Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3 (1886-1887)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (74.23 MB)

Scans (1387.69 MB)

ebook (66.59 MB)

XML (2.80 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3

(1886-1887)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De laatste der Corans.
Naar het Engelsch.

Onder de vele fraaie kasteelen van Engeland kon er nauwelijks één schooner en statiger zijn dan Coran Castle in Suffolk. Daar leefde de landedelman en grondbezitter Coran, een onvervalscht exemplaar van de oude school, trotsch, stug en onhandelbaar als een der eiken van zijne bosschen, en tevens vriendelijk en voorkomend. De geringste boer van zijne baronie ging opgeruimder zijns weegs, wanneer hij Coran had ontmoet, en glimlachte nog vijf minuten, nadat hij diens vriendelijk: Fraai weer vandaag! had gehoord.

Omtrent veertig jaren was het geleden, sinds de baron zijne jonge, schoone vrouw tot meesteresse van het oud adellijk slot had verheven; en twintig, sedert hij aan hare zijde den eenigen zoon, dien zij hem had geschonken, ter aarde had besteld. Toch was Coran Castle niet eenzaam en stil. De stamhouder der oude familie had, hoe kortstondig zijn leven ook geweest was, twee kinderen aan de liefde en de zorg van hunnen grootvader nagelaten. Deze weezen waren thans tot jongelieden opgegroeid, en de namen Hugo en Emma klonken door het kasteel, uitgesproken door de klank- en liefdevolle stem van den ouden grootvader. Beiden beminde hij innig, maar Hugo was min of meer lichtzinnig en onbesuisd, en kon somtijds gedachteloos en zonder boos opzet zijns grootvaders wil dwarsboomen. Bovendien lag dezen eene altijddurende grief op het gemoed. De oude edelman was een reus in lichaamsbouw en sterkte, en zijn zoon had zich door daden van moed en onverschrokkenheid onderscheiden, waarop hij zich nimmer beroemde. Hugo Coran integendeel, toonde weinig smaak voor het jachtgenot en andere uitspanningen, die moed en lichamelijke inspanning vereischten, en daar hij bovendien tenger van gestalte was, paste hij het steeds op zich zelf toe, wanneer zijn grootvader van ‘verwijfdheid’ en ‘verbastering’ sprak.

Op eene halve mijl afstands van Coran Castle lag een uitgestrekt, boschrijk heideveld, dat omstreeks dien tijd den naam had, door struikroovers onveilig gemaakt te worden. Wie van het kasteel naar het naburig dorp Wrottel wilde, moest het noodzakelijk voorbij.

Op een winterdag moest Hugo Coran naar het genoemde dorp. Hij kwam op het vastgesteld uur niet terug, en men zette zich aan tafel zonder hem. Juist toen het maal was afgeloopen, trad Hugo binnen, en verontschuldigde zich, zeggende, dat men verdachte gezichten op de heide had gezien en hij het daarom raadzaam had geoordeeld, de terugreis niet alleen te aanvaarden, maar op gezelschap te wachten. Reeds stond zijne moeder op het punt, om hem over hetgeen zij voorzichtigheid noemde, te prijzen, toen de oude edelman in een storm van smaadwoorden tegen Hugo's ‘lafhartigheid’ losbarstte. Wanneer had hij een mensch, en 't minst van allen een struikroover gevreesd? Eene bende van roovers was niet denkbaar op de Coransche heide, en hij schaamde zich, dat een stamhouder der Corans voor de ontmoeting met een enkelen roover terugdeinsde. Zoo oud als hij was, zou hij alleen, te middernacht, over Coran-Moor durven rijden en geene hand zou hem of zijne beurs deren. Hij schaamde zich - dit was zijn laatste en meest vernederende woord - over den laatsten der Corans.

Te vergeefs antwoordde Hugo met zachtheid en vriendelijkheid, dat zijn moed niet zou falen, wanneer hij op eene nuttige wijze op de proef zou gesteld worden; dat hij gaarne bekende, weinig van de roekelooze dapperheid der oude Corans te bezitten, maar toch - hij dacht het althans en was te bescheiden om het met zekerheid te zeggen - maar toch zijn leven in de waagschaal zou stellen om dat van een ander te redden. Zijn grootvader geloofde hem niet, en Hugo verloor bij diens laatste woorden geheel zijne kalmte. Zijne oogen schoten stralen, hij wierp het tafelmes neder en verliet, onverzadigd, de tafel, zijne moeder en zuster in tranen achterlatende. Dien ganschen avond vertoonde hij zich niet. Op een vergevorderd uur verscheen er een bode op het kasteel, die de tijding bracht van de plotselinge en zeer gevaarlijke ongesteldheid van een oud vriend van den baron. De man, die het bericht bracht, ging verder met een anderen brief, die voor een nog meer verwijderd vriend bestemd was.

‘Ik ga terstond,’ zeide de baron tot Emma en hare moeder, ‘ik wil hem nog in leven zien.’

‘Zal Rogers - dus heette de stalknecht - u dan vergezellen?’ vroeg de weduwe eenigszins schroomvallig.

Neen, Latimer Coran was geen hofjonker, die niet voor zich zelven kon zorgen; hij wist van geen bangzijn in de duisternis - lafaards waren in zijne jeugd onbekend.

De baron ging naar zijne kamer, om zich voor het uitstapje gereed te maken. Pochers overdrijven wel voor anderen, maar niet voor zich zelven hun eigen moed, en Latimer Coran overtuigde zich zorgvuldig, dat zijn pistool behoorlijk geladen was. Op een anderen tijd zou hij, niettegenstaande de wezenlijkheid van het gevaar, geen pistool medegenomen hebben, maar nu laadde hij het met vreeselijke nauwkeurigheid en verborg het zorgvuldig in zijn mantelzak.

Emma snelde naar de kamer van haar broeder, om hem tot een afscheidsgroet mede te tronen, doch zij vond zijne kamer gesloten en bekwam geen antwoord.

‘Laat hem alleen,’ zeide zijn grootvader, ‘laat hem alleen; het voorbeeld is beter dan het voorschrift,’ en hij reed weg.

't Was eene bewolkte maan; maar de onverschrokken reiziger kende zijn weg en was er even zeker van zijn weg op de heide niet te

[pagina 267]
[p. 267]

verliezen, als een straatjongen in het groote Londen. Zijne gedachten snelden hem vooruit naar zijn stervenden vriend, en zijne verontwaardiging over Hugo verzwakte allengskens, toen hij eensklaps den hoefslag van een naderend paard vernam; er viel eene schaduw op zijn pad, eene hand greep plotseling zijn teugel vast en een pistool werd op zijn hoofd aangelegd.

‘Uwe beurs of uw leven!’

Deze woorden werden haastig, met eene verwrongen stem uitgesproken. Er was juist licht genoeg om te zien, dat de struikroover een slank gebouwd man was, schijnbaar zonder lichamelijke kracht; de edelman herinnerde zich zijn ijdel gesnoef, toen hij voelde hoe volkomen hij in de macht van zijn aanrander was.

Er heerschte een oogenblik stilte. De hand van den baron gleed in zijn mantelzak. Dacht de roover dat hij zijne beurs nam? was de baron zich bewust dat hij zijn pistool zocht?

De struikroover sprak nogmaals met dezelfde verwrongen stem, die eene hevige inwendige ontroering verried:

‘Ik heb gehoord, dat gij nooit voor een enkel man uit den weg gaat.’

Het bloed van den ouden edelman kookte bij dit verwijt, maar nog altijd was het pistool vreeselijk dicht bij zijn voorhoofd en hij voelde dat in zulk een geval moed en lichaamskracht niet altijd de overwinning kunnen behalen.

‘Ook zou ik niet uitwijken,’ zeide hij, ‘voor u alleen, maar voor dien anderen schavuit, die mij over uwe schouders aankijkt.’

Den roover overviel eene rilling, haastig keerde hij het hoofd om. Snel als de bliksem richtte de baron zijn eigen pistool en vuurde.

Voor een oogenblik scheen de heide verlicht, uit het midden van den gloed klonk een lichte, scherpe, bijna meisjesachtige gil. Eene seconde later was alles weer donker en stil, en de edelman kon zich overtuigen, dat hij zich alleen in den matten maneschijn op de heide bevond met een dood man aan zijne voeten.

Een koel, onbuigzaam man was Latimer Coran, en hij vond in de omstandigheid, dat hij een straatroover verslagen had, geene aanleiding om zich op te houden. Ook werd zijne kaak niet afwisselend bleek en rood gekleurd door het vreeselijk denkbeeld van bloed vergoten te hebben. Neen, zijn streng rechtsgevoel zeide hem, dat die man den dood had verdiend, alleen was het ongehoord dat een edelman als hij zich van eene leugen had bediend, om zijn leven te redden en zijne snoeverij te handhaven!

Dat kwelde hem, toen hij in de sterfkamer en aan het bed van zijn ouden vriend te Wrottel stond. Hij zond niemand om het lijk van den roover af te halen, daartoe was het nog tijd genoeg, wanneer hij den terugweg naar huis insloeg.

Toen nam hij eenige gerechtsdienaren met zich, en dezen, zijne houding en de neerslachtigheid, die hem scheen te drukken, eerbiedigende, stapten zwijgend naast elkander, eenige schreden achter Coran, voort. Eindelijk bereikten zij de plek, waar de doodelijke daad was volvoerd. Tot hunne verwondering was er een groepje volk verzameld; toen zij nader kwamen, hoorden zij een klaaggeschrei, en de baron herkende een zijner livreibedienden, die een onbeheerd paard bij den toom vasthield. Zij vertoonden hem allen een ontsteld, bleek gelaat, toen hij verscheen en zwegen.

‘Wat is hier gaande?’ vroeg hij gebiedend.

‘O, hij kan niet dood zijn, de goede jonker,’ steende een oude stalknecht.

‘Iemand heeft jonker Hugo neergeschoten,’ zeiden twee of drie anderen.

‘Het moet een duel geweest zijn,’ meenden weder anderen, ‘want onze jonker had zijn pistool bij zich.’

De baron drong zich door het groepje. Op den bloederigen grond lag het lijk van zijn Echtelijken aanrander, - zijn eigen kleinzoon. De achterschedel van zijn hoofd was geheel verbrijzeld, het schoone jonge gelaat door bloedspatten ontsierd. De oude edelman knielde bij het lijk neder en trok voorzichtig het pistool uit de kleine hand.

Met verwonderde, verwilderde blikken staarde hij er naar, en zeide:

‘Het was ongeladen!’

Toen begreep de baron alles, - hij begreep dat zijne pochende, uitdagende woorden Hugo geprikkeld hadden om zijn moed te toonen in de hoop hem te overtuigen, dat er geene mededinging in moed bestaat tusschen een eerlijk man en een roover. En de baron begreep insgelijks, dat, was dit pistool geweest wat het scheen, hij, de hoogvereerde baron van Coran, het alleen door eene leugen zou ontsnapt zijn!

‘Ik ben de dader!’ kreet hij. De twee constabels plaatsten zich aan zijne zijde, en zijne eigen dienaren deinsden met ontzetting van hem terug. Helaas! arme moeder en zuster, vol hoop en vrees, vol angst en nare voorgevoelens op het kasteel achtergebleven!

Latimer Coran werd de schande van een gerechtelijk onderzoek bespaard: hij leefde nog lang genoeg, om den rechter te hooren verklaren, dat er een doodslag tot zelfverdediging had plaats gehad. Maar zijn trotsch, oud hart was gebroken. Hugo's begrafenis werd slechts een dag uitgesteld, en toen droeg men grootvader en kleinzoon, de laatsten der Corans, gezamenlijk naar het graf. Hunne namen, die van den moordenaar en den vermoorde, werden op één steen gegrift. Niets echter gewaagde van hun ouden, aanzienlijken stam, noch van de treurige omstandigheid, waarin hun beider leven werd afgesneden, - alleen hunne namen en hun leeftijd, en de woorden:

‘Vaders, tergt uwe kinderen niet tot verbittering.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken