Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 5 (1888-1889)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 5
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 5Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (66.29 MB)

Scans (1432.93 MB)

ebook (59.76 MB)

XML (2.82 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 5

(1888-1889)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Voor honderd jaren.
Tafereelen uit de groote Fransche Revolutie.
Door J.R. van der Lans.

VII.

Moord van Foulon en Berthier. - Het hart van Berthier verslonden. - De misdaad gewroken.

Men had den koning gezegd dat hij het in de hand had, den stroom van het vergoten bloed te stelpen; door zich slechts te Parijs te vertoonen, zou hij de gistende stad in eens tot brengen; enkel door toe te geven aan den eisch dat de troepen zouden aftrekken en Necker zou terugkeeren, zou hij opeens het vertrouwen, de liefde en gehoorzaamheid van zijn volk herwinnen.

Welnu, nog geene week nadat Lodewijk XVI alles had ingewilligd wat men van hem verlangde, reeds den 22en Juli aanschouwde Parijs weer dezelfde bloedtooneelen, als die het op den schrikkelijken Bastille-dag hadden bezoedeld. Opnieuw klonk het afgrijselijk A la lanterne! opnieuw wierp de volkswoede zich als esne verscheurende hyena op hare prooi en werden bloedige afgehouwen hoofden als zegeteek enen op pieken omhoog geheven.

Ditmaal gold het den vergrijsolen schedel van den vier-en-zeventigjarigen Foulon, die de misdaad begaan had, tijdens de afwezigheid van Necker, den koning eenige dagen als minister ter zijde te staan. Toen de koning zijne diensten inriep en een vriend hem om zijne hooge jaren afried, naar Versailles te gaan, had Foulon geantwoord: ‘Gij lenkt aan mijn hoogen leeftijd, maar denk ook eens aan het groote gevaar des konings!’

Hem zelf echter zat het gevaar nog dichter op de hielen; reeds sedert den 14en stond zijn naam op den lijst der beschuldigden, en het baatte niet of hij zich, op aandrang zijner betrekkingen, al schuil hield. De haat wist hem weldra te achterhalen, de haat, die omtrent dezen raadsman van Lodewijk XVI den laster had uitgestrooid, als zou hij gezegd hebben: ‘Het volk kan wel gras eten.’

Vreeselijk wreekte het volk die vermeende miskenning van den ‘aristocraat.’ Ook hij zou gras eten, en niet een bundel gras in den mond, met een krans van brandnetels om de grijze haren, werd Foulon's hoofd op de piek rondgedragen. Hij was niet het eenige slachtoffer van dien dag. Nog dreef de volkswoede met zijn rampzalig overschot haar bloedig spel, toen een aanrollend rijtuig toevallig een anderen aristocraat aanbracht, den jongen Berthier, den intendant van Parijs, den inner der belastingen, wiens misdaad was de schoonzoon te zijn van Foulon.

Dreigend hield men hem het misvormde hoofd zijns schoonvaders voor, als het beeld van wat zijn eigen lot zou zijn. De jonge, krachtige man liet zich niet weerloos slachten als de afgeleefde grijsaard. Wetend dat zijn leven verbeurd was, wilde hij het ten minste zoo duur mogelijk verkoopen. Met de kracht der vertwijfeling rukte hij een zijner bespringers een geweer uit de knuisten, zwaaide het als eene vervaarlijke knots om zich heen, velde er zijne aanranders links en rechts mee neer, maar zeeg weldra zelf van honderd bajonnetsteken doorboord, levenloos ter aarde.

Dat was eene teleurstelling voor de kannibalen, die reeds gepocht hadden op het genot eener lange marteling. Geen nood! men zou zich schadeloos stellen door de schending van een lijk. Een dragonder rijt met zijn sabel het lichaam open, stroopt de mouwen op, wroet met de hand in de nog warme ingewanden en heft zegevierend een lillend stuk vleesch omhoog, onder den kreet:

‘Het hart van Berthier!’

En dat bloedige hart wierp hij op de groene tafel van het kiezers-comité, voor de mannen van het stadhuis, voor den nieuwen maire Bailly, die zich aan de spits had laten stellen van het oproerige Parijs en alzoo de verantwoordelijkheid had op zich genomen voor al die gruwelen, welke hij, de hoofdman, niet bij machte was te beletten.

Evenzoo werd ook Orleans gedwongen, uit de vensters van het Palais-Royal de moordenaars te groeten, die hem op hunne pieken de hoofden hunner slachtoffers toestaken, als om de goedkeuring te vragen van hun meester op het afschuwelijk werk, waartoe hij hen had opgehitst en betaald.

Anderhalven dag vermaakte zich het bloeddronken gepeupel met de afgehouwen hoofden en des avonds diende het hart van Berthier als eene versnapering bij de koffie, onder het gezang van het operadeuntje:

 
Non, il n'est pas de bonne fête
 
Si le coeur n'en est pas.Ga naar voetnoot1)
[pagina 259]
[p. 259]

Dienzelfden avond ook ontving de onmensch, die Berthier het hart uit het ontzielde lichaam gescheurd had, zijne verdiende straf. In de kazerne komend en zich op zijn heldenstuk beroemend, zag de dragonder zich door zijne kameraden met afschuw teruggestooten. ‘Lafaard,’ klonk hem tegen, ‘wat pocht gij er op, een stervende te hebben afgemaakt!’

‘Wie zegt daar lafaard?’

‘Ik! ik!’ klonk het links en rechts.

‘Tegen allen tegelijk kan ik het niet opnemen,’ hernam de moordenaar.

‘Nu dan zult ge met mij alleen te doen hebben,’ riep een zijner makkers, ‘en op staanden voet.’

‘Laat hem eerst zijne handen wasschen en een anderen sabel nemen,’ riep er een, ‘ge kunt toch niet vechten met een kerel, bebloed als een beul.’

‘Neen, laat hij maar opkomen, zooals hij daar is; dat ik hem naar de het stuur met zijn boevenstuk!’

En nauwelijks hadden zich de degens gekruist of de dragonder, die zijn regiment onteerd had, werd gedood vijf uren na den gepleegden moord en nog vóór hij zich de handen had kunnen wasschen.

(Wordt voortgezet.)

voetnoot1)
De eigenaar van het hart van Berthier, zegt de abbé De Montgaillard in zijn Hist. de France, tegen den avond het café de Foi in het Palais-Royal binnengetreden zijnde, neemt met vijf of zes kannibalen, waarvan hij het hoofd was, aan een der tafeltjes plaats en vraagt koffie; die wordt gebracht. Het monster-soldaat, de overwinnaar der Bastille, neemt het hart van Berthier van de bajonet, waarop hij het gestoken had, nijpt het krachtig tusschen zijne handen, perst er eenige druppels bloed uit, stort die in de koppen koffie, en op hetzelfde oogenblik brengt de helsche bende den afgrijselijken drank aan de lippen, drinkt en begint het operarefrein te zingen, enz.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken