Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 6 (1889-1890)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 6
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 6Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 6

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (47.16 MB)

Scans (1070.21 MB)

ebook (35.63 MB)

XML (4.55 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 6

(1889-1890)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 493]
[p. 493]

[Nummer 42]

Onze gravures.

Frederik Barbarossa's dood.



illustratie
frederik barbarossa verdrinkt in den calycadnus.


Toen in 1187 de treurmare Europa bereikte, dat Sultan Saladijn Jeruzalem ingenomen had, en daarmede de vruchten van eene eeuw strijdens en honderdduizenden menschenlevens verloren gingen, steeg een kreet van smart en verontwaardiging uit aller gemoed op, voelde elk zich weer door eene heilige bezieling aangegrepen, en besloten koningen en vorsten, ridders en lijfeigenen, vrijgeborenen en hofhoorigen, paleis en kasteel, slot en hut, vaderland en echtgenoote en kinderen te verlaten, om opnieuw het Heilig Graf aan de handen der barbaarsche Muzelmannen te ontrukken.

De machtige roepstem van den opvolger van Petrus vond weerklank in geheel Europa en nogmaals gordden honderdduizenden onder de beroemde krijgsleuze: ‘God wil het!’ het zwaard aan, om onder aanvoering van Europa's doorluchtigste vorsten den kamp tegen de woeste Turken te bestaan.

Ook de hoogbejaarde Duitsche keizer Frederik, dien de Italianen wegens zijnen rooden baard Barbarossa noemden, nam het kruis aan, en toen men er bij hem op aandrong, dat hij, om zijn hoogen leeftijd, zich ontzien en niet zelf mee naar Jeruzalem trekken zou, gaf hij dit fiere bescheid: ‘Al ben ik 67 jaar oud, toch heb ik nog kracht genoeg, om mij, zooals mijne waardigheid het vereischt, aan het hoofd der christenheid te stellen.’

Na een bezwaarlijken tocht door Hongarije en Bulgarije, gedurende welke de grijze keizer eene uitstekende tucht in zijn leger wist te handhaven, trokken de kruisvaarders in Maart 1190 Klein-Azië binnen.

Veel hadden zij hier te lijden van het kromzwaard der Turken, maar meer nog van die eeuwige vijanden der kruisvaarders, de gloeiende Aziatische zon, den honger en den dorst.

Ziende met welke ellenden en wederwaardigheden het Duitsche leger te worstelen had, wilde Sultan Kilidsj-Arslan het op vernederende voorwaarden den doortocht door zijn land en het recht om levensmiddelen te koopen, toestaan, maar de heldhaftige Duitsche keizer zei tot de Turksche gezanten: ‘De manier om den doortocht metgoud en zilver te koopen, komt niet overeen met mijne keizerlijke waardigheid, noch met de gewoonte der christene ridderschap. Wij zullen ons met de hulp des Heilands, voor wien wij strijden, met ons goed zwaard een weg banen.’ Spoedig hierop kwam het bij Iconium tot een bloedig treffen, waar de kruisvaarders, na een heeten strijd, eene glansrijke overwinning behaalden en de stad stormenderhand innamen, waar hun een onnoemlijke buit en een groote voorraad levensmiddelen in handen viel.

Met nieuwen moed vervuld en met de beste verwachtingen bezield, trok het leger der kruisvaarders nu verder door Cilicië tot de bloeiende havenstad Seleucië aan den Calycadnus, waar het eenige dagen rust nam.

De grootste gevaren waren overwonnen, de grootste hinderpalen uit den weg geruimd, het rijke Syrië lag voor hen

[pagina 494]
[p. 494]

open, eene wisse zegepraal scheen voor den keizer weggelegd, zelfs de geduchte Saladijn liet herhaaldelijk vredesvoorslagen doen, toen eensklaps het Christen leger door den grootsten slag getroffen werd, waarmee het bezocht kon worden.

Den 10en Juni 1190 braken de Duitschers uit Seleucië op. Frederiks zoon, hertog Hendrik, voerde de voorhoede over den Calycadnus, terwijl de keizer zich bij de achterhoede bevond.

Daar slechts eene zwakke brug de beide oevers van den stroom verbond, kon de overtocht niet dan langzaam geschieden, terwijl meer dan een hinderpaal eene onvoorziene vertraging teweegbracht.

Dit ging den vurigen grijsaard, die daarenboven iets met zijn zoon te bespreken had, veel te langzaam, en nu besloot hij met zijn paard de rivier over te zwemmen. Men waarschuwde hem voor den onbekenden stroom, die wellicht gevaarlijke diepten verborgen hield, maar onbevreesd als altijd, sprong Barbarossa in de rivier.

Al bezat hij nog een jeugdigen moed en een jeugdig vuur, de kracht der jeugd ontbrak hem; het waagstuk, dat hij vroeger zoo vaak met gelukkigen uitslag volbracht had, mislukte. De strooming was zoo geweldig, dat paard en ruiter werden meegesleurd, en de keizer, ten aanschouwen van een groot deel zijns legers omkwam, voordat men hem te hulp kon komen.

Het Duitsche volk heeft altijd een grooten eerbied behouden voor dezen roemruchtigen keizer uit het edele geslacht der Hohenstaufen. Hij is de held geworden van tallooze sagen en aan zijn naam heeft zich de herinnering aan een groot, de wereld beheerschend Duitsch rijk vastgeknoopt.

De legende, welke vooral op Duitschen bodem steeds zoo welig tierde, verhaalt van keizer Roodbaard, dat hij in den burcht Kyffshäuser aan eene marmeren tafel zit en in gedachten verzonken naar den grond staart, terwijl zijn roode baard door den harden steen is heengegroeid. Daar moet hij blijven tot hij verlost wordt.

Zwermen van raven fladderen luid krassend rond den top van den hoogen burcht; en eerst op den dag, dat zij zullen verdwijnen zal de Kyffshäuser zich openen. Dan zal keizer Frederik er uit treden, zijne dappere ridders rond zich verzamelen, en met behulp dezer helden Duitschland groot en machtig maken boven alle landen.

Goede kameraden.

Geene betere kameraden dan Bertha en de poes, en met reden. Bertha deelt steeds vrijgevig van haar boterham aan poes mee, die zich dan ook, op hare manier, hiervoor dankbaar betoont, door zich nu eens vertrouwelijk op Bertha's schoot neer te vlijen en dan weer zich heel gemeenzaam op haar schouder te zetten. Dit is Bertha dank genoeg.

Op onze gravure zien wij het aardige meisje met hare breikous in de hand, waaraan zij echter voor het oogenblik weinig zorg besteedt, daar poes hare geheele aandacht in beslag neemt. De laatste meent eenig geritsel gehoord te hebben, mogelijk is het eene muis, en daarvoor laat zij hare vriendin in den steek.

Aanstonds spitst zij de fulpen ooren, hare knevels richten zich overeind, hare oogen fonkelen als kolen vuurs, haar lenige, slanke rug spant zich in zijne volle lengte uit, de gespierde pooten, waarvan eene fluweelen donslaag de scherpte eenigszins tempert, strekt zij naar voren, de staart staat onbeweeglijk omhoog - kortom zij is geheel gereed den beslissenden sprong te doen.

Naar het leven heeft de Duitsche schilder Rudolf Hirth du Frênes dit weergegeven; èn wat teekening, èn wat uitdrukking betreft, mag het een welgeslaagd stukje genoemd worden.

Voor het eerst te paard.

De moderne Italiaansche kunst legt zich met voorliefde op het zoogenaamde genre toe, en het moet erkend worden, met vrij wat beter gevolg dan de Duitsche, die overigens dit gebied voor zich schijnt gepacht te hebben. Terwijl de Duitschers zich vooral onderscheiden door het gemüthliche, en door het plomp kluchtige, dat aan de Duitsche Posse herinnert, zijn de Italianen levendiger, schalker, geestiger en minder gezocht.

De schilderij van Scaffai, in dit nummer weergegeven, levert een keurig staaltje van het nieuwere Italiaansche genre. Het is een alleraardigst tafereeltje, eenvoudig weg uit het leven gegrepen en met meesterhand gepenseeld. De comieke ernst van den kleinen hoofdpersoon, die voor het eerst van zijn leven ‘te paard rijdt’ en blijkbaar al het gewicht van dit oogenblik gevoelt; de levendige belangstelling van den guitigen knaap, die met een krachtig ‘ho! sta vast’ het onwillige ros in bedwang houdt, en het innig genoegen van de moeder, die aan het spel harer lievelingen deelneemt, boeien onwillekeurig de aandacht van den beschouwer en dwingen hem eenen glimlach af.

Rivierlandschap.

't Is een echt miniatuurtje wat de laatste bladzijde van dit nummer ons aanbiedt, en de graveur heeft er heel wat arbeids en geduld aan moeten besteden, om de fraaie teekening van O. Strützel op zulk een klein bestek weer te geven. Ieder zal intusschen moeten erkennen dat hij uitstekend geslaagd is; de frissche helderheid van het water, waarin de bewolkte hemel weerkaatst, de mollige weelderigheid van het groen, de glanzige vacht van het grazige vee, het kloeke figuurtje van den boerenjongen op den voorgrond, alles is met de grootste zorg weergegeven, en wat niet de minste verdienste is, de nauwkeurigheid waarmee het heele tafereeltje tot in de geringste bijzonderheden is uitgevoerd, schaadt niets aan den indruk van het geheel.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken