmiddelen, die men tegen de trichinosis heeft beproefd, zijn onmachtig gebleken. Bij den tegenwoordigen stand der wetenschap is alleen de genezing te verwachten, die de natuur bewerkt, en die daarin bestaat dat de trichinen zich in blaasjes hullen. De volle aandacht moet men dus vestigen op voorbehoedende middelen.

Men beveelt de volgende middelen aan om de ontwikkeling der trichinosis te beletten: een nauwkeurig toezicht te houden op het voedsel der varkens; zorgvuldig het vleesch te onderzoeken en als 't mogelijk is een microscoop in elke slachterij te plaatsen en met bijzondere zorg alle varkensvleesch te koken, dat op tafel moet verschijnen.

De ziekte onder de slachters, die de eerste offers aan de trichinosis hebben gebracht, bij de epidemieën in Duitschland, heeft hunnen makkers te Berlijn niet belet kreten van woede te uiten tegen professor Virchow. Ten einde de kwestie toe te lichten, waardoor de geheele bevolking van Berlijn verontrust werd, riepen de overheden van het slachtersgild, een groot aantal professoren der hoogeschool, geneesheeren en journalisten op, ten einde maatregelen te beramen om het kwaad te voorkomen. Te midden dier debatten nam een veearts, Urban genaamd, het woord tegen Virchow. Met heftigheid betwistte hij alle feiten, die de geleerden te berde hadden gebracht, en als sprekend bewijs, maakte hij zich sterk vleesch vol trichinen te eten.

De natuuronderzoeker beantwoordde die uitdaging door eene worst te voorschijn te halen, waarin hij pas de aanwezigheid dier geduchte parasieten had aangetoond. Hiervan bood hij zijn tegenstander een sneedje aan. Deze trachtte er zich aan te onttrekken, maar de geheele vergadering verhief zich tegen hem, en dwong hem door hare kreten en haren aandrang zijn eigen doodvonnis te voltrekken.

Onze veearts, in den strik gevangen, at tegen zijn zin een mondje-vol van die verraderlijke worst, en vertrok daarop onmiddellijk... De geschiedenis verhaalt dat hij naar een apotheker liep, door wien hij zich spoedig een krachtig braakmiddel liet toedienen. Zij gaat zelfs verder; zij voegt er bij dat de ongelukkige, welke die gedwongen proef had doorgestaan, in weerwil van dat braakmiddel, kort daarop, door verlamming getroffen, ten prooi werd aan de verwoesting van den geduchten vijand, wiens bestaan hij ontkend had.

Maken de insecten zich niet een geheel ander denkbeeld van de natuur dan wij!

Het is een der dwalingen van den mensch, dat hij het leven van alle andere dieren, die met hem de oppervlakte der aarde bewonen, vergelijkt bij zijne wijze van bestaan. Zou het wel anders kunnen zijn? Begaafd met zintuigen waardoor hij zich met de buitenwereld in betrekking stelt, verbeeldt hij zich licht dat alle andere geschapen wezens op aarde zien, hooren, ruiken, smaken, tasten, in één woord gevoelen op dezelfde wijze als hij. Niets valt echter meer te betwijfelen, en naar alle waarschijnlijkheid is niets valscher dan die methode ter waardeering van feiten.

Pascal, en, na hem, de eigenlijke physiologen hebben zich afgevraagd of alle menschen, die in het genot zijn van het gezicht, het gehoor, den reuk, den smaak en den tastzin, daarom van de buitenwereld nog wel gelijke indrukken ontvangen. Zeker is het, dat onze organen verschillend werken, al naar de individu's, het licht, het geluid, de geuren, den smaak, in één woord de waarneembare eigenschappen der lichamen. Maar hoe onbepaald en wankelend wordt de gang onze redeneeringen, als wij, den afgrond tusschen de gewervelde en de ongewervelde dieren overspringende, afdalen tot de lagere trappen van het leven, tot de mollusken, de schelpdieren, de insecten. Hierbij is niet meer sprake van hersenen, van ruggemerg of van een eigenlijk geraamte. Wij onderscheiden nog wel zekere zintuigen die de schipbreuk van de edeler deelen der dierlijke bewerktuiging zijn ontkomen; maar welke indrukken ontvangen die zintuigen?

De indrukken, welke de buitenwereld op de insecten maakt, zijn ons even onbekend als de eigenschappen der natuur zelve. Wij hebben zintuigen, die zij niet bezitten; zij hebben er, naar alle waarschijnlijkheid, weer, die ons ontbreken enz. Het aantal, de uitgebreidheid, de aard der zintuigen, die wij gemeen hebben, moeten zoo gewijzigd zijn, dat wij daartusschen niet één punt van overeenkomst kunnen vaststellen. Het is ons dus onmogelijk om een denkbeeld te maken van de smarten of van de genietingen, de werking, het gezicht, in één woord, van de gevoeligheid van een insect.

Die geheimzinnigheid maakt de studie dier lagere dieren ontegenzeggelijk veel aantrekkelijker. Het leven der insecten is eene andere wereld. De wonderen dier wereld zullen ons nooit geheel worden geopenbaard; maar wat wij daarvan zien, is voldoende om nieuwe gezichteinders te openen, waarbinnen onze altijd opgewekte en nooit bevredigde weetgierigheid aan het geheim van ons leven dat van andere levens toevoegt, die nog duisterder en nog moeilijker te bepalen zijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken