Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4 (1887-1888)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (63.02 MB)

Scans (1404.16 MB)

ebook (55.35 MB)

XML (2.86 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4

(1887-1888)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 345]
[p. 345]

[Nummer 44]

Onze gravures.

Na den kerkdienst.



illustratie
na den kerkdienst, naar de schilderij van c. becker.


De vroolijkste en heerlijkste der meizonnen straalt zacht en koesterend over de herborene natuur en doet het teedere groen als van wellust glanzen en sidderen. De gouden gloed wekt duizenden wentelende schakeeringen van licht en schaduw in het weelderige geboomte en hult het gansche landschap in een dampkring van stemmige, droomerige rust en ingetogene blijheid. Dicht en bescheiden onder het loover verscholen, ligt het nederige kerkje, dat met zijn tintelend klokje de kleine schare der geloovigen van het gehucht onder zijn dak geroepen heeft. De Zondagdienst is thans geëindigd en in gemoedelijken ernst verlaat de kudde de woning van den goeden Herder, die hier niet te vergeefs gepredikt heeft, dat de machtigen op aarde de zwakken ondersteunen moeten.

In zijn prachtig tweespan gaat de edele heer van het dorpje met zijne familie langs lommerrijke lanen terug naar het kasteel keeren; maar eerst is hier wee te sussen en nood te lenigen. Schreiend verhaalt eene arme, maar zindelijk gekleede vrouw aan de barones en de freule hoe haar man sinds eenige dagen ziek is en hem de noodige versterkingsmiddelen ontbreken. Drie behoeftige kinderen, ten last gebleven aan eene zwakke weduwe, wachten om op hunne beurt gehoord te worden. Een stokoud moederken komt met dochter en kleinzoon naar den landheer gestrompeld, om hem insgelijks voor de haren eene of andere gunst at te bidden. Allen moeten eerst gehoord en bevredigd worden, want de edele familie van het kasteel is als eene tweede Voorzienigheid voor het kleine gehucht. Reeds geeft de baron aan den grijzen koetsier bevel niet uit te spannen als men ten kasteele teruggekeerd is, daar hij nog een en ander in den omtrek zal te bestellen krijgen.

Zonder veel van zijne fantazij te vergen, kan men dit alles duidelijk opmerken in de losgeteekende schoone groep, die de kunstenaar met zulken frisschen dichterlijken lijst omgaf en met een lachenden achtergrond ophelderde. Zoo riep hij een waarlijk schoon lentetafereel in het leven, waarop niet alleen het oog met welgevallen rust, maar dat ook een weldadigen indruk achterlaat in het gemoed.

[pagina 346]
[p. 346]

Hollandsche landschappen.
(Langs de Zaan.)

Wij willen thans te Wormerveer, waar wij de voorleden week een kijkje namen, zooals de Hollanders zeggen, even van wal steken en stroomopwaarts een tochtje maken naar het bekende Zaandam.

De Zaan is eene der schilderachtigste Hollandsche rivieren, vooral omdat de beide oevers van dien stroom zoo rijk bebouwd zijn met molens en fabrieken, die in rustloozen arbeid voor bedrijvigheid en scheepvaart zorgen. De blauwe lucht is hier meer dan ergens als azuur door wit gaas gezien; de blanke wollige wolken gelijken op groote witte vogels, die ver, heel ver van ons afvliegen; de fiksche bries, die de golfjes flink doet rimpelen, vult ons zeil en wij stevenen voort, bij voorkeur minder snel dan de stoombooten, die in vrij groot aantal heen en terug de lachende rivier bevaren. 't Is of alles hier eene eigene kleur aanneemt: de kleur der bruingeteerde beurtschepen met breede boegen en klapperend zeil, weerspiegeld in den helderen stroom, is eens zoo krachtig op het water als op de scheepstimmerwerven langs den wal, waar zij door steigers gesteund als rijzige gevaarten wachten tot zij van stapel loopen kunnen. Dat we hier in het klassieke land van de scheepsbouwkunde zijn, bewijst de geschiedenis en het huisje van czaar Peter, die hier de edele kunst kwam leeren. Jammer dat dit gedenkteeken van Hollands roemrijken voortijd dit land reeds verlaten heeft of gaat verlaten, naar het vaderland van den genialen man, die het eens bewoonde. Het huisje was het eigendom van koning Willem III, die de beleefdheid had het aan den czaar aller Russen ten geschenke te geven.

Intusschen zijn de huizen van Wormerveer reeds in den grijsachtigen nevel van het verre verschiet verdwenen en we naderen Zaandijk.

Overal heerscht dezelfde welvaart, het gezegende voorrecht van de geheele Zaanstreek. De woestijn van de groene vlakten, hier en daar gevlekt door groepen grazende koeien, die in de verte op zeevogels gelijken, wordt slechts gebroken door enkele donkere punten: het zijn de woningen der boeren, meest eigenaars van het land, waarop zij hun veestapel laten weiden. Men ontmoet weinig of in 't geheel geen bosch, wat geboomte slechts rond de huizingen.

Binnenhuisjes bekijken doen we vandaag niet; we blijven aan boord. Een liefhebber van oudheden kan anders zijn hart hier ophalen; want in vele pronkkamers der Zaanlanders, staan de curieuze aardigheden, de oude kostbare meubelen als op elkaar gestapeld.

Onze boot gaat snel voort, langs oevers zooals we ze den ganschen weg hebben gezien.

Zaandijk en zijne hooge molens liggen reeds op een goeden afstand. Overal werpen zich kleinere vaarten en kanalen in de rivier en zeer eigenaardig zijn de hooge zoogenoemde kwakelbruggen, die de beide oevers dier kleinere vaarten verbinden en toegang verleenen tot de woningen, tevens de vaart der talrijke schuiten en bootjes vrijlatend.

Het spinneweb van molenwieken nog in de vage verte, maar steeds duidelijker, zegt ons eindelijk dat wij Zaandam naderen. Een ongewoon gezicht! De huizen zijn klein en laag, netjes geverfd met de grilligste kleuren soms, waarvan de fraaie voordeur, meestal kunstig gesneden, het best door den huisschilder bedacht is.

't Is of men de stad zoo pas uit eene bouwdoos had uitgepakt. Geene grootsche gebouwen treffen het oog, maar nette huisjes en ontelbare molens. Kleine tuintjes voor de woningen met gladgeschoren hagen, veel groen, maar weinig smaak stoffeeren het geheel. Al zijn de molens gedund en hier en daar door prozaïsche schoorsteenen met eene pluim van zwarten rook vervangen, zij zijn nog zeer talrijk en het meest kenmerkende van dit stadje, dat uit slechts eene, maar meer dan eene uur lange straat schijnt te bestaan, die zich als eene bewoonde strook op de beide oevers heeft neergezet.

De stroom, die hier en daar vrij breed was, vernauwt zich, de dichtbebouwde oevers naderen tot elkaar. Wij gaan voorbij den Dam in de Zaan, waaraan de stad haar naam te danken heeft, en houden stil in de nabijheid van de sluis. Hier zullen wij uitstappen.

Het is een aardig gezicht op het kleine plein. Voor ons ligt de breede rivier zoover het oog reikt, doch hier vormt zij eene soort van vijverkom, waarlangs de stad zich aan weerszijden heeft opgesteld als speelgoed uit eene Neurenberger doos. Alles is lief en klein, en door een tintelend zonneken verlicht recht schoon. De stad zelve bevat weinig bijzonders, behalve Czaar Peters huisje dat nu veroordeeld is, maar vroeger nog al bezoek trok. De andere merkwaardigheden zijn van geen belang. Het zeldzaam karakter van stad en land alleen is een tochtje door die streken waard, en al hebben we onder een stevigen bries wat snel gevaren, toch is het ons gegund geweest die zeldzame natuur geheel op te nemen en te bewonderen.

Tusschen twee gauwdieven.

Al te goed is buurmans gek, zeggen we onwillekeurig het oude spreekwoord na, bij het gadeslaan van dit geestige tafereeltje. En goed is ze zeker, de kleine, die men langs twee kanten te gelijk zoo ongegeneerd van haar lievelingskostje berooft. Menige kleine peuzelaarster zou, als zusterken het waagde den lepel en poes den snuit in heure pap te steken, eene keel opzetten van geweld, zoodat de ongenoode dischgenooten zich tot een bescheiden aftocht zouden genoopt zien. Maar nu het goedige kind zich, als eenig protest, bepaalt tot een zacht verwijtenden blik, wordt haar onbeschaamd door twee gauwdieven in eens de kaas van het brood, dat is hier de pap uit de teloor gestolen.

Zoo geschiedt het in de kleine zoowel als in de groote wereld, wanneer men het maar bedaard blijft aanzien, dat de zaken over hun hout gaan, en de rijmer had wel gelijk, toen hij zeide:

 
Voor hem, die goedig is van aard,
 
Is 't een bedroefde tijd,
 
Daar 't wel geen twijfel lijdt,
 
Dat hem schier daaglijks iets weervaart.
 
Dat hem zeer zeker niet zou treffen,
 
Wanneer hij bijten kon en keffen.
 
Want dit gaat vast in onzen tijd,
 
En elk dient het te weten;
 
Dat iedereen, die zelf niet bijt,
 
Door andren wordt gebeten!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken