Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 6 (1889-1890)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 6
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 6Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 6

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (47.16 MB)

Scans (1070.21 MB)

ebook (35.63 MB)

XML (4.55 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 6

(1889-1890)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Kleinigheden.

Geen profeet in zijn vaderland.

Op een schoonen lentedag van 't jaar 1843 begaf zich een bruidspaar met gevolg naar de Mairie eener gemeente binnen de kom van Parijs, om er in 't huwelijk te worden verbonden. Hoe klein 't gezelschap ook zijn mocht, 't was zeer uitgelezen; de bruidegom was een knap schilder, die heden ten dage grooten naam heeft, en zijne getuigen heetten Ingres en Paul de la Roche, twee groote meesters der Fransche school. De lieve bruid had twee vrienden van haren overleden vader tot getuigen gekozen; hunne namen waren Victor Hugo en Alexander Dumas. Nadat de ambtenaar uitvoerig de namen, voornamen en betrekking van 't jonge paar had ingeschreven, ging hi nu tot de getuigen over. Hij wendde zich in de eerste plaats tot Victor Hugo en vroeg diens naam.

‘Hugo?’ herhaalde de ambtenaar weifelend. ‘Hoe spelt gij dat? Staat er misschien eene t aan 't eind?’

De dichter spelde letter voor letter; daarop deed hem de ambtenaar nog deftiger de tweede vraag:

‘Wat is uw vak?’

‘Ik heb er geen,’ antwoordde Hugo lachend.

‘Zoo, geen vak? Maar ge kunt toch genoeg schrijven om uw naam hieronder te zetten?’ Dit werd heel vroolijk toegestemd; daarop kregen de andere getuigen eene beurt. Toen Ingres en De la Roche antwoordden dat zij schilders waren, keek de ambtenaar hen met eenen vrij minachtenden blik over zijn bril aan, en zei: ‘Huis- of rijtuigschilder?’ 't Lachen van 't geheele gezelschap verdroot hem zeer en hij bromde iets van ‘onfatsoenlijke manier van doen,’ toen Ingres hem antwoordde: ‘Zet maar eenvoudig schilder.’



illustratie
de eerste broek, naar een ets van w. linnig.


Alexander Dumas wist zich beter uit de zaak te redden, door op te geven dat hij rentenier was, hetgeen hem in de schatting van 't ambtenaartje ver boven zijne medegetuigen deed rijzen. Al deze mannen waren toen in het toppunt van hun roem, en toch waren hunne namen dicht bij Parijs zoo onbekend gebleven, terwijl zij in 't buitenland overal geroemd en hooggeschat werden.

Een antwoord met den naam.

Een heer, die eene teedere genegenheid voor eene jonge dame, Noyes genaamd, had opgevat, wilde gaarne weten hoe zij over hem dacht. Tot dit doel zeî hij haar eens op een toon, dien men even goed voor ernst als scherts kon opvatten:

‘Als ik u eens vroeg, of ge reeds iemand uwe hand beloofd hebt, welk gedeelte van uw naam: No, of yes, zou ik dan ten antwoord krijgen?’

‘Het eerste,’ luidde 't antwoord op denzelfden toon.

‘En als ik de vrijheid nam u te vragen of ge genegen waart, zulk eene verbintenis aan te gaan, welk deel van uw naam zoudt gij dan ten antwoord geven, wanneer een man die u oprecht liefhad, en u niet onverschillig was, u zijne hand aanbood?’

‘De laatste lettergreep.’

‘En als ik u beken, dat ik u bemin en indien ik u smeek, mij uwe hand te schenken, welk gedeelte van uw naam mag ik dan nemen?’

‘Dan,’ zei de jonge dame blozend, ‘moogt ge den geheelen naam nemen, want in dit geval zou ik dien gaarne met den uwen ruilen.’

Eene rekenmeestersstreek.

Dase, een beroemd rekenmeester, bracht eens een zijner vereerders een bezoek. Mijnheer was uit, doch hij werd elk oogenblik thuis verwacht. Dase werd door de vrouw des huizes verzocht binnen te komen, waar zij met hare dochter aan een handwerk bezig was.

Toen hij binnenkwam, stond de jonge dame op, doch Dase beantwoordde haar groet niet; zonder den mond te openen, en zoo recht als eene kaars bleef hij als een nachtwandelaar met half geslotene oogen aan tafel staan. De vrouw des huizes noodigt hem uit op de kanapé plaats te nemen, doch ook hierop antwoordt Dase geen woord. Met zijne logge handen, door katoenen handschoenen bedekt, op tafel uitgespreid, blijft hij denzelfden stand behouden en laat slechts een soort van geknor hooren.

De beide dames waren niet op hun gemak met zoo'n zonderling wezen, en in hunne verlegenheid vroeg de dochter den lomperd, of zij hem eene tas thee mocht aanbieden....

‘2036!’ klonk onmiddellijk 't korte antwoord.

Angstig zien de dames elkaâr aan; Dase licht langzaam zijne logge hand van den tafelrand op, steekt zijn wijsvinger naar den gehaakten Macassar uit, waaraan 't meisje werkt, en herhaalt knikkend: ‘2036 gaten.’ Hij had de oogjes van 't haakwerk met bewonderenswaardige snelheid berekend en die ook juist opgegeven.

Het huwelijk en het leven van den ouden jongeheer.

Het huwelijk is: versch brood, warme bedden, gemakkelijke pantoffels, rookende koffie, ronde armen, roode lippen, hemden met knopjes er aan, heele kousen, slaaplijven, gelukzaligheid enz. Het leven van den ouden jongeheer is: harde matrassen, kille kamers, ijs in de lampetkan, sokken zonder hielen, koffie die lauw en slap is, beschuit zoo taai alsof 't gomelastiek was, rhumatismus, eksteroogen, hoesten, koud eten, buikpijn, rhabarber en allerlei soort van ellende.

 

Een man vertelde van een verwonderlijken papegaai die voor 't venster van een huis, waar hij dikwijls voorbij ging, hing en den voorbijgangers zoo natuurlijk toeriep: ‘Dief, sta stil!’ dat hij telkens bleef staan, als hij 't dier dat ‘dief, sta stil!’ hoorde roepen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken