Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 5 (1888-1889)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 5
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 5Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (66.29 MB)

Scans (1432.93 MB)

ebook (59.76 MB)

XML (2.82 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 5

(1888-1889)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 257]
[p. 257]

[Nummer 33]

Onze gravures.

Welkome Gasten.



illustratie
welkome gasten, naar de schilderij van c. pötzelberger.


Het is de eerste schoone voorjaarsdag, zooals Maart er volgens de oude overlevering minstens negen moet opleveren. Het wordt al groen in den tuin en de zon begint met hare stralen reeds eene aangename warmte te verspreiden. Dat ondervindt ook de lustige spinster, die aan het breede raam gezeten, ijverig het wiel laat snorren. Het wordt haar te warm in het ruime vertrek en zij werpt het venster open, om de frissche en zo lentelucht ongestoord te laten binnenstroomen. Maar daarmee opent zij ook den toegang tot andere gasten, die haar niet minder welkom zijn als boden van een blij der jaargetijde. Het zijn de vogeltjes, die zij bij kouden winterdag zoo menigmaal met kruimeltjes gespijzigd heeft en die nu vertrouwelijk door het raam komen binnengetrippeld, als om hunne weldoenster dank te zeggen voor de betoonde welwillendheid. Thans zullen zij die weldra geheel kunnen ontberen, want de lente is in aantocht met hare zonnige dagen en weldra zal voor het gevederde volkje de tafel weer ruim gedekt zijn. Als boden der lente zijn de vogeltjes voor de schoone spinster ditmaal dubbel welkome gasten.

De zieke Kunstenaar.

Een schouwspel vol aangrijpenden weemoed wordt ons door de gevoelvolle schilderij van E. Ravel voor oogen gesteld. Ze verplaatst ons in een schildersatelier, opgevuld met benoodigdheden, kunstvoorwerpen, modellen, afgietsels, beelden, vazen en wapenen, alles getuigende van de ijverige werkzaamheid des kunstenaars. Zijne laatste schilderij staat nog op den ezel, ingelijst en gereed om naar de tentoonstelling te worden gezonden, van de hoopvolste verwachtingen en illusiën des kunstenaars vergezeld.

En hij zelf is door ziekte aan zijn leunstoel gebonden; zijne laatste krachten heeft hij uitgeput op het kunstwerk, waarvan zijn naam, zijne toekomst afhangt. Hij heeft geene rust gekend voor het was voltooid en thans kan hij er nog den blik niet afhouden, die angstig zoekt of niet hier of daar eene penseelstreek, een fijne toets kan worden aangebracht, waardoor de gedachte des kunstenaars krachtiger uitgedrukt, zijn ideaal nader bereikt kan worden. Hij heeft geene aandacht voor de opbeurende woorden zijner beminnende echtgenoote, voor de liefkoozingen zijner trouwe honden, voor het spel van zijn kind. Al zijne gedachten zijn bij zijne kunst, die te gelijk zijne kwelling en zijn Leven is.

De dood van den H. Jozef.

Bij de gedachtenisviering harer Heiligen herdenkt de Kerk inzonderheid hun glorie vollen dood als het oogenblik hunner intrede in de hemelsche heerlijkheid, en vandaar dat zij steeds hun sterfdag aanwijst als den dag voor hun feest. Wanneer wij dus den 19en dezer maand den feestdag van den H. Jozet vieren, is het juist de rechte tijd om ons het treffend schouwspel voor oogen te stellen van zijn gelukzalig afsterven in de armen van Jesus en Maria.

Eene treffende overlevering door alle kerken van het Oosten geloofd, en medegedeeld door Ayma, verhaalt dat Sint Joseph, slechts wei-

[pagina 258]
[p. 258]

nige dagen vóór zijn dood uit den mond van Jesus zelven openbaring ontving van het geheim des Lijdens. Jesus had hem medegedeeld, dat Hij door een zijner Apostelen verraden, voor eenige geldstukken verkocht, vóór de rechtbanken gesleurd, en tot een schandelijken dood veroordeeld zou worden; dat Zijn lichaam, aan alle beleedigingen, aan alle kwellingen ten doel, slechts ééne wonde wezen zou; dat men Hem in Zijn stervensuur gal en azijn zou geven om Zijn dorst te lesschen; dat hij tusschen twee moordenaars zou ter dood gebracht worden, en dat het hart waarop Joseph zoo dikwijls had gerust, door de lans van een soldaat zou worden doorstoken. Die droevige beelden, zoo diep geprent in de verbeelding des grijsaards, maakten een zeer diepen indruk op zijn gemoed.

De gedachte alleen, dat hij getuige zou kunnen zijn van het lijden zijns welbeminden Zoons, deed hem vurig verlangen om te sterven vóór de vervulling dier bloedige profetieën.

De vermoeienissen des lichaams en de smarten der ziel verteerden aldus langzamerhand de laatste spranken van Josephs leven.

Toen de heilige man den geest gegeven had, sloten Jesus en Maria zijnen mond en zijne oogen; aan geene vreemde hand vertrouwden zij de laatste zorgen toe. Daarna balsemden zij het lijk met reukwerken, wikkelden het in een zweetdoek van fijn linnen en strekten het uit op het doodsbed. Drie dagen en drie nachten bleef het daarop liggen ter vereering van Nazareth's burgers, die kwamen aangesneld om den rechtige te zien in den dood.

Na die drie dagen namen de personen, die door hunnen ouderdom en hunne deugden het meest aanbevelenswaardig waren, het lichaam op hunne schouders, en deze kleine stoet, voorafgegaan door Jesus en Maria, richtte zich grafwaarts.

De stichter der christelijke school.

Het jaar 1681 is eene gewichtige dagteekening in de geschiedenis van het christelijk onderwijs der jeugd. In Juli van dat jaar nam een kanunnik van Reims, met eene rijke prebende begiftigd, als zoodanig zijn ontslag en legde, door eenige leerlingen omringd, de grondslagen voor de instelling van de Broeders der christelijke scholen. Jean-Baptiste De la Salle deed, na schitterende studiën, afstand van alle voordeden, deelde zijn persoonlijk vermogen onder de armen uit en stichtte eene godsdienstige Congregatie, die zich uitsluitend zou wijden aan de eerste opvoeding van de kinderen des volks, aan hetgeen men sedert het 1 ger onderwijs genoemd heeft. En hij had daarbij voornamelijk op het oog het kind van den werkman, het kind uit de volksklasse, het kind der armen.

De opvoeding der jeugd is altijd een der voornaamste zorgen van de Kerk geweest. Zij heeft zich niet tot de uitsluitend godsdienstige vorming bepaald, maar ook ten allen tijde getracht den geest van het kind te verrijken met die kundigheden, welke het in de wereld van dienst konden zijn. In de vroegste eeuwen reeds verrezen er scholen in de nabijheid van kerken en kloosters en gewoonlijk was een hooggeplaatst geestelijke met het opzicht over het onderwijs belast in een tijd, toen de openbare school nog ver te zoeken was en het kind, zonder den invloed der Kerk, in de grofste onwetendheid zou zijn opgegroeid Maar tot op den tijd van De la Salle was er nog geene bepaalde congregatie geweest, die zich voornamelijk met het volks-onderwijs bezig hield. Wel waren er hoogescholen, waar de student een uitstekend ingericht academisch onderricht genoot, maar voor het eigenlijke volksonderwijs, dat intusschen toch nooit geheel ontbroken had, moest de man nog opstaan, die het voorgoed regelen zou. Reeds hadden de arme, de zieke, de vondeling eene moeder gevonden in de zuster van liefde, de dochter van den H. Vincentius van Paulo; thans vond het kind des volks een tweeden vader in den broeder der christelijke scholen, den leerling van De la Salle. De stichter gaf zijne instelling een regel, die nooit is behoeven gewijzigd te worden, want de congregatie der christelijke Broeders is gebleven wat zij in 1681 was.

Gelijk alle groote liefdewerken heeft zij van den aanvang af met ernstige moeielijkheden en vervolging te kampen gehad; maar de tegenwerking, die de stichter ondervond, verdubbelde slechts zijn ijver en zijne toewijding. Uit Vaugirard, waar hij zijn noviciaat vestigde, verdreven, verplaatste hij dit naar Ménilmontant en vervolgens naar Rouaan. Te Parijs deden de schrijfmeesters hem proces op proces aan, omdat hij hunne broodwinning afbreuk deed; ten laatste werden de broeders zelfs uit hunne scholen verjaagd en de meubelen op straat geworpen.

In den strengen winter van 1709 zag hij, van alles beroofd, zich letterlijk tot het uiterste gebracht, maar hij scheen wonderen te verrichten van ijver en toewijding en achtereenvolgens zag men hem te Duinkerken, Calais, Boulogne, Saint Omer, Grenoble, Moulins, Mende, Avignon en Marseille scholen oprichten, noviciaten stichten en desnoods zijnen zieken volgelingen het werk uit de hand nemen.

In den guursten tijd van het jaar overschreed hij meermalen de Cevennen, toenmaals onveilig gemaakt door de benden der Camisards, die fel op de katholieken, maar vooral op de priesters gebeten waren. Hij bezocht de Groote Chartreuse, waar hij gaarne de lang begeerde rust had willen vinden na een zoo veelbewogen leven; maar de nood der zijnen riep hem, en eerst toen hij zijne instelling als gevestigd beschouwen mocht, kon hij zich de weelde vergunnen, den last der overheid neer te leggen en als de nederigste der broeders in een zijner huizen zijne laatste levensdagen te slijten. Hij stierf den 7e April 1719 te midden zijner dierbare kinderen. De apostel der jeugd had den eed gehouden, in 1691 met twee zijner leerlingen gezworen, dat ‘hij nooit de kostelooze scholen in den steek zou laten, al moest hij er voor bedelen en zelfs droog brood eten.’

Zijn werk is als het mosterdzaadje van het Evangelie geweest, dat, opschietende, een groote boom werd, waarin de vogelen des hemels zich kwamen nestelen. Hoevele geslachten van kinderen zijn niet sedert twee eeuwen onder de schaduw van dien boom groot geworden en met zijne kostelijke vruchten gevoed!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken