Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9 (1892-1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (49.12 MB)

Scans (797.61 MB)

ebook (41.52 MB)

XML (2.94 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9

(1892-1893)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Wetenswaardig Allerlei.

Reuzenboomen. -

Tot de meest grootsche verschijningen der natuur behooren de bergen en de reuzen der plantenwereld. Hoe klein en nietig verschijnt het menschenleven tegen de boomreuzen, wier leeftijd op honderden, ja op duizend en meer jaar berekend wordt.

Bij hun aanblik neemt de verbeelding een hooger vlucht, en men stelt zich voor, dat de heele wereldgeschiedenis met al haar stormen, omwentelingen en gruwelen over hun hoofden is voorbijgetrokken. Millioenen zijn in het graf gedaald, geheele rijken zijn vernietigd, tal van geslachten met al hun heerlijkheid in asch verzonken, maar de oude boomreuzen hebben stand gehouden en brengen nog jeugdig groen voort, terwijl hun lichaam al lang uitgehold is; in den grond der moederaarde houden de wortels hunner kracht zich krampachtig vastgeklampt.

Er zijn nog tal van boomreuzen van de meest uiteenloopende soort. Eiken van 8 tot 14 meter om vang vindt men nog over geheel Europa verspreid; een kastanjeboom bij den Etna heeft zelfs een omvang van 58 meter.

Een olijfboom bij Pescia in Italië heeft een omvang van negen meter, een bij Villafranca zelfs van elf. Op Madeira en Teneriffe worden laurierboomen aangetroffen, die tot 12 meter in omvang hebben. In het Britsch-Indische residentschap Bombay staat een meer dan 2500 jaar oude vijgeboom van kolossale grootte; in New-South-Wales een van 10 meter omvang; op Ceilon een die 2150 jaar oud en aan Boedda gewijd was. In Egypte staan nog sycomoren uit den tijd van Christus, met een omvang van 10 meter. Een plataan bij York in Zuid-Carolina heeft een hollen stam van vijf en een halven meter middellijn. Platanen van een zelfden omvang met een leeftijd van 1000-1500 jaren zijn er in Perzië bij de vleet, een zelfs heeft een om vang van 27 meter, is echter geheel hol. De Humboldtsboom in Venezuela heeft een doorsnede van drie en een halven meter. Op Vandiemensland staan mirteboomen met een omvang van 15 tot 20 meter, ja, volgens berichten van een reiziger, moeten op dat eiland zelfs stammen voorkomen, die den haast ongelooflijken omvang van 33 meter hebben. In Afrika zijn apenbroodboomen met een omvang van 12 meter; op Teneriffe en Madeira drakenboomen, die tien meter in omvang hebben. Van denzelfden omvang zijn in Engeland nog taxisboomen aanwezig met een ouderdom van 3000 jaar.

Wij komen nu op de Amerikaansche reuzenboomen. In de zuidelijke staten der Unie, Mexico en Californië zijn tal van cypressen met een stamomvang van 12 meter; de cypres van Santa Maria del Tule in Mexico meet zelfs 30 meter in omvang en werd reeds door Fernando Cortez als een wereldwonder geprezen. Zijn ouderdom wordt op 14-1500 jaar geschat. In Zuid-Californië bevinden zich naaldboomen, en wel niet hier of daar een, maar in heele groepen, die met recht mammoeth boomen genoemd worden, want zij zijn niet enkel reuzen in omvang, maar ook in de hoogte: gemiddeld 11 meter in omvang en 80 hoog. Er zijn echter daaronder ook stammen van 21 meter omvang en over de 100 meter hoog. Bernard Taylor zag zulk een boom, een den, vellen, wiens ouderdom hij op 3100 jaar berekende. Het hout was volkomen gezond, op den gevelden stam werd een kegelbaan en binnen in een danszaal aangelegd. Drie dicht bij elkaar staande boomen worden ‘de drie Gratiën’ genoemd; in de nabijheid daarvan stonden de ‘Bergwerkershut’ en ‘Oom Tom's hut’, wier holte voor verscheidene familiën ruimte tot wonen aanbood. De ‘Vader van het Woud’ ligt al eeuwen voor den grond, meet 33 meter in omvang en 138 meter in de lengte. Het inwendige is uitgehold en vormt een gewelfde gang van 54 meter lengte. De ouderdom van deze stam wordt op 5000 jaar geschat. Door een anderen gevelden stam kan een ruiter meer dan 30 meter rijden. Door een nog staanden boom is een weg aangelegd, waarop twee wagens naast elkander kunnen rijden. De nog staande ‘Moeder van het Woud,’ tot op een hoogte van 40 meter van schors ontdaan, meet 28 meter in omvang en is 109 meter hoog. De ‘Hut der Pioniers’ heeft een holte van 10 meter in doorsnede, is echter op een hoogte van 50 meter afgebroken. De meeste der nog staande mammoethboomen, verschillende honderden in getal, staan onder de bescherming der regeering. Vele daarvan hebben zonderlinge namen ontvangen, als ‘oude jongejuffrouw,’ ‘oude vrijer,’ ‘Hercules,’ enz. Taylor verhaalt, dat hij verscheidene reusachtige boomen gezien heeft, die uit zaadkorrels boven de in kolossale lagen van bladeren begraven lijken hunner voorouders opgegroeid zijn. De begraven stammen hebben bijna zwart hout, dat een doffen, metaalachtigen klank geeft, als men er op klopt. Den leeftijd der begraven stammen schat hij op 10 000 jaar. Twee stukken van zulk een reuzenboom, elk van 14 meter lengte en 8 meter in middellijn, zullen op de wereldtentoonstelling te Chicago bewerkt te zien zijn.

Een lichtgevend projectiel. -

Een jeugdig Italiaan heeft een lichtgevend projectiel uitgevonden, dat, door een kanon op dat punt geschoten, waar men den vijand vermoedt, na de ontploffing een licht geeft, door den uitvinder op een sterkte van 100.000 kaarsen geschat.

Verdelging van insecten door electriciteit. -

Alle mogelijke dingen zijn al aangewend om van de lastige insecten ontslagen te worden, die het een mensch vooral bij de warme zomerdagen erg hinderlijk kunnen maken. Azijn, suiker, een bepaald soort geprepareerd papier, onder den naam van ‘vliegendood’ bekend, en nog andere middelen heeft men beproefd, zonder evenwel een afdoend resultaat te verkrijgen. Nu heeft iemand in Duitschland een uitvindingsbrevet genomen, om insecten door middel van electriciteit te verdelgen. De toestel bestaat uit een boomvormige lamp, van een netwerk van fijn platinadraad omringd. De electrische stroom gaat door deze draden heen en brengt ze tot een hooge temperatuur, zonder ze evenwel witgloeiend te maken. De insecten, door het licht aangelokt en zonder erg voor de draden, zullen er zich ongetwijfeld aan branden. Mocht men nu vrees hebben, dat ook vogels hetzelfde lot zouden ondergaan, dan kan men den toestel met een net met groote mazen omringen, waar zij niet door kunnen. Het schijnt, dat men er bij met dezen toestel gedane proefnemingen in geslaagd is, in korten tijd een groot aantal meikevers, nachtvlinders en andere schadelijke of hinderlijke insecten te verdelgen.

Welke is de nuttigste plant? -

Op zekeren dag liet Visjnoe, een van de drie leden der Indische drievuldigheid, volgens de leer der Brahmanen de instandhouder van alle dingen, zijn zoon bij zich komen en zei hem:

‘Mijn zoon, de aarde is mij menschen, dieren en planten van alle soort schuldig. Ik beloon de menschen als zij goed gedaan hebben en geef hun een plaats aan mijne zijde. Ik heb in mijn hemel ook dieren opgenomen als de duif, het zinnebeeld van zuiverheid en trouw, den os, die den onverpoosden en zwaren arbeid vertegenwoordigt, den arend, het beeld van moed en fierheid, en ik heb er nog niet aan gedacht, een enkele plant der aarde bij mij te roepen. Dit is onrechtvaardig, want er zijn er, die zeer veel goed doen. Ik wil, dat gij ze bij mij laat komen, en dat elke bloem mij haar goede hoedanigheden opsomt, opdat ik aan de meest verdienstelijke een plaats onder de uitverkorenen geef.’

Een oogenblik later vertoonde zich het leger der bloemen voor den troon van den god Visjnoe.

De hoogmoedige roos trad het eerst van alle vooruit.

‘Ik ben de roos,’ zeide zij, ‘ik heb de schoonheid en den welriekenden geur.’

‘Schoonheid is geen nut,’ zei Visjnoe.

Toen zij het antwoord hoorden, dat haar koningin gegeven werd, durfde geen tuinbloem meer een woord zeggen.

Nu kwamen de snijboonen, de erwtjes en de overige groenten.

‘Wij zijn nuttig,’ zeiden zij.

‘Dat is waar, maar gij zijt te gulzig en te dorstig, gij hebt te veel mest en te veel besproeiing noodig, gij zijt te duur.’

Nu kwamen de meloenen, pompoenen en komkommers plechtstatig binnen.

Een augurkje nam het woord, maar het was zoo aanmatigend, dat de god der Indiërs er niet naar luisterde.

Daarna kwamen de koolen van alle soort: bloemkool, savoye-kool, groene kool, koolzaad

[pagina 64]
[p. 64]

tot de kleine Brusselsche spruitjes toe. Zij zagen er bescheiden uit en werden goed ontvangen.

‘Ik erken uw goede hoedanigheden,’ zei de god, ‘de mensch dankt u de olie, en er zijn er onder u, die hem voeden en andere, die zijn beesten voeden. Dat zijn kostbare eigenschappen, waarmee ik rekening zal houden.’

Vervolgens kwamen de ajuin, het knoflook en het bieslook toesnellen.

‘De mensch,’ zei Visjnoe, terwijl hij de wenkbrauw fronste, ‘is zoo al gulzig genoeg zonder dat het noodig is, dat gij zijn eetlust nog prikkelt. Volgt mijn raad, weest bescheiden.’

Nu verscheen, in het volle bewustzijn van haar waarde, de tarwe.

‘Ik ben het graan,’ zei zij, ‘dat is het brood, de steun van den mensch. Zonder mij zou hij niet kunnen leven.’

‘Loop heen,’ zei de aardappel, ‘wees toch niet zoo verwaand, ik kan hem evengoed voeden als gij en ik kost minder.’



illustratie
het plantenhuis der rotterdamsche diergaarde, naar de teekening van adolf van dijk.


‘Zwijg toch,’ zei op zijn beurt de wijnstok met hooge borst, ‘wat hem in het leven behoudt is mijn weldadig sap, het geeft hem kracht en geest.’

‘En maakt hem dronken,’ zeiden de anderen uit één mond.

Er ontstond nu groote ruzie, waaraan Visjnoe een einde maakte door ze alle drie de deur uit te jagen.

Nu trad een grashalm bescheiden naderbij.

‘Mijn meester, mijn heer,’ zei hij, ‘ik ben het gras der weiden; ik eisch niets van den mensch om uit te botten en groot te worden. Ik geef hooi aan zijn vee, melk aan de koeien, kracht aan de ossen. Van mij komt de mest, de mest maakt de tarwe en de tarwe voedt den mensch.’

Visjnoe nam het plantje in zijne handen, en gelastte zijn zoon het een goede plaats in zijn paradijs te geven.

En de god der Indiërs had gelijk: de weide is de rijkdom van den boer.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken