Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9 (1892-1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (49.12 MB)

Scans (797.61 MB)

ebook (41.52 MB)

XML (2.94 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9

(1892-1893)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 391]
[p. 391]

Bij de Platen.

Een veelbelovende stamhouder. -

Moeder is met haar kleinen jongen de oudelui eens gaan opzoeken. Ze hebben in lang den dreumes niet gezien, en staan er van te kijken zooals hij in korten tijd uit de kluiten gewassen is. Dat jonge goedje groeit als kool, meent grootmoeder, die met de handen in de zij op haar gemak haar kleinzoon bewondert en zich maar niet begrijpen kan dat dit nu al de oudste jongen is van haar dochter: ze kan zich nog best den tijd voorstellen toen deze maar tot de tafel reikte.

Grootvader stelt zich intusschen met de uiterlijke ontwikkeling van den deugniet niet tevreden. Hij wil er de proef op de som van hebben, dat zijn kleinzoon een ferme kerel zal worden.

‘Wel Sepperl, heb je geen dorst, mijn jongen, na zoo'n wandeling?’ vraagt de gemoedelijke Tiroler.

De rakker kijkt met begeerige oogen naar grootvaders bierpot, maar durft toch niet zeggen dat hij dien wel eens aan den mond zou willen zetten.

‘Zou je er kans toe zien, dien leegste drinken?’ vraagt grootvader.

‘Nou!’ zegt, de deugniet en zijn guitige oogen glinsteren.

‘Toe dan maar, Sepperl, laat zien wat je kan.’

En warempel, de kleuter zet den zwaren bierpot met allebei zijn knuistjes aan den mond, dat zijn halve gezicht er in verdwijnt, en drinkt hem achter mekaar leeg als een dorstig paard een emmer water!

De oude luitjes slaan de handen in elkaar van pret, en de moeder heeft er niet minder schik in, dat haar jongen zich zoo Hink houdt voor grootvader. Nu mag hij bij de oude lui een potje breken, en dat kan hem te pas komen; grootvader zal zich niet karig toonen tegenover zoo'n veelbelovenden stamhouder.

Aan de beterhand. -

De oudjes op deze weemoedige schilderij zien er minder opgewekt uit. Geen wonder, de stakkers bevinden zich in het ziekenhuis, en al zijn ze onder de liefderijke verpleging der goede zusters weer zachtjes aan de beterhand geraakt, ze voelen zich toch nog maar slapjes. Het is een aandoenlijk gezicht, die grijsaards, wien het leven toch niet veel meer te bieden heeft, zich stil vergenoegd te zien koesteren in het zonnetje onder de groene boomen. De eene, die op zijn stok geleund, komt aanstappen, heeft blijkbaar nog goeden moed; de man op den voorgrond, met den arm in een verband, kijkt minder flink uit zijn oogen en de derde achter hem staat een beetje te suffen.

Het weemoedige tafereel, door den grooten modernen schilder Raffaelli meesterlijk naar de natuur weergegeven, maakte in het salon van het Champ de Mars te Parijs, waar het dit jaar was tentoongesteld, op al de bezoekers een onweerstaanbaren indruk. Raffaelli onderscheidt zich door een heel eigenaardige, persoonlijke opvatting, en brengt die er hem toe, bij voorkeur treurige en aangrijpende gevallen op het doek te brengen, zijn penseel leent aan alles een bijzonder karakter, waaruit een merkwaardige artistieke persoonlijkheid spreekt.

Na de eerste h. communie. -

De treffende plechtigheid is geëindigd; de onschuldige kleinen hebben voor de eerste maal huns levens mogen aanzitten aan het goddelijk Liefdemaal. Nog vol van het geluk, dat zij hebben gesmaakt, treden zij naar buiten, door ouders en betrekkingen met gelukwenschen begroet. Sommigen worden met rijtuigen afgehaald, anderen spoeden zich te voet naar de ouderlijke woning om den gelukkigen dag verder in gepaste vreugde door te brengen. Helaas, er zijn ook kinderen bij, die geen ouders meer hebben, om hen met blijdschap en trots het feestelijk gesierde huis binnen te leiden. Een der meisjes zien wij afgehaald door een ouden grootvader met een nog kleiner kind aan de hand, dat met naïeve verbazing naar zusje opziet Elders schijnt het een goede oude tante te zijn, die zich met de taak belast heeft, het communicantje af te halen. En heel op den voorgrond treft ons een nog aandoenlijker geval: daar zien wij een bruidje, over wier gezichtje als een wolk van treurigheid hangt: zij slaat de oogen niet vroolijk op als haar gezellinnen, maar houdt ze stil neergeslagen. Zij heeft niemand, die haar bij het verlaten der kerk hartelijk komt verwelkomen: zij is weeze. Maar het vriendinnetje aan haar zijde troont haar vriendelijk mee; zij weet dat haar ouders het weesje gaarne een plaats zullen inruimen aan den feestdisch, ter eere van hun eigen kind aangericht.

Het is interessant, aldus op het levendig en bevallig tafereel de uitdrukking der verschillende kopjes na te gaan en uit te vorschen wat de schilder met elk in het bijzonder heeft bedoeld. Met fijn gevoel heeft hij het dankbare onderwerp behandeld.

Keizer Barbarossa's afscheid voor den kruistocht. -

Reeds meermalen heeft de Illustratie haar lezers met de machtige figuur van dezen grooten keizer uit het huis der Hohenstaufen doen kennis maken; nog niet veel jaren geleden gaven wij een gravure, voorstellende de ontmoeting van den ouden keizer en zijn zoon Frederik van Zwaben na den slag bij Iconium, en een, waarop het jammerlijk verdrinken van den grijzen vorst in den Calycadnus was afgebeeld. Maar beide gravures, hoe treffend ook om haar voorstelling, moeten wat teekening en uitdrukking betreft, onderdoen voor die in dit nummer wordt weergegeven, en waarop het afscheid, dat de zeventigjarige monarch van de zijnen neemt, is afgebeeld.

Zijn geheele regeering had keizer Frederik doorgebracht met oorlog te voeren tegen den Paus, tegen de Italiaansche republieken, tegen den onstuimigen Hendrik den Leeuw, den aanvoerder der Welfen; maar nauwelijks had hij de mare vernomen, dat de Heilige Stad weer in de handen der Saracenen was gevallen, of, ondanks zijn hoogen leeftijd, maakte hij zich op, om aan het hoofd zijner Duitsche legerscharen Saladijn uit de heilige veste te verdrijven, die het graf des Zaligmakers binnen haar muren bevat.

Aandoenlijk was het afscheid, dat de zeventigjarige keizer, die, na veertig jaren lang voor aardsche belangen gestreden te hebben, nu het zwaard aangordde voor een verhevener doel, van de zijnen nam, - te aandoenlijker, omdat hij ze niet meer zou weerzien. En naar de zacht-weemoedige uitdrukking der grijze trekken te oordeelen, had de monarch er een voorgevoel van, dat dit het laatste afscheid was, dat hij van zijn kinderen nam. Zijn oudsten zoon Hendrik had hij tot rijksbestierder tijdens zijn afwezigheid aangesteld, terwijl zijn zoon Frederik hem op den kruistocht zou vergezellen. Werpen de achterblijvende kinderen zich, schreiend van aandoening, voor hun grijzen vader op de knieën en kust de latere keizer Hendrik nog eenmaal de hand, die zoo spoedig reeds zou verstijven, de jongste zoon Frederik omvat den arm van den ontroerden keizer en wijst hem er op, dat reeds de zeilen geheschen worden en de vloot ter afvaart gereed ligt. Het volk staart met eerbied en bewondering naar dit aandoénlijk schouwspelen en een prelaat heft nog eenmaal het kruis omhoog, om door dit teeken van hoop en verlossing het afscheid minder pijnlijk te doen zijn.

Met zeer veel gevoel heeft de schilder dit treffend oogenblik weergegeven, en vooral in onzen tijd van bot materialisme voelt men zich het hart verwarmd bij het aanschouwen van zooveel geloof en zooveel moed.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken