Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 2 (1885-1886)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 2
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 2Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (60.12 MB)

Scans (1363.93 MB)

ebook (52.94 MB)

XML (2.92 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 2

(1885-1886)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Een blik op het leven der insecten.

Hebben de plantenwereld en de microscopische diertjes ons reeds een leven doen kennen, dat zeer veel verschilt van het onze, in het dierenrijk is eene andere klasse van zonderlinge wezens, die door niet minder verrassende bijzonderheden onze aandacht trekt. Het is de klasse der insecten, die wezens, welke door hun lichaamsbouw en hunne gedaante buiten de overige dieren geplaatst schijnen en eenigermate tot de planten naderen. Evenals deze, volgen zij de jaargetijden en ondergaan zij gedaanteverwisselingen. Hun voedsel, althans in hun volwassen toestand, putten zij uit de bloemen, in wier gezelschap zij leven, en hunne verblijfplaats des daags is de lucht, evenals die des bloemengeurs. Hunne schitterende vleugels hebben hun den naam van levende bloemen doen verwerven. Denk u een vlinder zonder oogen, en gij hebt eene levende bloem. Geef eene bloem zintuigen en beweging en gij hebt een vlinder.

In deze studie vestigen wij een bijzonderen blik op de geschiedenis der insecten; door dien blik zullen wij eene andere zijde van het algemeene leven aanschouwen.

Het is inderdaad eene wonderlijke wereld, die wereld der insecten! Alles in hun zonderling bestaan trekt onze aandacht en wekt onze verbeelding. De natuur gaat zoodanig te werk, dat hoe meer wij hare werken trachten te doorgronden, hoe meer zij in uitgebreidheid toenemen en onpeilbaar worden. Dat is eene zonderlinge tegenstelling met de werken van den mensch. Het fijnste weefsel verandert onder het microscoop in het grofste paklinnen en er valt bij het onderzoek daarvan niets te ontdekken. Maar laat ons eens den vleugel van een bombyx, zijne oogen of zijne voelhorens onderzoeken, en wij staan verbaasd over de ontdekkingen, die met het vergrootend vermogen van ons werktuig toenemen. En merkt wel op, dat ik den zijworm niet kies om zijn rijk en schitterend voorkomen; die ijverige werker draagt integendeel niets anders dan de nederige werkmanskiel; hij mist elken tooi, terwijl hij in zich zelven het vermogen bezit om den meer ijdelen mensch de weelde van zijn zijden weefsel te verschaffen.

Maar laat ons het plan volgen, dat wij hebben ontworpen, en ons rekenschap geven van het onderscheid tusschen het leven der insecten en dat der hoogere dieren en het onze.

Het meest buitengewone kenmerk van het leven der insecten is de opeenvolging hunner gedaanteverwisselingen. Welke gelijkenis is er tusschen het ei, de rups, de pop en den vlinder van een zelfde wezen?

In den eersten toestand is het een bewegingloos voorwerp, waarin de meest onderzoekende geest geen levensbeginsel kan bespeuren. In den toestand van worm of rups is het eene weeke, lompe, vraatzuchtige larve, die haar leven in slijk of op het vochtige gras doorbrengt. De derde toestand vertoont ons eene mummie in hare lijkwade, een stijf gebakerd kind; het is nog hulpeloozer dan in zijne vorige gestalte en kan zich niet bewegen en voeden. En terwijl het geheimzinnige wezen in dien schijndood ligt, grijpt er eene onmerkbare, maar voortdurende werking in hem plaats; zijn aard verandert en binnen de windselen, die het knellen, openbaart zich een streven naar het nieuwe leven, dat hem wacht, en dat onbekend, maar ongetwijfeld schitterend is. De

[pagina 267]
[p. 267]

zonnestralen dringen zijn graf binnen en hij ontwaart de schemering van den naderenden dag. Weldra, op een warmen lentemorgen, voelt hij zich van een hooger leven doordrongen, hij wentelt den steen van zijn graf, en stijgt met zijn verheerlijkt lichaam hemelwaarts.

Wat is er geworden van het ei, van de larve, van de pop? Schitterend insect, geniet het leven! Maanden, jaren lang hebt gij het verwacht. Spreid uwe vleugelen in den dampkring uit; het azuur des hemels en de geur der bloemen zijn voortaan uwe wereld. Laat u wiegen op de lichtstralen en breng voor de eerste maal den beker van den wellust aan uwe lippen! Maar, helaas! vrijheid en geluk gaan spoedig voorbij. De zon, die u hedenmorgen uit het duister te voorschijn riep, daalt reeds ter kimme. Leg uwe eieren aan den voet der plante neder, opdat zij u een nageslacht verzekeren, dat gij niet zult kennen; want de laatste zonnestralen verdwijnen, de koude van den nacht doet uwe vleugels verstijven en gij verzinkt in de rust om niet weer te ontwaken.

Die gedaanteverwisselingen zijn zonderling en aan het levensstelsel, waartoe wij behooren, geheel vreemd. Het zou ons een wonder toeschijnen, zegt Réaumur, sprekende over de pop van de vlieg, als men ons verhaalde van zeker viervoetig dier ter grootte van een beer of een os, dat op zekeren tijd van het jaar, bij het naderen van den winter bij voorbeeld, zich geheel van zijne huid ontdoet om er eene woning van te maken, die hem tegen den invloed van de lucht en de aanvallen van andere dieren beschermt. Dat wonder geschiedt in 't klein bij de gedaanteverwisseling van onzen worm. Hij ontdoet zich van zijne huid en maakt daarvan eene hechte, goed gesloten woonplaats.

Thans komen wij tot een der belangrijkste kenmerken van den bouw der insecten, tot zijne spierkracht, die betrekkelijk veel grooter is dan de onze of die der groote dieren.

Door middel van een krachtmeter heeft men aangetoond, dat de spierkracht van een man, die met beide handen trekt, omstreeks 55 kilogrammen bedraagt, en die van de vrouw 33 kil. Wij kunnen zelfs niet het gewicht van ons lichaam voorttrekken. Het paard trekt nog minder: een paard, dat 600 kil. weegt, trekt maar omstreekt 400 kilogrammen.

De meikever is veel sterker dan wij. Hij kan eene trekkracht uitoefenen, die veertien maal zoo groot is als het gewicht van zijn eigen lichaam. Uit de proefnemingen van Plateau is gebleken, dat de Cabarus auratus zeventien malen het gewicht van zijn lichaam trekt, de bie twintig maal, de Doncia nymphea twee en veertig maal. Wanneer het paard de kracht dezer laatste bezat, zou het een gewicht van 25,000 kil. kunnen trekken. Geoffroy verhaalt dat een Engelsch werkman eene koets van ivoor had vervaardigd. Op den bok zat een koetsier met een hond aan zijne voeten; vier personen zaten in het rijtuig en twee lakeien stonden er achter op. Die geheele equipage werd door eene vloo voortgetrokken. Over eenigen tijd zagen wij op eene foor, eenige geleerde vlooien. Voor een gouden berline met vier wielen waren twee vlooien gespannen. Eene derde zat op den bok als koetsier en hield eene zweep in den poot. Twee andere vlooien trokken een kanon voort. Dertig vlooien exerceerden, enz.

Wij hebben allen wel eens eene vloo zien springen. Die aardige parasiet overtreft nooit de lengte van twee millimeters en hij doet sprongen van een meter. Naar dien maatstaf zou de leeuw een sprong kunnen doen van zeven à acht minuten lengte.

Wij zijn er soms trotsch op, dat menschen de pyramiden hebben gebouwd. De hoogste is negentigmaal zoo hoog als de lengte van een gewoon mensch. Maar de termieten bouwen woningen, die twaalfmaal zoo hoog zijn; hunne nesten zijn duizendmaal zoo groot als zij zelven. En de hechtheid doet daarbij voor de hoogte niet onder. Niet alleen kunnen verscheidene menschen er op loopen zonder dat zij instorten, maar de wilde buffels plaatsen er wachtposten op, omdat zij van die hoogten over het hooge gras kunnen zien, of zij ook door leeuwen of panters worden bedreigd.

De verwoesting welke die kleine wezens aanrichten, is niet minder dan hunne kracht. Sedert het begin dezer eeuw zijn de termieten bezig Rochefort en La Rochelle te ondermijnen, gelijk reeds geschied is met de stad Valencia in Nieuw Grenada. De voortgang der verwoesting is verbazend snel. Men heeft waargenomen dat zij in eenen enkelen nacht zich eenen weg hadden gebaand door een poot van eene tafel, door de tafel zelve, en vervolgens door den poot aan den anderen kant, na den inhoud van een koffer, dat op de tafel stond, bijna geheel te hebben verslonden.

De sirex doorboort het lood, getuigen de doorboorde patronen en kogels van het Fransche leger in de Krim.

Bij eene en dezelfde groep insecten zijn de kleinste altijd de sterkste. Hunne trek- en stootkracht is buitengewoon groot; hunne vliegkracht is echter kleiner, daar zij over het algemeen zelfs niet een gewicht als dat van hun eigen lichaam kunnen medevoeren.

De volgende kenmerken toonen duidelijk het groote verschil, waarop wij in den aanvang doelden. Maar er is nog een derde, dat niet minder belangrijk is, en dat wij niet stilzwijgend mogen voorbijgaan.

Bij ons is het vrouwelijk geslacht, zooals men zegt, volmaakter dan het mannelijke. Het maakt het ‘schoone geslacht’ uit. Zij zijn bijzonder zacht, teeder, beminnelijk, enz. En dit is juist het tegenovergestelde in de natuur, ik meen bij sommige insecten.

Zoo, bijvoorbeeld bij de paardevliegen, zijn de wijfjes strijdlustig, vraatzuchtig en bloeddorstig. De mannetjes hebben een meer vreedzamen zin; zij wiegelen zich op den luchtstroom en leven van het geurige sap der bloemen.

Nog eene andere karakteristieke zaak, altijd met het oog op de tegenstelling. In de oudheid riep Xenarchus uit: ‘Hoe gelukkig zijn de mieren, hunne wijfjes hebben geene stem.’ Het was niet zeer galant, maar het was waar. Men weet dat het werktuig, waarmee de cicaden geluid voortbrengen, zich onder den buik bevindt, en dat het Réaumur gelukt is, bij het onderzoek der spieren van zulk insect, dat reeds maanden lang dood was, het nog te doen zingen.

Sommige soorten, die zich anders gewoonlijk stil houden, beginnen in de lente een groot gedruisch te maken.

De krekels en de sprinkhanen hebben het vermogen om te zingen, - door de bovenste vleugels tegen elkaar te wrijven, - terwijl hunne vriendinnen tot een eeuwigdurend zwijgen zijn gedoemd. Bovendien is, bij alle insecten, het vermogen om gedruisch te maken het voorrecht van het sterkere geslacht. Men moet hierbij opmerken, dat dit voorrecht hun met het kennelijk doel geschonken is om de wijfjes te bekoren, die wel stom, maar niet gevoelloos voor teedere aandoeningen zijn.

Beschouw eens de cochenille. Het mannelijke geslacht verschilt zooveel van het vrouwelijke, dat men ze voor twee verschillende soorten zou houden. Herkennen zij elkaar gemakkelijk? Men zou er aan twijfelen. Het eerste is fraai; zijn wijfje leelijk. Het eerste is levendig, vlug; het andere lomp en traag. Het eerste heeft doorschijnende, sierlijke vleugels; het wijfje mist die en gelijkt eene larve.

Zekere glimwormen vertoonen ons dezelfde tegenstelling. De donkere, logge bruidjes zijn bijna vijftien maal zoo groot als hare echtgenooten; zij zijn vraatzuchtig, hebben geene vleugels en kruipen op den grond, terwijl de anderen vlug en sierlijk over planten en struiken rondfladderen.

De glimwormen zijn wel beide phosphoresceerend; maar terwijl de mannetjes naar hun welbehagen rondzweven, brengen de wijfjes hun droevig leven op het gras door. De cucuyos van Mexico dienen den Creoolschen vrouwen tot tooisel voor hunne kleederen en hunne gitzwarte lokken. De smaragdgroene schaal dezer diertjes is zoo hard, dat zij door het gebruik met verslijt.

Bij andere coleopteren is dat verschil in voorkomen ook zeer groot. Een sieraad, waaraan bij velen het mannelijk geslacht te herkennen is, bestaat in de horentjens. Men heeft die nooit bij de wijfjes aangetroffen.

Er is nog eene belangrijke zaak, waardoor de insectenwereld zich van de onze onderscheidt.

Eene enkele bombyx legt omstreeks 700 eieren te gelijk. Een paar vlooien kan in het achtste geslacht, in minder dan een jaar tijds aan 441 quadrillioen 461 trillioen en 10 milliard individu's van hunne soort het leven geven. Het derde geslacht van twee.... luizen kan aangroeien tot 125.000. Een Portugeesch geneesheer uit de XVIde eeuw, Amatus Lusitanus, verhaalt dat deze parasieten zich bij een edelman, die aan phthiriasis leed, zich zoo sterk vermenigvuldigden, dat twee bedienden werk hadden om ze bij manden vol in zee te werpen?!

Eenige soorten van visschen deelen ook in die verbazende vruchtbaarheid. De kuit van een kabeljauw bevat 6,878.000 eieren; die van een haring 117.000; die van een baars, 155.000; die van een zalm, 19.000.

Het is ongetwijfeld zeer gelukkig dat ons geslacht zich niet dermate vermenigvuldigt, maar wij moeten er bijvoegen, dat wij middelen hebben om eene overbevolking te voorkomen, welke de insecten missen. Hoewel van twee sprinkhanen of twee krekels, die men bij elkaar in een doosje plaatst, de een den ander dikwijls verslindt; heeft men nog nooit geheele scharen van insecten zich in slagorde zien scharen om elkaar stelselmatig te vernielen. Alleen de mensch is op het vernuftig denkbeeld gekomen om veldheeren en legers te vormen!

Er is nog een ander feit, dat hun leven van het onze onderscheidt; sommige insecten voeden zich met stoffen, die voor ons doodelijk zouden zijn, en leven in eene vergiftigde lucht. Er zijn rupsen, die leven op het springkruid, eene plant, wier melk onzen mond in gloed zet, als men er maar een droppel van inneemt. Velen verslinden met gretigheid de haartjes van den brandnetel. En wat zijn het grage magen! Heeft men wel ooit de vraatzucht van eene rups nagegaan? Niet zelden verteren zij in vier-en-twintig uien driemaal zooveel als hun gewicht bedraagt en nemen zij een tiende in grootte toe. Dat is alsof een mensch van 60 kil. op een dag 120 kil. verteerde en 6 kil. aan vet won.

De horzels ontwikkelen zich in de maag van het paard, dat ze al likkende heeft binnengekregen, en zoo zijn vreeselijksten vijand gastvrijheid verleent. Die larve voedt zich in hare zonderlinge woning met het slijm, dat zich in de maag afscheidt. Zij leeft in een mengsel van gassoorten (stikstof, koolzuur, zwavelwaterstofgas), die voor den mensch en andere dieren vergiftig zijn.

Sommige insecten kunnen niet van gedaante verwisselen zonder van woonplaats te veranderen. De lintworm ontwikkelt zich in de maag van den mensch. De trichinen moeten wij eerst opnemen, voor zij tot volkomen ontwikkeling kunnen komen.

De larven der langpooten stellen zich alleen met aarde tevreden; hunne uitwerpselen zijn niets dan droge aarde, waaruit het insect alles weet te halen, wat het behoeft.

Ten slotte, uit welk oogpunt men ze ook beschouwe, het leven der insecten is zoo verschillend van het onze, dat wij met recht kunnen vragen, of die wezens zich over de natuur geen heel ander denkbeeld moeten vormen en niet in eene heel andere wereld leven dan wij, ten gevolge van de eigenaardige wijze, waarop zij alles waarnemen.

Het is eene nieuwe wereld voor den diepen denker, evenzeer als de plantenwereld, waarvan wij vroeger het merkwaardigste hebben aangetoond. Wat weten wij nog maar weinig van de natuur.

De kennis der natuur is in onzen tijd eene algemeene behoefte geworden. De algemeene

[pagina 268]
[p. 268]

invloed der wetenschappen doet zich rechtstreeks gevoelen bij den vooruitgang der maatschappij. Men herinnert zich wel de bloedregens uit de middeleeuwen. Langen tijd geleden vielen er op een goeden dag in Provence bloeddroppels neder Het was echter niets anders dan de roode vloeistof, die de Vanessae verspreiden bij het verlaten van de pop.



illustratie
de eerste brief, naar c.f. deiker.


De verschijning van den doodshoofdvlinder viel in zekere landen samen met eene besmettelijke ziekte, en men zag in hem den bode des doods. Men meende dat hij met de tooverheksen in betrekking stond en het bijgeloof liet hem de zonderlingste rollen vervullen. Is het niet beter in hem eenvoudig een dier bezielde bloemen te zien, die in de lucht zweven?

De sprinkhanen strijken dikwijls bij geheele zwermen op een landstreek neder en vernietigen den oogst. Het gedruisch dier millioenen vleugels gelijkt op het bruisen van een waterval. De takken der boomen breken onder zulk een aanval. In weinige uren is eene geheele streek verwoest, en als de zwerm sterft, ontstaan er besmettelijke ziekten uit de ontbinding van zulk een heir van lijken. In 1749 werd het leger van Karel XII door zulk een storm overvallen.

De meikevers in 1688 verduisterden de zonnestralen een half uur ver, en verwoestten eene geheele landstreek. Hunne vraatzuchtige

[pagina 269]
[p. 269]

kaken maakten een gedruisch als eene zaag, en het gonzen hunner vleugels geleek op een verwijderd tromgeroffel. In 1479 veroorzaakten zij in Zwitserland een hongersnood.



illustratie
de laatste hinderpaal, naar karasin.


Men kan zich een denkbeeld maken van de schade die de pyraliden (zekere nachtvlinders) in de wijngaarden veroorzaakten als men weet dat in tien jaren tijds de departementen Rhone en Saone-et-Loire in 't geheel vier en dertig millioen franks verloren.

Laatstgenoemde feiten, waarmede wij onze studie over de insecten eindigen, versterken ons in de overtuiging, dat de rijkdom van een land oneindig wint bij de beoefening der wetenschappen en dat de zorg van ieder bestuur aanhoudend gewijd moet zijn aan het algemeen onderwijs.

(vrij naar c. flammarion.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken