Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4 (1887-1888)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (63.02 MB)

Scans (1404.16 MB)

ebook (55.35 MB)

XML (2.86 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4

(1887-1888)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Volgt de stem des harten.
Novelle.
(Slot.)

VI.

Verscheidene weken na het hierboven medegedeelde reisde ook Koert naar Opper-Silezië, om, zooals hij zich voorgenomen had, in de Maria-ijzergieterij voorloopig als vrijwilliger te gaan arbeiden, nadat hij zijn eervol ontslag uit den militairen stand gekregen en al zijne zaken in zooverre geregeld had, dat zijne moeder met hare overige kinderen ten minste gedurende een jaar voor alle zorgen beveiligd was.

Hoezeer hij er ook naar verlangde zijne geliefde, met wie hij briefwisseling hield, weder te zien, zoo kon hij zich toch niet gedurende de lange en vervelende reis met de spoorwegen geheel onttrekken aan de zorg voor de toekomst en aan ernstige bedenkingen tegen zijn gewaagden stap.

Daarbij kwam nog het uitzicht op de sombere streek, die hij doorspoorde, en op de armoedige bevolking, welker voorkomen maar al te zeer geschikt was, om zijn geloof te versterken in de hem bekende schilderingen der in een kwaden naam staande Opper-Silezische toestanden; slecht bebouwde velden, woeste, onvruchtbare zandstreken, donkere naaldwouden, hier en daar een armoedig dorp met vervallen huizen, onder welker daken ellende en ziekte schenen te heerschen.

Des te grooter en aangenamer was daarom zijne verrassing, toen Koert, het doel zijner reis bereikt hebbende, de geheele omgeving geheel anders, ja zelfs grootsch vond. Reeds in de verte zag hij eene menigte grootere en kleinere gebouwen, eene volkomen fabriekstad, die in geen enkel opzicht eene vergelijking met de beroemdste Engelsche en Belgische behoefde te schuwen.

Hoe meer hij naderde, des te meer boeiden hem het leven en het gewoel in deze voor hem geheel nieuwe wereld.

Met steeds toenemende belangstelling stapte hij voort tusschen bergen van steenkool en langs hoog opgestapelde ertsen, reusachtige schoorsteenen en werkplaatsen, waaruit hem een oorverdoovend geraas tegenklonk.

Vol frisschen moed wendde Koert zich tot een der opzichters, die hem op zijn verzoek geleidde naar den hem door Flora aanbevolen directeur Martin. Deze, een vijftiger met een verstandig, vertrouwen inboezemend gelaat, ontving Koert, zoodra deze zijn naam genoemd had, met opvallende beleefdheid en voorkomendheid, terwijl hij hem uitnoodigde voorloopig zijn gast te zijn, tot hij een geschikter onderkomen zou gevonden hebben.

‘Gij zijt,’ zeide de directeur glimlachend, ‘mij ten zeerste aanbevolen, zoodat het mij verheugt, alles te doen, wat in mijn vermogen is, om uw verblijf hier zoo aangenaam en nuttig mogelijk te maken.’

Onder zulke omstandigheden kon het niet uitblijven, of beide mannen werden spoedig met elkander bevriend. Met de hem eigene openhartigheid deelde Koert den directeur den toestand mede, waarin hij zich bevond, en verzocht hem met raad en daad bij te staan in het volvoeren zijner voornemens, waartoe mijnheer Martin zich terstond met de hartelijkste vriendschap bereid verklaarde.

Nauwelijks uitgerust en bekomen van de vermoeiende reis, vergezelde Koert den directeur naar de verschillende smelterijen en gieterijen, hetgeen hem een nooit gezien tooneel aanbood, duizenden menschenhanden in wedstrijd met de krachten van stoom en water.

Als vuurspuwende vulkanen verhieven zich de reusachtige hoogovens. Het kookte, siste, borrelde en knetterde, als de windvlagen uit de kolossale luchtketels de vlammen aanwakkerden.

Uit de wijde openingen vloeide in een vuurstroom het gesmolten metaal in zoo verblindenden glans, dat de oogen den rooden gloed niet konden verdragen. Zwarte gnomen en met roet bedekte cyclopen schepten met kolossale lepels het kokende erts en goten het in gereed staande vormen van vochtig zand, waaruit witte dampwolken opstegen, die in weinige minuten de geheele ruimte vulden.

In de aangrenzende werkplaatsen werkten voortdurend de verwonderlijkste machines. Hier pakten ijzeren tangen evenals monsterachtige kreeftscharen het gloeiend metaal, trokken en rukten, rekten en pletten de weerstrevende massa, tot zij vorm en gedaante aannam. De dikke vormlooze blokken veranderden in banden en bladen, werden al dunner en fijner, steeds langer en smaller.

Dààr knikte een stalen monster met sterken kop en scherpe tanden, en knipte ijzeren platen ter dikte van een duim als een blad papier door. Daarnaast kraste de krachtige reuzenboor. Steunende cilinders kropen en rolden als geweldige slangen over den sidderenden grond, terwijl de zware stoomhamer als eene lawine dreunend op de maat nederviel.

Vol verwondering stapte Koert naast zijn gedienstigen geleider, die hem met helderheid en met zaakkennis van alles de gewenschte verklaring gaf en hem in de eischen van zijn toekomstig beroep onderichtte, terwijl hij tevens openlijk zijne ingenomenheid te kennen gaf dat Koert alles zoo snel en juist begreep.

‘Met uwe kennis en uw verstand,’ zeide de directeur, ‘kunt gij gemakkelijk reeds binnen weinige maanden de noodige vakkennis verkrijgen, die een degelijk gezel in onze fabrieken noodig heeft. Ik twijfel er niet aan, dat uw voornemen zal gelukken, en dat u eene schitterende loopbaan wacht.’

Tevens lichtte de directeur hem in over de wezenlijk grootsche stichtingen en weldadige inrichtingen, zooals fondsen voor zieken en ouden van dagen, scholen en arbeiderswoningen, die van de zuiverste menschlievendheid getuigden,

‘Dat alles,’ zeide Koert vol bewondering, ‘kan slechts mijne achting voor den overledenen mijnheer v. Richter en voor zijne dochter verhoogen. Vooral is het mij aangenaam van u te vernemen, dat de dame een hart heeft voor de armen en zulk een edel gebruik maakt van haar vermogen.’

‘Zij is inderdaad,’ hernam de directeur, ‘een sieraad van haar geslacht, en gelukkig is de man, dien zij binnen kort hare hand schenken zal.’

‘Hoe!’ riep Koert verrast uit. ‘Is mejuffrouw Richter verloofd?’

‘Ja, niet alleen verloofd, maar zij zal weldra in het huwelijk treden.’

‘En wie is de gelukkige,’ vraagde Koert, ‘wien het gelukt is, haar hart te veroveren?’

‘De naam is nog een geheim,’ hernam de directeur, ‘maar naar alles, wat men van hem hoort en weet, heeft mejuffrouw Richter een haar waardigen man tot echtgenoot gekozen.’

‘Dat hoop en wensch ik van ganscher harte.’

Daar Koert de gezelschapsjuffrouw te zeer beminde, dan dat hij ook maar één oogenblik berouw zou gevoelen over zijne keuze, zoo wonden toch de onverwachte mededeelingen

[pagina 408]
[p. 408]

van den directeur, de aanblik der grootsche werken, maar vooral de herinnering en de gedachte aan de door hem versmade erfgename, hem onwillekeurig zoozeer op, dat hij niet terstond de gewenschte kalmte vond en niettegenstaande zijne vermoeidheid eerst laat na middernacht in een onrustigen slaap viel.

Den volgenden morgen echter verdwenen die gedachten voor den vurigen wensch de geliefde te zien, en hij besloot haar dadelijk op te zoeken.

Toen hij den vriendelijken directeur zijn voornemen mededeelde, verklaarde deze zich terstond bereid hem te vergezellen naar het landgoed van mejuffrouw Richter, met wie hij daarenboven, zooals hij zeide, noodzakelijk over dienstzaken spreken moest.

Zoo reden dan beiden heen in het opene lichte wagentje van den directeur, terwijl zij zich zoo levendig en aangenaam met elkander onderhielden, dat zij nauwelijks acht sloegen op den korten weg, tot het wagentje stilhield voor eene op een kasteel gelijkende villa.

Midden in een schilderachtig aangelegd en zorgvuldig onderhouden park verhief zich een gebouw van twee verdiepingen, in den edelsten renaissancestijl gebouwd, versierd met marmeren en metalen beelden der beroemdste hedendaagsche meesters, omslingerd door wijnranken en klimopplanten.

Bij dezen verrukkenden aanblik ontstonden er opnieuw in Koerts binnenste herinneringen, wenschen en gedachten, die hij in weerwil zijner onbaatzuchtige liefde niet kon onderdrukken, zoodat hij, innerlijk bewogen, als in een droom aan de zijde van zijn geleider, die hem in stilte gadesloeg, de steenen trappen tot het terras opging, van waar hem de bekoorlijke villa als een betooverend feeënslot begroette.

Vóór de deur nam de directeur afscheid om mejuffrouw Richter te gaan spreken, terwijl Koert door een bediende, wien hij naar de gezelschapsjuffrouw vraagde, in eene zaal gebracht werd, waar hij de geliefde met vurig verlangen verwachtte.

Daar Flora niet terstond kwam, had hij voldoenden tijd de kamer rond te zien, die met den fijnsten smaak gemeubeleerd, niet alleen den grooten rijkdom maar ook den buitengewonen kunstzin der gelukkige bezitster openbaarde, en zijne bewondering opwekte door de menigte kostbare schilderijen.

Door den zachten tred eener naderende persoon werd hij in zijne bewondering gestoord. Innig bewogen ijlde hij de zoo vurig verwachte geliefde tegemoet.

Des te grooter was daarom zijne teleurstelling, toen hij in de binnentredende niet Flora, maar mejuffrouw Richter herkende, die hem met haar spottend lachje ontving en zich in zijne zichtbare verlegenheid scheen te verlustigen.

‘Welkom in Opper-Silezië, mijnheer v. Bergen!’ zeide zij, zijn groet beantwoordende. ‘Wat brengt u in het land der wilden en barbaren?’

‘Vergeef me,’ hernam hij verlegen, ‘dat ik het waagde hier binnen te dringen. Ik meende...’

‘Dat gij Flora hier zoudt vinden. Het spijt me, dat gij u voorloopig met mij moet tevreden stellen, daar zij verhinderd is en mij opgedragen heeft eerst met u te spreken en u eenige noodzakelijke ophelderingen te geven over de omstandigheden, waarin zij verkeert.’

Deze woorden, op een ernstigen toon gesproken, maakten een buitengewonen indruk op Koert, daar hij nieuwe hinderpalen en bezwaren voor zijne plannen vreesde. Wat moest deze buitengewone ontvangst beteekenen? Met angstige spanning verwachtte Koert de hem beloofde ophelderingen, nadat de juffrouw hem uitgenoodigd had naast haar plaats te nemen.

‘Zooals ge u misschien nog herinneren zult,’ begon zij, ‘had ik op de badplaats een langdurig onderhoud met u over het treurige lot en de smartelijke ondervindingen van haar, die millioenen bezit.’

‘Ja, ik herinner me zulks nog,’ hernam Koert gedachteloos.

‘Als ik me niet vergis, zeide ik toen onder anderen, dat het armste meisje benijdenswaardiger is, dan zoo iemand, die slechts de speculatiewoede der mannen opwekt en nooit in het leven het geluk eener reine, onbaatzuchtige liefde leert kennen.’

‘Zeker, mejuffrouw! Maar zoudt ge mij niet willen zeggen, wat Flora daarmede.....’



illustratie
de toekomstige keizer van duitschland.


‘Dat zult ge straks wel vernemen, als ge mij bedaard aanhooren en mij de vraag beantwoorden wilt: of gij het onder deze omstandigheden eene rijke maar toch arme dame kwalijk zult nemen, als zij zich zoekt te beschermen tegen de listen en kuiperijen harer zelfzuchtige minnaars, te bewaren voor de bijna onvermijdelijke misleidingen, kortom zich de vaste overtuiging zoekt te verschaffen, dat zij niet om haar geld, maar enkel en alleen om haar persoon bemind wordt.’

‘Dat vind ik volkomen gerechtvaardigd. Maar ik begrijp niet.....’

‘Om deze reden,’ ging de dame bedaard voort, ‘en om lastige vervolgingen te ontgaan, reisde ik met Flora in gezelschap der goede tante naar die verre Oostzee-badplaats, waar wij mochten hopen onbekend en kalm te kunnen leven. Doch ook daar verbreidde zich door de onbescheiden babbelzucht van onzen dokter het gerucht der noodlottige millioenen. Spoedig waren wij het voorwerp aller aandacht en het onderwerp aller gesprekken. Gij weet, evengoed als ik, hoe de heeren mij lastig vielen en mij met hunne aanzoeken bestormden, vooral graaf Randau en de gezantschapssecretaris, mijnheer v. Rohr. Het was een beklagenswaardig schouwspel.’

‘Dat is geen wonder, mejuffrouw, daar gij de mannen veracht.’

‘Niet allen,’ antwoordde zij glimlachend, ‘daar ik bij deze gelegenheid eene schitterende uitzondering leerde kennen, een man, die zich niet liet verblinden door den glans van het goud, die de rijke erfgename versmaadde en boven haar de arme gezelschapsjuffrouw verkoos.’

‘O, mejuffrouw!’ zeide Koert, terwijl hij eene kleur kreeg ‘Mijne handelwijze is volstrekt niet waard geprezen te worden.’

‘Zeer zeker. En daarom zult gij ook de waarheid vernemen, onder voorwaarde, dat ge op mij niet boos zijt en Flora vergeeft, dat we u tot uw bestwil bedrogen hebben.’

Door een plotseling vermoeden aangegrepen, verbleekte Koert; de gedachte alleen, dat Flora hem bedrogen, slechts een spel met zijne liefde gedreven kon hebben, bracht zijn mannelijk trotsch hart in opstand en vervulde zijne borst met onuitsprekelijke smart.

‘Om 's hemelswil!’ riep hij ontsteld uit, ‘spreek, mejuffrouw, en leg me niet langer op de pijnbank.’

‘Wees bedaard,’ hernam zij ernstig. ‘De schuld treft mij alleen, daar ik Flora, om de redenen u medegedeeld, aangeraden heb op de badplaats onze namen en onze rollen te verwisselen. Niet ik heet Marie Richter, niet ik ben de erfgename en de eigenares der Maria-ijzergieterij, maar ik ben slechts hare gezelschapsjuffrouw en vriendin, Flora Engel.’

Sprakeloos en bleek staarde Koert de dame aan, alsof hij zijne ooren niet vertrouwde en dat alles meende te droomen.

‘Hoe!’ riep hij eindelijk uit, ‘een bedrog, een spel, eene komedie.....’

‘Neen, neen!’ antwoordde de dame. ‘Marie bemint u wezenlijk...’

‘En toch kon zij mij de waarheid verbergen, mij misleiden!’

‘Het was het eenige zekere middel u te leeren kennen en van de onbaatzuchtigheid uwer liefde overtuigd te worden. O, ge weet niet, hoe zij geleden heeft, hoe ongelukkig zij zich gevoelde, tot op den dag, dat gij haar in den wolfskuil ontmoettet. Gij waart de eerste man, dien zij vertrouwde, van wien zij durfde gelooven, dat hij haar om haarzelve beminde.’

‘Maar waarom heeft zij later mij dat alles niet bekend?’

‘Daartoe ontbrak haar de moed; zij vreesde uwen trots, uw al te prikkelbaar eergevoel door zulk eene bekentenis te kwetsen. Daarom wenschte zij ook, dat ik eerst met u spreken, u voorbereiden zou. Maar ga nu mede: uwe bruid wacht u.’

Koert stond nog steeds onbeweeglijk, als verdoofd, in pijnlijke gedachten verzonken. Opnieuw streed en zweefde hij tusschen zijnen trots en zijne liefde, toen zachtjes de deur geopend werd en twee zachte, heldere oogen hem ootmoedig aanzagen en om vergiffenis schenen te smeeken.

‘Kunt gij mij vergeven?’ vraagde eene bekende liefelijke stem, waardoor hij uit zijne overpeinzingen gewekt werd.

Aan de betoovering dezer stem was hij niet in staat weerstand te bieden.

‘Marie! mijne Marie!’ riep hij, terwijl hij op de geliefde toesnelde en haar in zijne armen sloot.

Onder hare tranen door glimlachend, rustte zij aan de borst van den man, rijk niet door hare millioenen, maar alleen door hare liefde.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken