Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3 (1886-1887)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (74.23 MB)

Scans (1387.69 MB)

ebook (66.59 MB)

XML (2.80 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3

(1886-1887)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Hoe men een regenscherm tot eene bron van inkomsten kan maken.

Het is opmerkelijk welk eene verleidelijke aantrekkingskracht er ook voor een overigens fatsoenlijk, eerlijk man gelegen schijnt in... een vergeten paraplu. Menigeen, die om al het geld van de wereld zijnen naaste niet in het geringste zou willen te kort doen, maakt er volstrekt geen gewetensbezwaar van, diens regenscherm, zoo hij hem toevallig ergens vergeten vindt staan, ‘bij vergissing’ mee te nemen.

Deze gedachten hielden mij bezig, terwijl ik in het afgeloopen najaar als eenig reiziger met den tram naar een naburig dorp reed en mijne blikken toevallig op eenen paraplu vielen, die in een tegenovergestelden hoek tegen de bank van het voertuig leunde en daar waarschijnlijk ‘in gedachten’ was blijven staan.

Daar de conducteur, zooals gewoonlijk tegen den afloop van zijne dagelijksche tochten, bij den koetsier stond te keuvelen, nam ik den regenscherm ongestoord in de hand om hem op mijn gemak te bekijken. Het was een halfzijden paraplu, nog zoo goed als nieuw en met een fraaien knop.

Nu moet ik eerlijk bekennen, dat ik voor een oogenblik - doch ook voor een ondeelbaar oogenblik, geloof mij, waarde lezers! - de verzoeking bij mij voelde opkomen, op mijne beurt dezen paraplu ‘in vergissing’ mee te nemen als eene vergoeding voor het half dozijn regenschermen, die mij op dezelfde manier afhandig waren gemaakt. Doch weldra verdreven betere gedachten dit boos opzet en toen de conducteur binnentrad, aarzelde ik niet zijne opmerkzaamheid op het bewuste verleidelijke voorwerp te vestigen.

‘Mijnheer,’ sprak de waardige man op eens, mij verbaasd in het gelaat ziende, ‘gij zijt geen gewoon mensch.’

‘Hoe dat?’ hernam ik, ‘wat is er dan voor buitengewoons aan mij?’

‘Dat zal ik u zeggen, mijnheer,’ antwoordde hij, ‘gij zijt de eerste passagier sedert veertien dagen, die dezen paraplu niet meegenomen heeft.’

‘Dezen paraplu!’

‘Ja, dezen paraplu! Sinds ik dien gekocht heb, is hij geregeld elken avond bij vergissing meegenomen.’

‘Dan zou men haast zeggen, dat gij dien paraplu alleen gekocht hebt, om de reizigers in verzoeking te brengen. Wat kunt ge daarmee voor hebben?’

‘Hm,’ hernam de waardige man, zich naast mij neerzettend en bedachtzaam met de vingers

[pagina 20]
[p. 20]

door zijnen baard strijkende, ‘ik weet niet of ik het u wel zeggen zal.... Maar komaan, het kan toch niet lang meer duren, en als gij mij niet verklapt, zal ik het u vertellen. Die paraplu heeft me al een aardig stuiverken opgebracht. Ik had al lang opgemerkt, dat wanneer de een of andere passagier hetzij een paraplu, hetzij een stok of wat anders in den wagen achterliet, die voorwerpen geregeld door andere passagiers werden meegenomen. Dat begon mij te ergeren en ik besloot dus die verstrooide heeren eens in de val te laten loopen. Ik schafte mij dien paraplu aan en zette hem 's avonds, als de wagen zoo goed als leeg was, in eenen hoek. Geregeld nam de laatste heer, die den wagen uitstapte - van het schoone geslacht wil ik uit beleefdheid maar zwijgen - elken avond bij vergissing den paraplu mee. Natuurlijk was ik er dan altijd aanstonds bij, tikte hem op den schouder en sprak hem allesbehalve vriendelijk aan: ‘Zie zoo, mijnheer, het doet me pleizier dat we den parapludief eindelijk gesnapt hebben; wilt gij maar eens met mij meegaan naar het politiebureel?’

‘Ik wou dat gij eens gezien had hoe ze dan opkeken! ‘Maar, mijn goede man,’ was het dan. ‘Wat denkt gij van mij? Dat is hier eenvoudig een toeval. Ik ben altijd gewoon een paraplu bij mij te hebben, en werktuiglijk nam ik nu dezen mee. Ik ben een fatsoenlijk man, gij kunt naar mij informeeren; ik woon daar en daar.’

‘Ik hield me dan altijd dom, zei dat dit alles mij niet aanging en dat hij het op het politiebureel kon vertellen.



illustratie
morgengebed, naar paul wagner.




illustratie
avondstemming, naar h. petersen-angeln.


Het einde was dan gewoonlijk dat hij in den zak tastte mij een half franksken in de hand stopte en mij verzocht er maar geen werk van te maken. Ik toonde mij dan altijd inschikkelijk en liet hem loopen.’

‘Maar dat zal toch altijd zoo schoon niet gegaan zijn,’ hernam ik, ‘de eerlijke men schen zijn toch de wereld niet uit.’

‘'t Kan wezen,’ hernam hij schouderophalend, ‘maar ik heb ze niet leeren kennen. Eerlijke menschen! Ik kan u verzekeren dat deftige heeren, die ik heel goed kende, daar ik ze dagelijks voor hunne deur afzette, ambtenaars, dokters, renteniers, ja zelfs advocaten zich niet ontzagen bij vergissing mijnen paraplu mee te nemen.’

Op dit oogenblik hield de tram stil en ik nam afscheid van den spraakzamen conducteur. Onder het naar huis gaan, dacht ik nog lang over de zonderlinge cleptomanie, welke het onmisbare, verafschuwde en toch zoo verleidelijke voorwerp, dat paraplu heet, schijnt op te wekken, en waarvan ik zelf, doch alleen in gedachten, geloof mij, waarde lezer, het slachtoffer geworden was.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken