Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3 (1886-1887)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (74.23 MB)

Scans (1387.69 MB)

ebook (66.59 MB)

XML (2.80 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3

(1886-1887)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De Erfgename van Zachenburg.
(Vervolg.)

II.

Den volgenden ochtend zat gravin Irma met den advocaat Dasting aan eene met papieren bedekte tafel in de bibliotheekzaal. Zij hadden zoo even een onderhoud geëindigd en hielden zich beiden met hunne gedachten bezig. Irma maakte den indruk van eene vijftigjarige, die reeds sedert eene lange reeks van jaren den vrede des harten verloren heeft. Het dunne

[pagina 15]
[p. 15]

naar het zilvergrijs verkleurende haar dekte slechts onvolledig den schedel. In dit gezicht lagen al de scherpe en diepe trekken van den gevorderden leeftijd; maar het miste teenemale de goedhartige uitdrukking, welke die scherpte verzacht.

De advocaat Dasting kon noch op de gezetheid noch op de koele bedaardheid van de gravin roemen, alles aan hem was zoo hoekig en beenig, dat men zich steeds verbeeldde het knakken zijner ledematen te moeten hooren en dit gevoel werd nog verhoogd door de rustelooze bewegingen zijner armen en beenen. Een papiersnipper, een zandkorreltje, een stofje gaf hem aanleiding nu hier dan daar te tasten, te knippen, te vegen en te blazen.

‘Maar, Dasting,’ sprak Irma, ‘zit dan toch eenmaal stil; het duizelt iemand voor de oogen.’

Dasting deed zich geweld aan; hij wilde de gravin geene oorzaak geven tot ontevredenheid, want ondanks de verscheidenheid van hun karakter en hunne persoonlijkheid bestond er toch overeenstemming tusschen hen: zij hadden elkander trouwbelofte gedaan. Irma had een man noodig, die met het rechtswezen en het beheer van goederen bekend was en Dasting had dertig jaren lang vergeefs naar eene rijke en voorname vrouw gezocht.

De deur opende zich thans en Leonie trad binnen.

‘Goeden morgen, tante Irma,’ riep zij met kristalheldere stem en ging op haar toe om haar de hand te bieden. De bitterheid, welke daags te voren haar hart overmeesterd had, was met het zoo even in de kapel verrichte morgengebed verdwenen.

‘Neem plaats,’ sprak de tante bits; ‘wij wachten reeds sinds een vol uur. Stiptheid is nooit eene deugd van u geweest.’

Het kleurende meisje zette zich op den stoel, die voor haar gereed stond en knikte den advocaat begroetend toe.

‘Genadige freule,’ ving deze aan, ‘wij zijn gekomen om rekenschap te doen van het beheer uwer fortuin. Hier in dit boek vindt gij alle ontvangsten en uitgaven opgeteekend en daar zijn de gezamenlijke bedragen. Indien gij het mij vergunt, zal ik de posten met u doorloopen en u de noodige ophelderingen geven. Wij zullen met uwe goederen in Hongarië een aanvang maken. Wilt gij zoo goed zijn het boek van het riddergoed Temeswar voor u te nemen.’

Leonie nam het boek en volgde zijne voorlezing; haar oog zag wel de cijfers, maar zij was met hoofd en hart niet bij de zaak; de bejegening der tante smartte haar nog te diep.

‘Het is zooals ik gezegd heb,’ viel deze uit; ‘orde kent gij niet. Zij hoort niet eens, wat gij zegt, Dasting.’

De jonge gravin kleurde nog sterker, hief echter ook met grootere levendigheid dan het anders in haren zachtzinnigen aard lag het hoofd op en zag hare tante met vasten blik aan. Mogelijk was zij voornemens iets te antwoorden, maar Dasting, wien er veel aan gelegen lag, den weg der goede verstandhouding niet te verlaten, nam snel hare aandacht in beslag door het voorleggen van een nieuw document. Leonie's gelaatstrekken hadden eene hooghartige uitdrukking aangenomen en de roode kleur was verdwenen. Zij vergeleek elk cijfer, rekende zelfs enkele sommen na en legde de kwitantiën en andere stukken naast zich.

Met de tusschenpoozing van het middagmaal duurde de vervelende bezigheid tot laat in den namiddag. Nu sloeg de advocaat de boeken toe met de woorden:

‘Gij hebt nu een algemeen overzicht gekregen, freule. Uw vlug begrip zal u reeds gezegd hebben, dat het beheer zeer geregeld en onbaatzuchtig geweest is. Een nauwkeuriger narekenen der bijzonderheden zou weken en maanden vorderen. Ik meen mij niet te vergissen, als ik aanneem, dat gij de zaak zult willen besluiten en mij kwijting van mijn beheer geven.’

Leonie greep naar de pen en schreef zonder aarzelen haren naam onder de afrekening. Het kwam er bij haar minder op aan, dat zij sloot dan dat de afdoening daardoor vertraagd zou kunnen worden. Dasting nam het onderteekende stuk aan en stak het in den zak.

Op tante Irina's lippen had reeds tijdens de onderteekening een zegevierende lach gezweefd; thans gaf zij aan hare inwendige blijdschap in de volgende bewoordingen lucht:

‘Voortaan zal het beheer u minder last veroorzaken, want Zachenburg en alle Duitsche goederen gaan met den dag van heden in mijn bezit over. Gij kunt evenwel nog eenigen tijd hier blijven wonen.’

‘In uw bezit?’ vroeg Leonie ten hoogste verbaasd.

‘In het mijne; en ik leg er hiermede de hand op,’ antwoordde Irma.

‘Gij wilt zeggen, tante, dat gij om een of ander landgoed verzoekt als een geschenk, omdat gij gedurende mijne minderjarigheid veel last en moeite met mij gehad hebt. Gaarne, tante; ik ben niet gierig en heb toch veel meer dan ik noodig heb om van te leven. Kies derhalve. Alleen niet den Zachenburg.’

‘Gij voert eene taal als eene koningin,. Leonie,’ zegde Irma spottend. ‘Gij wilt mij grootmoedig een uwer goederen toewerpen. Ik ben echter niet voornemens mij te doen beschenken, maar ik eisch wat mij toekomt.’

‘Wat u toekomt, tante? Ik meen dat ik het eenige kind geweest ben en derhalve ook de eenige erfgename.’

De gravin lachte kwaadaardig en antwoordde op een toon, die het meisje diep door de ziel sneed:

‘Het doet mij leed, dat ik u uit eene groote dwaling moet wakker schudden. Uw oom Herman heeft de gezamenlijke Duitsche goederen, dus ook den Zachenburg, aan mij vermaakt.’

‘Oom Herman?’ vraagde Leonie verwonderd. ‘lk meen toch, dat de Duitsche goederen van mijn vader kwamen en ik ze als zijn eenig kind moest erven.’

‘Wat gij meent, is geheel onverschillig,’ sprak Irma. ‘Zij komen van oom Herman en deze heeft ze aan mij vermaakt. Dasting, toon haar toch het testament!’

Leonie nam het testament uit Dastings hand en bekeek de onderteekening.

‘Het is zoo,’ zegde zij op treurigen toon. ‘Maar laat mij Zachenburg, tante; mijn hart is er aan gehecht. Neem in plaats van den Zachenburg een der Boheemsche of Hongaarsche goederen.’

‘Zachenburg weggeven?’ antwoordde Irma; ‘daar komt niets van! De Zachenburg wordt mijne blijvende woonplaats.’

Leonie verzocht haar in de warmste bewoordingen, in eene ruiling te bewilligen, maar Irma bleef onverzettelijk in hare weigering. Dasting poogde een vergelijk tot stand te brengen.

‘Twist is een onvruchtbaar iets,’ zegde hij, ‘en hij sticht onder bloedverwanten altijd veel kwaad. Ware het niet beter, genadige vrouw, dat gij voor den Zachenburg eene ruime schadeloosstelling ontvingt?’

‘Spreek er niet meer over, Dasting,’ antwoordde de gravin op verwijtenden toon. ‘Juist den Zachenburg wil ik hebben, daar ga ik niet van af. Gij weet dit toch; waarom doet gij mij dus zulk een voorstel?’

Dasting zweeg; hij waagde verder geen woord meer. Irma hield nu de zaak voor afgedaan en deed terstond den eersten stap tot inbezitneming.

‘Lang zullen wij hier niet samen kunnen blijven wonen,’ ging zij voort; ‘gij zult daarom wel doen, als gij spoedig een ander goed tot verblijf kiest.’

Leonie stond van haren stoel op en verliet de bibliotheek.

‘Gij waart al te haastig, genadige gravin,’ sprak de advocaat met gedempte stem, zoodra Leonie weggegaan was. ‘Tot heden was het meisje nog een kind, hetwelk slechts geleerd had zich aan vreemd gezag te onderwerpen; ik vrees, dat uwe onbuigzaamheid en uwe stoute taal haar tot verzet zullen aansporen. Er lag eene zekere uitdagende uitdrukking op haar gelaat.’

‘Ik weet het van ouds, Dasting, gij behoort tot de angstvalligen. Maar wat valt er nog te bedenken? Het testament spreekt duidelijk en ik heb waarlijk lang genoeg gewacht.’

‘De genadige gravin vergeet, dat aan het testament later een codicil toegevoegd is, hetwelk uw recht vernietigen kan.’

‘Och kom!’ antwoordde Irma, ‘dat codicil is bijkans sinds den dag, dat het geschreven werd, verloren geraakt. Was het nog in de wereld, dan had ik het gevonden, want op alle kasteelen mijner nicht is geen hoekje, dat ik niet doorzocht heb. Bij een openbaar beambte is het nooit in bewaring gegeven, dewijl mijn broeder voor de schande vreesde.’

‘Ik weet het, genadige vrouw, ik zelf heb het niet aan opzoekingen laten ontbreken; maar is het niet mogelijk, dat Leonie gelukkiger geweest kan zijn, dan wij?’

‘Kom! Dasting, uwe eeuwige mogelijkheden vervelen mij. Veronderstel zelfs dat zij er kennis van droeg, ja zelfs het codicil in handen had, wat ware het dan nog? Dit codicil heeft betrekking op een erfgenaam, die niet meer in leven is. Wij zijn immers in het bezit van zijn acte van overlijden?’

De rechtsgeleerde maakte hier zoo veel bewegingen met armen en beenen, dat tante Irma hem met een donkeren blik aanzag.

‘Dat moet gij u afwennen, Dasting,’ zeide zij. ‘De sterkste zenuwen kunnen dat niet uithouden. Mijn toekomstige echtgenoot moet op mijn afkeer van iets acht geven.’

De advocaat boog en gaf ten antwoord:

‘Zoo ik in al te hevige beweging geraakte, kan ik die slechts door de verwondering, dat gij van de acte van overlijden gebruik wilt maken, verontschuldigen.’

‘Natuurlijk alleen in het geval, dat zij lucht van de zaak mocht hebben; maar daar valt niet aan te denken!’

‘Ik weet niet, genadige gravin, of het niet beter ware den erfgenaam als verdwenen te doen verklaren?

‘Dit zou niets anders zijn dan de zaak op de lange baan schuiven en voor alle mogelijkheden deuren en vensters openzetten. Ik wil eindelijk in het bezit komen van het goed, waarnaar ik zoo lang gesmacht heb.’

Het paar stond op en verliet de bibliotheek. Gravin Irma keerde in het trotsche bewustzijn heden gebiedster van Zachenburg geworden te zijn, naar hare vertrekken terug en liet zich in een zetel vallen.

‘Ik moet onmiddellijk bezit nemen,’ zegde zij tot zich zelve, ‘en ik mag den langzamen Dasting geen tijd laten de zaak te verwikkelen en in de lengte te trekken. Laat den huishofmeester komen,’ riep zij hare kamenier toe.

Deze verscheen - het was een oud man met sneeuwwitte haren.

‘Ik wil dat binnen een half uur het geheele mannelijke en vrouwelijke dienstpersoneel van het kasteel in de groote bediendenzaal bijeen kome,’ riep de gravin hem toe en wenkte hem met de hand om dadelijk heen te gaan.

De oude man maakte bezwaar om haar bevel uit te voeren, zonder eerst met Leonie gesproken te hebben. Hij ging deze onverwijld berichten, wat de oude gravin hem belast had.

‘Zij gedraagt zich dus reeds als was zij de onbestreden meesteres van Zachenburg,’ zeide Leonie. ‘Ik ben nieuwsgierig te hooren, wat zij mijne lieden te zeggen heeft. Zacharias, staat het groote scherm nog in de bediendenzaal?’

‘Ja, genadige freule, het scherm staat er nog.’

‘Voer dan tante's bevel stipt uit.’

De hofmeester ging heen. Leonie echter begaf zich met Sylphide, hare moederlijke vriendin, intusschen naar het lokaal. In de groote zaal, waar het dienstpersoneel zijne maaltijden placht te gebruiken, stond een groot scherm voor de kachel.

Achter het scherm nam Leonie op oenen stoel plaats. Weldra had zich het dienstpersoneel verzameld en eindelijk ruischte ook de oude gravin in een zwaar zijden kleed, door Dasting gevolgd, naar binnen. Met gemaakte deftigheid ging Irma tusschen de lieden door, nam achter de tafel plaats, haalde een papier uit den zijzak van haar kleed en riep op bevelenden toon: ‘Luister naar hetgeen ik u ga voorlezen.’ Onder de voorlezing keken de toehoorders elkander geheel verwonderd aan. Toen de gravin met lezen gedaan had, vouwde zij het papier dicht en sprak: ‘Gelijk gij hoort gaan de gezamenlijke Duitsche goederen op den dag, dat Leonie van

[pagina 16]
[p. 16]

Zachenburg meerderjarig wordt, op mij over. Ik ben derhalve sinds heden ochtend de rechtmatige meesteres van Zachenburg en ik wil, dat gij u in deze stonde verbindt, mij als zoodanig te erkennen en alleen aan mijne bevelen te gehoorzamen.’

Na eene poos ging zij voort:

‘Zacharias, komt gij eerst, en leg uwe hand in de mijne, ten teeken, dat gij mij als meesteres erkend hebt.’

De grijze man deed eene schrede vooruit, boog diep en sprak met sidderende stem:

‘Genadige gravin, uw eisch komt mij zoo onverwacht, dat hij mij in verwarring brengt en ik wellicht niet in staat ben mij zoo duidelijk uit te drukken als ik het zou willen. Ik wil mij echter moeite geven geen twijfel omtrent mijne bedoelingen over te laten. Mijn hoofd is in den dienst der familie, die het kasteel tot dusverre bezeten heeft, zoo wit geworden als de sneeuw des winters op het veld en ik vrees, dat het niet meer buigzaam genoeg is om zich onder nieuwe meesters te krommen. Zoo lang gravin Leonie mijne meesteres is, blijf ik binnen de muren van Zachenburg en dien ik haar trouw. Een vreemde dien ik niet, daartoe ben ik te oud.’

Irma had zulk eene taal niet verwacht; het trotsche schepsel met het ijskoude hart kon zich niet verbeelden, dat er nog menschen in de wereld waren, die zich niets aan haar lieten gelegen liggen. Zij sidderde van gramschap als zij antwoordde:

‘Het is mijn voornemen niet hier iemand vast te houden. Wie het onder mijn bestuur niet bevalt, dien belet niets om heen te gaan. Den huishofmeester beschouw ik reeds nu als ontslagen, ik beveel hem morgen het kasteel en het gebied van den Zachenburg te ontruimen.’

Een onwillig gemor verhief zich, waardoor Irma nog meer verbitterd werd. Zij riep daarom:

‘Het komt er niet op aan, wat iemand van u wil, maar wat ik wil. Ik heb geen lust met ieder van u lieden in het bijzonder te spreken. Om aan alle verdere grofheden in eens een einde te maken, verklaar ik thans dat gij allen ontslagen zijt.’

Er ontstond op die woorden eene geweldige opschudding in de zaal, allen schreeuwden woest dooreen en drongen tegen de tafel op, achter welke de gravin met van woede schitterende oogen hen uittartend zat aan te zien. Op eens trad Leonie van achter het scherm te voorschijn en op eens werd het doodstil. Alleen Irma ontstelde blijkbaar bij hare onverwachte verschijning.

‘Tante Irma,’ sprak Leonie, ‘gij hebt aan mijn personeel een testament voorgelezen krachtens hetwelk gij meesteres van Zachenburg geworden zijt. Maar dit testament is nog niet onderzocht; zoolang het niet door het gerecht geldig en als onaantastbaar verklaard is, blijft Zachenburg in mijn bezit. Naar mijne meening is dit zoo zonneklaar, dat mijne verstandige tante de laatste zijn zou, ontijdig van het goed bezit te willen nemen. Voorshands kan derhalve ieder van het dienstpersoneel blijven, als hij zelf wil. Het moet echter niet gedwongen zijn.’

‘Lang leve onze goede meesteres!’ riepen allen als uit éénen mond. De mannen zwaaiden met hunne mutsen en de vrouwen wuifden met hunne zakdoeken.

De rechtsgeleerde, die tot dusverre zwijgend ter zijde gestaan had, ging op Irma toe, bood haar den arm en fluisterde:

‘Kom mede, genadige vrouw; als deze menschen opgewonden zijn, bedenken zij niet meer wat zij doen!’

Leonie verliet de zaal en het dienstpersoneel volgde. De advocaat en Irma waren alleen; beiden stonden zwijgend tegenover elkander, tot eindelijk Irma haren toorn door een gekunstelden lach lucht gaf.



illustratie
roofridders uit de middeleeuwen, naar p. bauer.


‘Prachtig!’ riep zij uit, ‘hoe dit meisje, dat nauwelijks de school ontwassen is, zich kan laten gelden! Zij treedt tegen mij, hare tante, op alsof ik haar brood at. Maar dat alles zal haar niets baten. Op Zachenburg blijf ik en ik zal de zegepraal beleven, dat zij met schande van hier trekt!’

‘De dingen nemen een slecht begin,’ meende Dasting. ‘Wij hadden er geen van beiden op gerekend, dat Leonie zich verzetten zou; wij hoopten veeleer, dat het testament volkomen genoegzaam zou zijn, om haar lijdzaam in alles te doen berusten. Daar dit echter niet het geval is moeten wij het gerecht vermijden, en de zaak onder ons in den minne regelen. Als gij mijn raad wilt volgen, genadige vrouw, zou ik u voorslaan met Leonie een vergelijk te treffen, waarbij wij elk gevaar uit den weg gaan.’

‘Kom, Dasting, gij kunt dit toch niet van mij verwachten. Nadat ik eenmaal als meesteres opgetreden ben, kan ik niet loven en bieden. Meent gij echter, die er niet bij betrokken zijt, op deze wijze ons doel te bereiken, geef ik u vrijheid om te handelen.’

Dasting knikte. Het waardige paar, welks overeenstemming zich eigenlijk beperkte tot de bevrediging van eene onverzadelijke geldzucht, verliet de dienstbodenzaal en begaf zich naar zijne vertrekken.

Het dienstpersoneel had zich intusschen in den hof verzameld, waar onder hevige bewoordingen het voorval besproken werd.

‘Het is goed dat wij gisteren ons vuurwerk niet geheel afstaken,’ zeide Heidmann, ‘want wij hebben nog niets gedaan om den feestdag onzer meesteres te vieren. Wat dunkt u, als wij nu eens voor het balkon van haar zitvertrek een vreugdevuur afstaken.

De voorslag vond algemeenen bijval. Den ouden Zacharias werd opgedragen om uit aller naam de gelukwenschen te gaan overbrengen. Zacharius ging en het mannelijke personeel begaf zich met de stukken van het vuurwerk beladen naar een lagen heuvel voor het kasteel, die vlak tegenover het bedoelde balkon lag. Zij zagen licht in het vriendelijke vertrek en kort daarop ook de meesteres, die de balkondeur opende om de warme avondlucht toegang te verschaffen.

‘Wat ziet zij er ontdaan uit!’ merkte Pimm ann. ‘Het heeft haar sterk aangepakt. St!.... daar komt Zacharias binnen; hij spreekt, hij draagt onzen gelukwensch voor. Nu is het tijd, Heidmann, haast u!’

De tuinman haastte zich zooveel hij kon; maar zijn toebereidselen vorderden toch eenigen tijd en de haast waarmede hij te werk ging, vertraagde den aanvang nog meer.

Thans echter snorde de eerste vuurpijl in de hoogte en sprong aan den donkeren avondhemel uiteen. Op het oogenblik dat Leonie door het gedruisch een weinig verschrikt opzag, viel een regen van veelkleurige sterren neder. Vuurpijl op vuurpijl steeg op; de boomgroepen werden door de prachtvolle Bengaalsche kleuren verlicht, de omtrek scheen in eene tooverwereld herschapen. Zwermpotten knetterden, zonnen wentelden tot eindelijk de laatste korrel kruit verbrand was en het bosch in het duister terugzonk.

Blijmoedig keerden de lieden in het slot terug. Daar ontvingen zij van Zacharias wederom het bevel om in de dienstbodenzaal bijeen te komen, maar het kwam ditmaal niet van Irma doch van Leonie. Zij wilde hen voor de haar bereide verrassing persoonlijk bedanken. Een waas van blijde genoegdoening lag nog op hare wangen, als zij binnentrad en sprak:

‘Ter wille van tante had ik liever gezien, dat het vuurwerk achterwege gebleven ware. Daar er echter niets meer aan te veranderen is, beken ik met vreugde, dat mij uwe gehechtheid goed doet. Cypriaan zal u een goeden dronk uit den wijnkelder voorzetten. Laat het u goed smaken, maar vermijdt onnoodig rumoer om tante Irma niet nog meer te prikkelen.’

Met deze woorden verliet zij, vriendelijk met de hand tot afscheid wuivende, de zaal.

 

(Wordt vervolgd.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken