Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3 (1886-1887)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (74.23 MB)

Scans (1387.69 MB)

ebook (66.59 MB)

XML (2.80 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3

(1886-1887)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 17]
[p. 17]

[Nummer 3]

Onze gravures.

Hebben is hebben en krijgen is de kunst.



illustratie
hebben is hebben en krijgen is de kunst, naar jos. h. beard.


Het is opmerkelijk welke treffende beelden de dierenwereld soms oplevert van het leven in de menschelijke maatschappij. Zoo zien wij hier eene toepassing van het recht des sterksten in nagenoeg gelijke omstandigheden als we die niet zelden in de hedendaagsche samenleving waarnemen. De wezel op de geestige teekening van den Engelschen kunstenaar heeft in het vogelnest eene geschikte schuilplaats ontdekt voor zich zelf en zijn talrijk kroost, en bij afwezigheid van de heeren des huizes neemt hij er eenvoudig zijn intrek in, na eerst zonder vorm van proces hunne jongen er uit geworpen te hebben onder de zinspreuk, die ook in de menschelijke maatschappij zoo dikwijls wordt toegepast: óte-toi de là que je m'y mette. De verongelijkten teekenen natuurlijk protest aan tegen deze schending van woning door uit alle macht om hulp te schreeuwen. Daar komen in der haast de ouden aangevlogen en vinden het nest door een vreemden indringer bezet, hunne plaats door een overweldiger ingenomen. Verontwaardigd gaan zij den onbeschaamde te lijf, maar deze weet zich met bek en klauwen te weren. J'y suis, j'y reste, schijnt hij hun toe te voegen, hebben is hebben en krijgen is de kunst.

Is het noodig de toepasselijkheid dezer fabel op de menschelijke maatschappij door feiten toe te lichten?

Morgengebed.

Wat kan er bevalliger, aanminniger zijn dan de aanblik van het schuldelooze kind, dat, uit de zoete morgensluimering gewekt, bij moeder de handjes leert samen vouwen en het morgengebed leert stamelen! Zelden zagen we die beminnelijke groep lieftalliger, treffen-

[pagina 18]
[p. 18]

der voorgesteld dan op de schilderij van Paul Wagner, waarnaar onze gravure is vervaardigd. Welke onschuld, welke vroolijke levenlust straalt er uit de heldere oogen der kleine, die blijmoedig den nieuwen dag tegenblikt! Onder den zachten aandrang der goede grootmoeder vouwt het kind de handjes samen en stamelt gewillig de heilige woorden na, die de oude vrouw haar voorzegt, en waarvan de kleine stellig nog niet veel begrijpt. Doch wat beteekent dit, als het kind maar van de vroegste jeugd leert het hart bij den aanvang van elken nieuwen dag tot God te verheffen. Later, als in dat thans zoo levenslustige hartje van zelf de behoefte aan steun en troost van den Vader hierboven ontstaat, zal het geleerd hebben in het gebed den weg tot dien Vader te vinden, om tot Hem in alle omstandigheden des levens zijn toevlucht te kunnen nemen.

Avondstemming.

We hebben hier een tafereeltje voor ons uit de zoogenaamde impressionistische school, dat is die richting in de schilderswereld, welke er vooral naar streeft den indruk, door den aanblik der natuur in zeker oogenblik op ons gemaakt, de stemming, door de aanschouwing van een landschap bij ons teweeggebracht, in tinten en lijnen weer te geven. Avondstemming, heet de fijne schels van Petersen-Angeln, welke wij den lezer in dit nummer aanbieden; en inderdaad, de beschouwing van dit rustige landschap wekt in ons dezelfde stemming op, als die we op een stillen, schoonen avond in het vrije veld ondervinden. De kalmte van den effen waterplas op den voorgrond, de vredige boerenwoning, onder het geboomte verscholen, de fijne rook, die langzaam uit den schoorsteen naar boven kringelt, de ooievaar op het nest en het molentje in het verschiet, alles in dommelige rust, brengt van zelf eene zachte, gemoedelijke avondstemming in ons teweeg.

Hier geene scherp begrensde omtrekken of heldere tinten, als in een landschap door felle zon beschenen. Alles dommelt hier weg in zachte tinten en flauwtjes aangegevene lijnen, alsof de avondschemering het heele landschap met een nevelig gaas omhulde. Jammer dat dit onbepaalde en vage, hetwelk de impressionistische kunst eigen is, bij vele harer beoefenaars in zekere slordigheid en oppervlakkigheid ontaardt, die zij breedheid van behandeling gelieven te noemen, maar die terecht wel eens de vraag heeft uitgelokt of onze impressionisten ook uitsluitend voor bijzienden schilderen.

Krabbenvangers aan de Noordzee.

Hoe aanlokkend komt dit tafereel, waaruit de frissche zeebries ons schijnt toe te waaien, ons in de vakantiedagen niet voor. Het strand is immers het groote herstellingsoord voor de slachtoffers der overspanning en overprikkeling van onzen zenuwachtig gejaagden tijd, maar niet het strand eener drukke badplaats zooals Oostende, waar men al het gewoel der bedrijvige steden, al de luidruchtigheid van het moderne leven weer terugvindt. Neen, wie werkelijk van de kalmte der groote zee en de poëzie van het strandleven genieten wil, begeve zich naar de afgelegen dorpen der West-Vlaamsche kust en dole er rond langs de stille duinenrij. Hij behoeft niet bevreesd te zijn, dat hij er zich vervelen zal, want de onafgebroken arbeid der strandbewoners voor het dagelijksch brood geeft bedrijvigheid en levendigheid genoeg, om de belangstelling van den bezoeker te boeien.

Welk eene drukte bij voorbeeld in het bevallige tooneeltje, waarvan de kunstenaar ons hier getuige doet zijn. De avond valt, dat is de geschiktste tijd om garnalen en krabben te vangen, en de visschersbevolking is met schepnetten en manden uitgetogen om de zwarte schaaldieren te verschalken, welke, als zij rozerood door onze garnaalvrouwen rondgeleurd worden, zoo menigen liefhebber doen watertanden. Het zijn de bekende strandkrabben, welke zoo veelvuldig aan onze kusten voorkomen. Bij voorkeur houden deze dieren zich op onder de groote steenen, welke aan den voet der zeedijken liggen, of anders in zoute kreken en dergelijke plekjes, waar geen sterk getij gaat. Maar ook aan het vlakke strand worden ze veel aangetroffen, en daar zijn ze het gemakkelijkst buit te maken. De visscher gebruikt daartoe een groot net, dat hij aan eene touw of een stok achter zich sleept, terwijl hij met opgestroopte broek of hooge waterlaarzen aan door het zeewater waadt. De garnalen en krabben, die met honderden tegelijk de groote opening van het net binnenzwemmen, blijven tusschen de mazen gevangen, en kunnen op het strand gemakkelijk uitgeschud en in manden verzameld worden. Op onze gravure zien wij juist den inhoud van zoo'n net ledigen terwijl intusschen een andere visscher weer met den behaalden buit het strand opkomt. Een paar vrouwen staan gereed om de gevulde manden naar huis te dragen en maken in afwachting op kleine schaal jacht op de krabben, die zij hier en daar weten machtig te worden en in hunnen voorschoot verzamelen. Het is verwonderlijk wat de arme kustbevolking al niet op het strand weet te halen; van alles levert de zee haar op, tot aangespoeld brandhout toe. Wat de akker is voor den landman, dat is de zee voor de strandbewoners: het oogstveld, dat hun het dagelijksch brood verschaft.

‘Aangenaam kennis te maken.’

Ongetwijfeld zijn we hier getuigen van eene eerste kennismaking, maar of die nu wel van den aangenaamsten aard is, durven wij niet beslissen. Zeker is het dat de gevederde bosch-toerist, die zich ter verpoozing een oogenblik op een ranken twijg komt neerzetten, volstrekt niet aangenaam verrast wordt door de ontdekking dat reeds een andere zwerver hem is vóór geweest op het uitgekozen plaatsje. Dat mag men ten minste opmaken uit den verbaasden, wantrouwigen blik, op den onbekende geworpen, en uit de manier waarop hij de vleugels uitspreidt en zich schrap zet.

Maar voor den andere is de ontmoeting stellig nog minder aangenaam, en het is te verwachten dat de slak, die eerst de horens zoo nieuwsgierig uitsteekt, zich spoedig in hare kluis zal terugtrekken, waar zij beter een stootje lijden kan.

Welk een gemoedelijke humor schuilt er in dit eenvoudig tooneeltje uit de dierenwereld.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken