Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 6 (1889-1890)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 6
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 6Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 6

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (47.16 MB)

Scans (1070.21 MB)

ebook (35.63 MB)

XML (4.55 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 6

(1889-1890)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Flora's Debut.

‘Gaat ge nu alweer heen, Sempronius?’

Sempronius Siftington was tien jaar ouder dan zijn vrouwtje, doch het scheen wel, alsof hij twintig jaren ouder was.

‘Ja, beste,’ zeide Siftington. ‘Zaken kunnen niet uitgesteld worden, zooals ge ziet, en ik heb het mij tot eene wet gemaakt, over mijne inkomsten en zaken zelf het toezicht te houden. Binnen eene week kom ik terug. Ge moet den tijd maar zien te verdrijven met het naaien en het inmaken van vruchten.

‘Och, Sempronius, wat ingemaakt moest worden is ingemaakt.’

‘Nu, goed, goed! Ge zult wel wat vinden om den tijd te verdrijven. Zijn dat de hemden? Dan zal ik ze in mijn koffer sluiten.’

‘Sempronius!’ zeide de vrouw schroomvallig.

‘Nu, wat is het?’

‘Tante Marie gaat met haar gezin Dinsdag avond naar den schouwburg. Zou ik met haar mede mogen gaan?’

‘Gekheid, allemaal gekheid, daar komt niets van in, in 't geheel niet. Mijne lieve Flora, hoe komt dat nu in uw hoofd op?’

‘Waarom mag ik niet, Sempronius?’

‘Mevrouw Siftington, mijne vrouw in den schouwburg?!’

‘Och, het stuk is zoo schoon en het tooneelgezelschap onberispelijk. Och, Sempronius, ik zou er toch zoo graag ook eens heengaan.’

‘Een schouwburg!’ zuchtte de heer Siftington, die naar het uiterlijk te oordeelen door de uitgedrukte begeerte zijner vrouw geheel ter nedergeslagen was. ‘De gedachte alleen, den onzaligen drempel van een schouwburg te overschrijden, ontroert ieder, die nog maar in de verste verte tot de familie van Sempronius Siftington behoort. - Neen, Flora, met mijne goedkeuring gaat ge nooit.’

Weg ging hij en liet zijne vrouw alleen, die terstond haar hart in tranen lucht gaf.

‘Ik kan toch niet gelooven, dat er iets kwaads in steekt,’ dacht zij, onderwijl ze bij het haardvuur zat, ‘en ik verlang toch zoo er eens heen te gaan.’

Ze zat den ganschen avond alleen en doorsnuffelde een dik paket stalen en patronen, toen er aan de schel getrokken werd en kort daarna mevrouw Lightwood in de kamer trad. Deze was eene levendige vrouw en waar zij kwam, daar bracht ze lachjes en vroolijkheid mede.

‘Flora Siftington, ik heb u noodig,’ zeide zij.

‘Waartoe?’ vraagde mevrouw Siftington.

‘Is Sempronius niet te huis?’

‘Neen!’

‘Des te beter. Ge moet met mij naar Merimont gaan.’

‘Ei, dat is dezelfde stad waar Sempronius heen gegaan is!’ riep Flora.

‘Nu, dat hebben, even als hij, vele anderen gedaan; want daar heerscht eene groote bedrijvigheid,’ zeide mevrouw

[pagina 318]
[p. 318]



illustratie

de kroning van frederik ii in den dom te palermo, naar de teekening van a. zick.


[pagina 319]
[p. 319]

Lightwood heel bedaard. ‘Maar hij zal u niet met ons ontmoeten. Ge moet eene rol in een liefhebberij-tooneel op u nemen.’

‘In een liefhebberij-tooneel?’



illustratie
het eerste ei, naar de schilderij van antonio rotta.


‘Ja; mijne zuster staat aan het hoofd der onderneming; men zal er spelen ten voordeele van een liefdadig doel. - Onze “Julia” is plotseling gevaarlijk ziek geworden en wij hebben eene bekoorlijke, slanke, jonge dame noodig. - Neem mij niet kwalijk, Flora, - als gij....’

‘Maar ik kan de rol van Julia niet spelen: want ik ben blond en Julia moet zwart haar hebben.’

‘Dat 's niets, de haren kunnen zwart gemaakt worden. Het meisje van mijne zuster is een waar genie. Ze weet de personen zoo te maskeren, dat ze haast zich zelven niet meer kennen. Kom, gij moet onze Julia zijn.’

‘Och Sophie, hoe kan ik dat doen? Wat zal Sempronius....’

‘Dwaas kind, hoe kan Sempronius u ontdekken? Wij gaan er van avond heen en overmorgen keeren wij terug. Hoe kan hij dan weten, dat ge niet den heelen

[pagina 320]
[p. 320]

tijd bij den haard hebt gezeten en u met naaien hebt bezig gehouden?’

‘Ja, dat is zoo,’ zeide Flora met eene straal van vergenoegen in hare oogen; ‘maar ik ben nog nooit voor het publiek opgetreden.’

‘Maar ge kunt het. Ik heb u eens Romeo en Julia hooren voorlezen en ik ben nog verrukt, als ik er aan denk.’

‘Is dat waar, Sophie?’

‘In ernst, 't is zoo!’

‘O, ik zou zoo gaarne eens willen; maar Sempronius....’

‘Laat Sempronius naar den koekoek loopen,’ riep mevrouw Lightwood. ‘Ik zou wel eene weddenschap durven aangaan, dat hij het in zaken, die u betreffen, niet zoo nauw neemt, en het zou me geen zier verwonderen, als hij heden avond zelf naar den schouwburg ging.’

‘O, Sophie, ge kent hem niet.’

‘'t Is me allemaal onverschillig of ik hem ken of niet. Kom, ga maar mee en maak uw reisgoed maar in orde’

‘Maar ik zal te moede zijn als eene zondares.’

‘Ik sta u borg, dat dit niet het geval zal zijn. Zal ik u binnen een uur met mijne equipage afhalen? Ge kunt uwe rol onderweg lezen en wij zullen u helpen, als ge haar moet uitvoeren.’

‘Maar Sophie!’

‘'t Is dus bepaald? Over een uur dan!’

Hierop ijlde mevrouw Lightwood heen, eer Flora Siftington bij zich zelve besloten had of ze zich over deze tijding te verheugen of te bedroeven had.

Niettegenstaande al hare zwarigheden en hare vrees, maakte mevrouw Siftington in de kleeding van een schitterend Italiaansch meisje eene prachtige figuur van eene bekoorlijke Julia. - Hare zwart-geverfde lokken maakten met hare zachtbruine oogen en het rozerood van haar aangezicht eene levendige tegenstelling.

‘O Sophie,’ riep Flora, toen ze kort voor hare eerste verschijning op hare plaats werd geroepen, ‘als het mij eens mislukte! Ik beef waar ik sta, zoo angstig ben ik!’

‘Wees maar niet bang, Flora,’ antwoordde Sophie met eene gerustheid, die iemand een riem onder het hart bindt, ‘gij zult uwe rol uitmuntend spelen.’

Zij had gelijk. - Eene lichte siddering der tooneelkoorts greep Flora's zenuwgestel aan, toen het groote scherm werd opgehaald en zij bij de helderbrandende lichten de vele aangezichten zag, welke haar vol verwachting aanblikten.

Doch die ontroering duurde maar een klein oogenblik. - Haar gansche wezen loste zich op in het beeld der aanminnige dochter van het Zuiden. - Flora, vergat zich zelve, ze vergat de toeschouwers, ze vergat alles, behalve Julia, de lieve, onschuldige en vurig beminnende Julia, - deze bleef in haar wonen.

Ze luisterde naar de goedkeuring, die fluisterend door de zaal ging, en werd bijna ongeduldig toen haar aan het einde donderende toejuichingen ten deele vielen.

‘Nog nooit in mijn leven heb ik zulk een beeldschoon meisje gezien,’ zeide een deftig heer van middelbaren leeftijd, die op den eersten rang zat en gedurende de voorstelling de levendigste bijvalsbetuigingen gegeven had. - ‘Zij is betooverend, waarachtig betooverend en geheel en al voor actrice geboren. En heb ik het goed verstaan, dat ze geene tooneelspeelster is?’

‘Eene vriendin van mevrouw Arkwright, ziedaar alles,’ antwoordde hem zijn makker. ‘Ik geloof ook, dat zij bovendien heden voor het eerst voor het publiek is opgetreden.’

‘Bij Jupiter, mijnheer, zij is een juweel van het eerste water. Ik zou er trotsch op zijn, als ik deze dame mocht leeren kennen. Hoe zegt ge ook, dat ze heet?’

‘Ja, Lifton of Clifford of een dergelijke naam!’

‘En getrouwd?’

‘Ja!’

‘Ik benijd haren echtgenoot, dat doe ik inderdaad. Hij bezit een parel, een schat. Als mijne vrouw....’

Hier echter brak hij plotseling af.

‘Als ge lust hebt, dan kan ik u wel kennis met haar doen maken,’ zeide zijn makker heel beleefd, ‘mevrouw Arkwright zal er niets tegen hebben in te brengen een mijner vrienden achter de schermen te zien.

De deftige man van middelbaren leeftijd drukte hierop Frank Grover's handen zoo, dat de gewrichten kraakten.

‘Dat is eene onderscheiding waarop ik niet had durven hopen,’ riep hij.

‘Welnu dan, laat ons gaan,’ antwoordde de heer Grover.

Julia, die met een bloemkrans gekroond en in een wit gewaad gekleed was, nadat zij het leven in de grafgewelven der Capulets achter zich had, snapte vroolijk in den foyer te midden van het levendige groepje, waarin Sophie Lightwood de eerste plaats innam. Op dit oogenblik trad de heer Grover met zijn vriend binnen.

Zij keerde zich lachend om en schitterde met een glans, zooals dit eener pasgekroonde koningin van het treurspel voegt.

‘Vergeef mijne vrijmoedigheid,’ zeide de heer Grover met eene diepe buiging, ‘doch mijn vriend toonde zooveel verlangen om de nieuwe Julia te leeren kennen, dat hij er op stond in het heiligdom der gratiën in te dringen.’

De deftige gentleman trad, na eene beleefde buiging gemaakt te hebben, vooraan.

Julia bloosde onder den krans van witte bloemen en de gentleman werd vuurrood.

‘Het is mijne vrouw,’ riep Sempronius Siftington.

‘Het is mijn man,’ stamelde Julia.

‘Mijne vrouw!... op een liefhebberijtooneel!!’ riep hij.

‘Mijn man!... in den schouwburg!’ antwoordde zij naief.

‘Hoe groot moet deze vermakelijke verrassing zijn,’ zeide de heer Grover, ‘ten minste, te oordeelen naar uwe eigene woorden, dat gij een juweel van het eerste water, een parel, een schat bezit.’

‘Heeft hij dat gezegd?’ riep Flora met schitterende oogen. ‘Zeg, Sempronius, is mijn spel u meegevallen.’

‘Maar heb ik dat werkelijk gezegd?’ vraagde Sempronius min of meer verlegen. ‘Nu goed, ik heb ieder woord gemeend, waarachtig gemeend. Lieve Flora, ik ben trotsch op u.’

Geene tweede vermaning zelfs kwam haar volkomen geluk storen, toen zij naar het huis van mevrouw Arkwright gingen, waar een keurig avondmaal voor de heeren en dames van het liefhebberijtooneel aangericht was.

Flora is na dien tijd niet weder voor het publiek opgetreden; maar zij gaat naar eene deftige schouwburgvertooning als het haar belieft en - altijd in gezelschap van Sempronius.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken