Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 8 (1891-1892)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 8
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 8Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (46.63 MB)

Scans (716.27 MB)

ebook (39.26 MB)

XML (2.82 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 8

(1891-1892)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Wetenswaardig Allerlei.

Roovers onder de bijen. -

Het schijnt dat de bijenmonarchieën, ondanks haar welgeordende regeering, toch door heele klassen van misdadigers, werkelijke dieven en roovers, onveilig gemaakt worden. Deze roofbijen trekken in groote zwermen op buit uit en zijn in staat een bijenkorf stormenderhand in te nemen en te plunderen. Na volstreden kamp en behaalde zegepraal sleepen zij heel den voorraad als goeden buit naar huis. Enkele koloniën van bijen arbeiden nooit, maar leven uitsluitend van roof en moord.

Er zijn ook bijen, die onbemerkt in vreemde korven binnensluipen om honing te stelen. Slagen zij daarin, dan komen zij later met een heelen zwerm roofbijen terug, verwoesten de cellen en voeren den inhoud mee.

Het opmerkelijkste van dit alles is echter - volgens den natuuronderzoeker Buchner - dat men zulke bijen kunstmatig fokken kan, als men den diertjes met brandewijn vermengden honing tot voedsel biedt. Genoemde natuurvorscher zegt hierover: Juist als de menschen worden ook de bijen het slachtoffer harer neiging tot den drank, die op haar denzelfden verderfelijken invloed uitoefent als op ons; zij worden opgewekt, dronken en verleeren het werk. Kwelt haar dan de honger, zoo vervallen zij, juist als de menschen, van de eene ondeugd in de andere en geven zich zonder gemoedsbezwaar aan rooven, plunderen en allerlei gewelddaden over.

Uit het leven der blinden. -

Blinden zijn dikwijls buitengewoon ontwikkeld, anderen daarentegen letterlijk stompzinnig. Groot opzien verwekte tegen het einde der vorige eeuw Therese von Paradies, die in 1759 te Weenen geboren was en in haar derde jaar het gezichtsvermogen verloren had. Haar ouders gaven haar een hoogst zorgvuldige opvoeding; vooral werden haar muzikale talenten ontwikkeld, zoodat haar orgelspel een hooge virtuositeit bereikte. In het jaar 1784 maakte Therese met haar moeder een reis door Duitschland, Zwitserland, Frankrijk. Engeland, België en Pruisen. Overal werd zij aan de hoven gehoord en bewonderd, daar behalve haar muzikale voordrachten ook haar hooge ontwikkeling en de bijzondere levendigheid van haar geest ieders belangstelling gaande maakten.

Zij correspondeerde door middel eener zelf uitgevonden handdrukkerij, maakte zich bol opgewerkte aardrijkskundige kaarten, waarop de grenzen en rivieren door fijne draden zijde of garen, de zee door zand en de steden door platte kralen waren aangeduid. Zij herkende peronen, met wie zij voor verscheidene jaren gesproken had, onmiddellijk weer aan de stem. Uitspraak, toon en accent van den spreker waren haar voldoende om daaruit zijn karakter, temperament en gemoedsaard op te maken.

Dikwijls gaat de scherpte der zintuigen bij blinden zoo ver, dat zij zienden in nauwkeurigheid van oordeel overtreffen,

De bestuurder der blindeninrichting te Parijs ontving eens een bezoek van verscheidene dames in een kamer, waarin zich ook blinde meisjes bevonden. Toen de dames hem weer verlaten hadden, zeide een dier meisjes: ‘Hoe jammer dat de dame, die het laatst de kamer uit gegaan is, hinkt.’ De directeur, die de dame sinds lang kende, had daar tot dusver niets van gemerkt; bij navraag bleek werkelijk dat zij met den eenen voet sleepte, doch zóó dat het voor het oog nauwelijks merkbaar was.

Een jonge dame van aanzienlijke familie, die de zorgvuldigste opvoeding had genoten, maar op haar zevende jaar ten gevolge van een zonnesteek blind geworden was, bevond zich in een pensionaat te Genève, waar een jong onderwijzer de bijzondere belangstelling der kweekelingen gaande maakte. Men hield hem, naar zijn voorkomen, algemeen voor iemand van een groote twintig jaren. Alleen de blinde wilde, bij de vertrouwelijke gesprekken, die daarover in het pensionaat gevoerd werden, aan dien jeugdigen leeftijd niet gelooven; zij schatte hem, te oordeelen naar zijn stem, bepaald ouder, minstens vóór in de dertig, geheel in tegenspraak met de overige leeringen. Een onderzoek, bij gelegenheid ingesteld, bevestigde de juistheid harer waarneming.

Dezelfde dame moest later, toen zij getrouwd was, op een keer, aan zekeren heer X. een bepaalde som uitbetalen, die hij in afwezigheid van haar echtgenoot zou komen halen. Toen zij vernam, dat de bedoelde persoon er was, ging zij hem in de gang te gemoet en vroeg: ‘Is u mijnheer X.?’ Het antwoord luidde: ‘Om u te dienen, mijn naam is X.’ Daarop reikte zij hem het geld over. Toen nu haar man thuiskwam, zei de blinde vrouw: ‘Zoo'n corpulent man als die mijnheer X. is mij nog noot voorgekomen!’ En inderdaad onderscheidde zich X. door een bijzonderen lichaamsomvang.

Dezelfde dame is in staat, in de opera uit de stem en wijze van voordracht zich een juist denkbeeld te vormen van de persoonlijkheid van den zanger, en vooral zijn haar oordeelen over den vorm en de houding van den mond in den regel juist.

Daarentegen zijn er ook veel voorbeelden van geestelijke verstomping. In een blindeninrichting werd aan een blindgeboren, maar door onderwijs ontwikkelden knaap door een bezoeker gevraagd wat hij liever wilde: te kunnen zien of duizend thaler? Het antwoord

[pagina 232]
[p. 232]

was, het zeker heel plezierig moest zijn, te kunnen zien, maar dat duizend thalers hem toch liever waren.

De directeur der blindeninrichting te Steglitz verhaalt: Een mijner leerlingen zat aan de piano en speelde met treffende uitdrukking een stuk klassieke muziek. Een vreemde heer die binnengetreden was en toeluisterde, vroeg, zichtbaar door het spel van den blinden musicus aangedaan, met de beste bedoeling en toch... onvoorzichtig: ‘Mijn jongen, zou je niet vurig, in de ziel wenschen te kunnen zien?’ De blinde antwoordde: ‘Vroeger heb ik dat wel gewenscht, maar nu niet meer! Nu zou ik toch het zien nog met moeite moeten leeren; ik vrees dat, als ik zien kon, ik niet zoo zeker de toetsen van de piano met de handen zou kunnen vinden en de afstanden meten, als nu. Ik wensch volstrekt niet meer te kunnen zien.’

Vleeschverbruik. -

Het grootste vleeschverbruik moet in Londen gezocht werden, waar het 180 kilo per hoofd bedraagt. In Engeland wordt over het algemeen veel vleesch gegeten, zoodat het verbruik per hoofd op 90 kilo geschat wordt. In andere landen is het vleeschverbruik veel geringer. Zoo bijv. bedraagt het in Duitschland, waar toch nog betrekkelijk veel vleesch gegeten wordt, 30 kilo per hoofd. En hoe zou het daarmee in ons vaderland gesteld zijn? Als men nagaat, dat er volgens de statistieken veel meer aan jenever dan aan vleesch besteed wordt, kan het antwoord op die vraag niet bijzonder gunstig luiden.



illustratie
de verstootelinge, naar de schilderij van m. stocks.


Kousen van menschenhaar. -

Te Manchester heeft een zekere Hopkins kousen en sokken van zijn eigen haar laten vervaardigen. Deze bleken zoo duurzaam dat hij ze jaren lang dragen kon, zonder dat ze gestopt behoefden te worden. De Chineesche visschers maken overigens veel gebruik van kousen uit menschenhaar, die zij over gewone wollen kousen aantrekken, omdat zij te ruw zijn om onmiddellijk op de huid te kunnen gedragen worden.

China, het land der kaalhoofdigen bij uitnemendheid, levert veel menschenhaar, waarvan een groot gedeelte naar Europa wordt uitgevoerd, terwijl met den afval de rijstvelden gemest worden.

In het British Museum te Londen moet een touw ter lengte van verscheidene duizenden voeten en ter dikte van een paar duim te zien zijn, dat indertijd uit menschenhaar voor den mikado van Japan vervaardigd werd. Men gaf den mikado een staalkabel daarvoor in de plaats en zoo kwam het ontzaglijke eind touw, dat 2000 kilo weegt, aan het Londensche museum.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken