Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 6 (1889-1890)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 6
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 6Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 6

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (47.16 MB)

Scans (1070.21 MB)

ebook (35.63 MB)

XML (4.55 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 6

(1889-1890)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Wonderbare Geschiedenissen.
Eene geestverschijning.
(Vervolg.)

VII.
Weer eene vreemde ontmoeting.

De bosschen van Morvan zijn groot, schier ondoordringbaar en vol kreupelhout, maar de paarden in die streek zijn er aan gewoon en weten overal door te komen.

't Was een heldere dag, en de wind niet koud. De zon deed de sneeuw fonkelen, die den grond bedekte, en de ijzel vormde allerlei sierlijke figuren op de bladerlooze takken der oude eiken.

De waldhoorn van mijnheer [d]e Roche-Noire en die van zijn pikeur schetterden den aanval; het wild was reeds opgejaagd.

Dat wekte den vicomte uit zijne sombere overpeinzingen.

Hij bracht insgelijks den hoorn aan den mond en volgde in galop den hondentroep.

Zooals de baron had voorspeld, gaf het oude wilde zwijn jagers en paarden veel te doen.

Verscheiden uren volgde Ralph, door het geblaf der honden voorafgegaan, zijn spoor, doch eindelijk raakte hij het kwijt; ook het hondengeblaf hoorde hij niet meer.

Hij bevond zich te midden van hoog geboomte, eene doodsche stilte heerschte om hem heen.

De zon werd onzichtbaar achter de hooge boomen, de dag spoedde ten einde.

De vicomte blies krachtig op zijn hoorn, maar kreeg geen antwoord.

‘Als mijn paard den weg niet weet, kom ik nooit terecht,’ mompelde hij.

Hij liet de teugels los op den hals van 't paard hangen; het edele dier liep eerst rechtuit, bleef toen staan, wendde den kop rechts en links en begon te twijfelen.

't Werd langzamerhand donker, een scherpe, koude wind blies door de takken der boomen.

Van koude rillend, maakte de vicomte zijn op den zadel opgerolden mantel los en wikkelde zich er in.

Vervolgens gaf hij zijn paard de sporen.

Het dier stoof voorwaarts, maar spoedig bemerkte de vicomte aan zijn weifelenden gang, dat het op goed geluk voortging.

‘Er zal een wonder moeten gebeuren, als ik te midden van dit eindelooze bosch niet van koude en honger omkom,’ dacht de vicomte.

Eensklaps bleef zijn paard staan en spitste de ooren.

‘Hé, wat beteekent dat?’ bromde de ruiter en gaf het dier de sporen.

Maar het paard verroerde zich niet en scheen angstig te zijn.

De vicomte keek om zich heen en meende in het geboomte eene onbeweeglijke zwarte massa te ontdekken.

Krachtiger gebruikte hij de sporen.

Door pijn gefolterd, deed het paard een paar stappen.

Toen zag de vicomte dat de zwarte massa niets anders was dan een met een geweer gewapend man, die rustig en een pijpje rookend op een omgeworpen boomstam zat.

‘Hei, vriend, wilt ge mij den weg naar 't slot Roche-Noire wijzen?’ riep hij.

[pagina 321]
[p. 321]

De zwarte gestalte stond langzaam op; daarna hoorde de vicomte eene stem, die hem hevig deed ontstellen.

‘Met alle genoegen,’ zei de stem.

De man met het geweer kwam nader, en bij het flauwe daglicht herkende de vicomte den strooper Jean Denis, denzelfde dien men des morgens in de slotkapel had begraven.

Tusschen deze geestverschijning en die van den vorigen nacht bestond voor den vicomte het verschil, dat tusschen het schoone en het leelijke bestaat, tusschen eene verleidelijk schoone vrouw en een man met een barsch uitzicht.

Dood en uit het graf verrezen, was Fulmen nog zoo schoon, dat de door hare verschijning opgewekte angst bijna dadelijk verdwenen was.

Bovendien had de vicomte haar niet gezien zooals hij den strooper had aanschouwd, liggende in eene doodkist, onbewegelijk en met de vale kleur op 't gelaat, die het onbedriegelijk kenmerk van den dood is.

Hij had slechts even gesidderd toen hij Fulmen zag verschijnen, maar de schim van den strooper deed zijne haren ten berge rijzen en zijne tanden klapperen.

Zonder er een woord bij te voegen, hief de verschijning de hand op en gaf den vicomte een wenk om te volgen.

Deze was niet in staat zijn paard te besturen, maar als door eene onweerstaanbare macht beheerscht, volgde het dier den strooper.

De man stapte langzaam voort; zijne schreden deden de sneeuw niet kraken en lieten er nauwlijks een spoor in achter.

Het paard scheen nauwkeurig op denzelfden afstand achter te blijven.

Gedurende eenige minuten was de vicomte door een zoo hevigen angst aangegrepen, dat hij geen lid van zijn lichaam kon verroeren.

Langzamerhand werd hij weer bedaarder; hij begon te redeneeren en maakte de volgende overweging:

‘Wie weet of de kerel wel dood is. Misschien gelijkt hij sprekend op dengene dien ik in de doodkist heb gezien, en maakt men van deze gelijkenis misbruik, om mij te misleiden.’

Dat vermoeden werd immer sterker in hem. Plotseling verhief hij zich in den zadel en deed het paard stilstaan.

‘Hei, Jean Denis!’ riep hij.

De gestalte keerde zich om.

‘Wat wilt ge?’ vroeg zij op spottenden toon.

‘Weten waarheen ge mij voert.’

‘Ik breng u op den goeden weg. Nog ongeveer honderd schreden, en ge zijt buiten het bosch; dan zult ge het slot aan uwe linkerzijde zien, volg me maar, mijnheer!’

‘Zeg eens, Jean Denis,’ hernam de vicomte, ‘durft ge er op zweren dat ge dood zijt?’

‘Zeker, mijnheer!’

‘Dan moet ge de gevolgen afwachten!’

De verschijning barstte uit in een schaterlach, die door het geboomte weergalmde.

Door dolle woede beheerscht, sloeg de vicomte de hand aan de pistoolholsters en schreeuwde:

‘Welaan, schelm, ik zal weten of ge dood of levend zijt.’

‘Ha ha!’ lachte de ander.

De vicomte trok een pistool en spande den haan.

‘Men sterft maar eenmaal,’ sprak hij, ‘en ik heb nooit hooren zeggen dat een kogel eene schim kan deren.’

‘Ik evenmin,’ zei de strooper.

‘Dan zal ik het maar gerust wagen,’ hernam de vicomte.

‘Wat?’ vroeg de ander.

‘Een snaak te dooden, die me voor den gek heeft gehouden.’

Dit zeggende legde de vicomte op den strooper aan en haalde den haan over. Het schot ging af; 't was alsof eene bliksemstraal eensklaps het bosch verlichtte; een duivelachtige lach werd gehoord; en toen de rookwolk, die hem een oogenblik had omhuld, was opgetrokken, zag de vicomte Jean Denis niet meer.

De strooper was verdwenen zooals schimmen gewoonlijk verdwijnen.

Toen gaf de vicomte zijn paard de sporen, dat waarschijnlijk den weg herkende, voortrende en na enkele minuten den zoom van het bosch had bereikt.

De duisternis was reeds gevallen, maar op eenigen afstand zag hij lichten branden. Dat was het slot Roche-Noire.

(Wordt voortgezet.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken