Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9 (1892-1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (49.12 MB)

Scans (797.61 MB)

ebook (41.52 MB)

XML (2.94 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9

(1892-1893)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Bij de Platen.

Het Jawoord. -

Vreemd dat in een woordje van twee letters zoo ontzaglijk veel kan begrepen zijn, heel een wereld van liefde en levensgeluk, of... een toekomst van kommer, zorg en dagelijks pijnlijker kwelling. Dat hangt alles van de omstandigheden af; maar voor het jonge paar, dat dit afgebeden woord mag hooren uitspreken als de zegenbede der ouders op zijn hartenbond, is het natuurlijk niet anders dan het kort begrip van alle aardsche zaligheid. Hoe zou dat jawoord hun anders dan geluk kunnen brengen, zij die zich geen geluk kunnen denken dan in hun vereeniging? Mogen ze elkaar maar toebehooren, dan kan niets ter wereld hen meer deren!

De oude moeder beseft, welke zaligheid op dit oogenblik het hart van haar blozende dochter vervult; zij herinnert zich hoe zij zelf te moede was op dien gewichtigen dag en met een hart vol liefde, teere belangstelling en moedertrots ziet ze haar dochter aan de zijde van den jonkman harer keuze voor haar staan. Gulhartig reikt zij dezen als haar zoon de hand, terwijl de oude vader van den anderen kant met een blik van voldoening dat tooneeltje gadeslaat Hij heeft schik in dat glundere paartje, dien kloeken, rechtschapen varensgezel en naast hem, als zijn aanstaande vrouw, die blonde, gezonde visschersdeern, zijn kind. Ook de kleine jongen op den grond begroet met ingenomenheid zijn aanstaanden zwager en houdt hem het scheepje voor, dat hij uit een klomp gesneden heeft. Hij is blijkbaar al goede maatjes met het nieuw gewonnen familielid; wie weet of de deugniet niet onbewust de bemiddelaar is geweest voor de kennismaking? Alleen de oudere zuster op den achtergrond deelt niet in de algemeene opgewektheid. Met het hoofd op de hand geleund, staart zij peinzend voor zich naar buiten en laat het net, waaraan zij bezig was te breien, van haar schoot zinken.

Had zij liever gezien, dat het aanzoek haar had gegolden? Helaas, het uithuwelijken van dochters gaat nu eenmaal niet naar anciënniteit. Wie het geluk treft, die heeft het; maar met dat al is het wel treurig dat het geluk van den eene zoo licht een schaduw werpt op het lot van den ander: als de jongste dochter in huis met haar uitverkorene om het jawoord komt, wie zal dan een spijtigen trek misduiden op het gezicht van de oudste, die ‘blijft zitten’?

Redding van schipbreukelingen. -

Er is overigens veel te voorzien in het huwelijk van een man, die het dagelijksch brood moet gaan zoeken op de verraderlijke zee. Wat hebben de wilde baren al menig jong huwelijksgeluk meedoogenloos verzwolgen!

Onwillekeurig dringt zich die gedachte aan ons op bij de beschouwing onzer tweede plaat. Het zijn wel juist geen visschers, die we hier als schipbreukelingen zien ronddobberen; maar visschers staan toch aan dezelfde gevaren bloot: of men vergaat met een kleine visschersschuit in het gezicht van de kust, dan wel met een driemaster in volle zee komt vrij wel op hetzelfde neer.

Gelukkig wanneer er, zooals op de aangrijpende schilderij van Hans Rohrdt, intijds hulp komt opdagen! Lang hadden onze schipbreukelingen het stellig niet meer volgehouden. Uitgeput van vermoeienis, ontbering en dorst liggen zij voor het meerendeel machteloos neer op den bodem der sloep, waarin ze al dagen zonder voedsel, zonder een teug water hebben rondgezwalkt. De nemen vallen hun uit de hand; zij kunnen niet meer. Maar het gezicht van den grooten driemaster, dien zij met zijn breede witte zeilen statig als een reddende engel over de wateren zien aanzweven, geeft hun hoop, moed en daardoor nieuwe kracht. Een hunner heeft een flard wit doek, aan een roeiriem bevestigd, als noodvlag omhoog gestoken, en met inspanning van zijn laatste krachten poogt hij de bemanning van het schip te beroepen. Goddank! zijn kreten zijn gehoord, het noodsein is gezien. Onmiddellijk is de boot afgelaten, en door vijf, zes roeiers voortgestuwd, komt ze over de zwalpende baren aangegleden. Nog een oogenblik en de arme schipbreukelingen zijn gered van den wissen dood, die hen, nog maar weinige minuten geleden, uit de golven tegengrijnsde.

[pagina 320]
[p. 320]


illustratie
overmoed


De vermiste schuit. -

Deze schilderij zon een treurig pendant kunnen heeten van het opwekkend tafereel der eerste bladzijde. Daar zagen wij de aanstaande visschersvrouw gelukkig in het vooruitzicht harer spoedige vereeniging met den jonkman, dien ze liefhad, en haar moeder juichend in de blijde verwachting van haar kind. Ook hier vinden wij een moeder en een dochter, maar helaas, in hoe smartelijk veranderde omstandigheden! De visscher is uitgezeild, gelijk de anderen, toen wind en zee gunstig waren; maar terwijl de visschersvloot uit was, stak er een storm op, die de plompe schuiten - als lichte notedoppen tegen en door elkaar gesmeten - geweldig teisterde. Zwaar gehavend kwam de vloot stuksgewijze de haven weer binnen gevallen; maar ze bleek niet meer voltallig; één der schuiten bleef weg; niemand wist te zeggen wat er van geworden was; in den storm had men ze uit het oog verloren.

Troosteloos dwaalt nu de jonge visschersvrouw dag op dag langs het eenzame strand, angstig uitziende naar den verlorene, en wanneer zij haar oogen blind getuurd heeft op die wemelende eindelooze watervlakte, dan zet ze zich neer in het zand om haar smart uit te weenen. De oude moeder zet zich aan haar zijde en vouwt de knokkelige, verweerde handen tot een gebed, droef voor zich uitstarende over de thans zoo kalme zee, hopend en biddend dat ze haar offer nog moge teruggeven.

Overmoed gestraft. -

Een grappig stukje tot slot, ofschoon het voor de twee overmoedige keffertjes een allesbehalve grappig slot mag heeten. Nu de tot woede gesarde Lorre eenmaal den staart van een harer bespringers te pakken heeft, zal ze dien niet gauw loslaten, en we kunnen er van verzekerd wezen dat de gevoelige les den dartelen beestjes lang heugen zal: voor taan zullen ze Lorre denkelijk wel met rust laten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken