Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 8 (1891-1892)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 8
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 8Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (46.63 MB)

Scans (716.27 MB)

ebook (39.26 MB)

XML (2.82 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 8

(1891-1892)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 295]
[p. 295]

Bij de Platen

Een vroolijke nacht in St. Goar. -

Wie die ooit een reisje langs den Rijn gemaakt heeft, voelt zijn hart niet opengaan bij den aanblik onzer aardige gravure, die hem in eens weer verplaatst in het schilderachtige, oude, vroolijke stadje St. Goar. Het zijn weer de oude gezellige huizen, met hun balken tusschen de leemen wanden, hun overhangende daken en hun gemoedelijke uitstekjes, de hobbelige, bochtige straat, de eerbiedwaardige vijftiendeeeuwsche kerk en op den achtergrond de trotsche puinhoop der vesting Reinfels, welker verbrokkelde ringmuur het heele plaatsje omvat en gedeeltelijk tot den oever der rivier afdaalt.

Die oude Rijnstadjes hebben toch iets onuitsprekelijk anheimelnds, en St. Goar behoort onder de alleroudste. Reeds ten tijde van Sigbert, koning van Austrasië, dat is in de zesde eeuw, kwam de H. Goar hier het Evangelie prediken. De kapel, die hier te zijner eer werd gebouwd en waar de Rijnschippers hemqals hun bijzonderen beschermer kwamen inroepen, was de kern, waaruit zich allengs het heele stadje ontwikkelde.

De tegenwoordige kerk, die de oude kapel vervangt, is in 1468 voltooid en bevat de marmeren gedenkteekenen van verschillende vorsten uit de geschiedenis van het land. Aan de altaartafel ontbreekt een stukje, dat Gustaaf Adolf er in 1632 uit woede over de verwoesting der Spanjaarden met zijn zwaard moet afgeslagen hebben. De crypte aan de Oostzijde, waarin vroeger het gebeente van den H. Goar moet gerust hebben, dient thans.... tot een bergplaats van brandladders. Onnoodig te zeggen dat het heiligdom in handen der Protestanten is. Maar de katholieken hebben te St. Goar toch ook een kerk, waar een oud beeld van den vromen kluizenaar bewaard wordt met het opschrift: S. Goar, Monachus obiit 611.

Een oud gebruik was te St. Goar het zoogenaamde hänseln, dat echter sinds de stoombooten er de nieuwere begrippen aanbrachten, totaal vergeten is. Ieder reiziger, die vroeger voor het eerst te St. Goar kwam, werd door zijn gezellen naar het tolhuis gebracht. Hier zat een koperen halsband of ring in den muur, waarin hij werd vastgezet. Slechts door den water- of wijndoop kon hij zich verlossen. Koos hij den eersten dan werd hem een emmer water over het hoofd gegoten; in het andere geval moest hij een beker wijn ledigen op de gezondheid van Karei den Groote,de koningin van Engeland, den landsvorst en het heele gezelschap. Dan werden hem de wetten van de vroolijke orde voorgelezen, hij kreeg een vergulde kroon op het hoofd en werd plechtig met de ‘visscherij op de Lorelei en de jacht op de bank’ beleend. Ten slotte moest hij een gift aan de armen schenken en werd in het Hänselbuch ingeschreven.

De nieuwere zeden hebben al die gebruiken uit den goeden, ouden tijd verdreven, maar toch is men te St. Goar nog ouderwetsch vroolijk. Dat bewijst onze gravure, waar men een luidruchtig gezelschapje bij helderen maneschijn uit de herberg ziet komen. Er is waarschijnlijk feest geweest in het stadje, een zangerswedstrijd misschien, want aan den Rijn houdt men veel van zingen. De vlaggen op den toren en de ruïne getuigen in alle geval dat het geen gewone dag is geweest, en daaruit hebben de lustige gezellen aanleiding genomen, om wat langer dan anders bij den wijn te blijven plakken. Ongemerkt is het zoo laat geworden, dat zij den ouden nachtwacht tegenkomen, die hun trouwens geen proces-verbaal zal opmaken wegens burengerucht. De man salueert ze met een zwierige buiging. Echt gemoedelijk gaat toch alles in die oude Rijnstadjes!

De lijkrede van kardinaal Manning. -

Een grootsche plechtigheid geeft ons de tweede gravure in dit nummer te aanschouwen. Wij zijn in de pro-kathedraal van Kensington, de betrekkelijk nederige hoofdkerk van het katholieke Londen. Te midden van brandende toortsen verrijst de hooge lijkbaar, waarop het stoffelijk overschot rust van den grooten kardinaal, die door heel Engeland als de edelste man van het gansche koninkrijk werd vereerd. En op den kansel staat de bisschop Hedley om de lijkrede uit te spreken en den lof des overledenen te verkondigen ten aanhooren van duizenden geloovigen, uit alle rangen en standen der maatschappij, die het kerkgebouw tot in de verste hoeken vullen.

Dat schouwspel getuigt ons levendiger dan veel woorden van de groote plaats, die de overleden kardinaal in het hart van het Engelsche volk innam. Nimmer is dan ook zulk een deelneming aanschouwd, als toen de meer dan tachtigjarige prelaat grafwaarts werd gedragen. Een dicht aaneengesloten rij van belangstellenden strekte zich ongeveer een kwart mijl lang voor het paleis uit. En in den stoet onderscheidde men pairs en burgers, staatslieden en hooge geestelijken, lieden uit alle klassen der samenleving. Maar vooral de werklieden, in wier belang de kardinaal zoo vaak met edele zelfopoffering was opgetreden, beijverden zich hem de laatste hulde te brengen.

Aan het hoofd van den vorigen jaargang der Katholieke Illustratie gaven wij de beeltenis van den hoogvereerden kerkvoogd, vergezeld vaneen beknopte levensschets. Zijn groote verdiensten behoeven hier niet meer in herinnering te worden gebracht. Trouwens wat zouden wij nog kunnen voegen bij de lofspraken, waarvan maandenlang de heele Europeesche pers heeft weergalmd!

Treurige boodschap. -

Ook hier geldt het een doode, wiens afsterven wel niet door een heel volk zal worden betreurd, maar toch diepen rouw brengt over een tot dusver gelukkig gezin, dat opeens van het toppunt der weelde in de diepste smart zal worden neergestort. Aanschouw de beminnende echtgenoote, hoe zij radeloos de handen voor het voorhoofd slaat op het vernemen der vreeselijke boodschap. De bode heeft haar de Jobstijding zoo omzichtig mogelijk overgebracht. Haar gemaal, dien zij des morgens nog gezond en opgewekt het huis zag verlaten, wordt haar nu voor dood thuisgebracht, waarschijnlijk als het slachtoffer van een tweegevecht. En daarmee is alle levensgeluk voor haar en haar dierbaren op eenmaal wreed verwoest. Zoo opgeruimd zat zij straks nog te midden harer kinderen en verwanten, den tijd kortend met gezelligen kout en het edel schaakspel. Haar grijze vader springt verschrikt van zijn zetel op; zijn echtgenoote, de eerbiedwaardige matrone vouwt in beklemmenden zielsangst de sidderende handen samen, het jonge meisje schiet toe om haar bezwijmende zuster te ondersteunen. Schrikkelijk beeld van nameloozen jammer, des te aangrijpender daar wij het aanschouwen in een omgeving van weelde, overvloed en huiselijk geluk.

Een jacht op den eland. -

Tot de uitstervende geslachten der dierenwereld behoort ook de eland. Dit reusachtige hert, welks lichaam een lengte van 2¼ meter, een hoogte van 2⅛ meter en een gewicht van 500 kilo bereikt, maakt met zijn lange roodbruine, aan den kop zwartbruine, aan de pooten witachtig grijze haren, met zijn grooten, langgerekten kop en het reusachtig gewei een trotschen indruk. Wee hem, op wien het krachtige dier, door den aanval gesard, in volle woede aanstormt!

Onze gravure vertoont zulk een tooneel uit het jachtleven onzer Germaansche vaderen. De jachtgezellen hebben den eland in het struweelig moeras opgespoord, waar hij zich bijzonder graag ophoudt. Met speer en werpspies gaan zij het prachtige dier te lijf. Een der honden is al door de hoeven van den eland neergetrapt; de speer, die een der jagers hem in de zijde gestoken heeft, is afgebroken. Nu geeft de oude met den golvenden witten baard onder het luid hondengeblaf en het jachtgeroep der gezellen het reuzenhert den genadestoot.

Vroolijk klinkt de juichkreet, als het geweldige dier ter aarde stort. Zijn smakelijk vleesch zal den gezellen in de halle goed smaken, als de drinkhorens met de schuimende meede van hand tot hand gaan. Het vel zal zich weldra om de krachtige leden van den koenen jager sluiten, het trotsche gewei aan de zoldering boven de eereplaats in het huis prijken.

Lang voorbij is de tijd, toen de jacht voor alle vrijen vrij was en door halfnaakte jagers de eland met de speer werd geveld. Nu is het een heele gebeurtenis, een benijd voorrecht in het leven van een jager als het hem vergund is een eland te schieten. Het dier is in Europa bijna uitgestorven. Er leven nog slechts in het Pruisisch-Lithauensche bosch Ibenhorst, angstvallig door de boschwachters ontzien, ongeveer een zeventigtal elanden, terwijl men in andere streken der provincie Oost-Pruisen in het geheel nog omstreeks vijftig exemplaren telt.

In Zweden en Noorwegen, verder in eenige streken van Rusland wordt de eland nog aangetroffen. Aan het Zuiden bleef hij geheel vreemd: Caesar spreekt in zijn boek over den Gallischen oorlog van den eland als van een wonderdier, wanneer hij het Hercynische woud beschrijft. En toen omstreeks het midden der derde eeuw tien elanden naar Rome gebracht werden, wekten zij de hoogste verbazing bij de Romeinen op. De eland leverde indertijd ook een zeer geschat leer voor wambuis en hozen. Uit de geschiedenis is de kolder van elandsvel bekend, waarin Gustaaf Adolf bij Lützen de doodelijke wonde ontving.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken