Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9 (1892-1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (49.12 MB)

Scans (797.61 MB)

ebook (41.52 MB)

XML (2.94 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9

(1892-1893)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Wetenswaardig Allerlei.

Koffiehuizen in het Oosten. -

De koffiehuizen in het Oosten, de zoogenaamde chanen of Arabische herbergen, kunnen lang niet op dezelfde gerieflijkheid en comfort bogen, als die in Europa. Met de hotels, door uitgeweken Europeanen in de groote steden in het leven geroepen, schikt het nog al, maar de Arabische koffiehuizen spotten met iedere beschrijving. Het slechtst ziet het er onder dit opzicht uit met de herbergen, die zich eenige mijlen ten westen van den Nijl, aan den rand der Egyptische woestijn, of in het binnenland van Syrië en Klein-Azië bevinden.

Van de Egyptische stad Sioet aan den Nijl ondernam ik herhaaldelijk - aldus verhaalt een Duitsch reiziger -uitstapjes naar de oasen aan den westelijken rand der woestijn. Reed ik dan, in de hoofdplaats van zulk een oase aangekomen, met mijn paard door den somberen poortingang het binnenplein der herberg op, dan kwam mij in het begin noch de waard, noch een der bedienden tegen Ik moest mijn paard zelf op stal brengen, het water geven enz. Eerst na lang roepen werd een gedienstige geest zichtbaar; dit is gewoonlijk een neger, die de reizigers dikwijls nog brommend en met een zuur gezicht begroet. Vraagt de reiziger naar een logeerkamer, dan wijst de neger hem met een onverschillige handbeweging naar de eerste verdieping, waar zich een paar kamers bevinden. Gaat men nu de uitgesleten steenen trappen op, die rechtstreeks van het binnenplein naar de eerste verdieping voeren, dan komt men tot de bevinding, dat de logeerkamers groote, holle kale ruimten zijn Noch een bed, noch een divan, tafel, stoel of waschbenoodigheden zijn aanwezig. Alleen een insecten verzamelaar zou in deze kamers belangwekkende studiën kunnen maken, want op den vloer, aan de muren en de zoldering wemelt het van zes- en meerpootige diertjes. De reiziger veegt zoo goed en zoo kwaad het gaat het ongedierte de kamer uit, rolt zich in zijn dekens en rust dan van de vermoeienissen der reis uit.

Klaargemaakte spijzen kan men in zulk een herberg niet krijgen, het gemakkelijkst nog hoendereieren, een levende kip, en nu en dan komt het voor, dat de waard aan een talrijk reisgezelschap een levende geit of schaap verkoopt, dat de gasten dan zelf maar moeten slachten, koken of braden. De waard verkoopt niet eens dinkwater; de reizigers moeten het zich van de waterverkoopers aanschaffen, die het water in genaaide geitenvellen van den vroegen morgen tot den laten avond op straat te koop aanbieden.

Des avonds na zonsondergang verzamelen de reizigers zich gewoonlijk op de binnenplaats der herberg; sommigen slachten dan voor gezamenlijke rekening een geit of een schaap, snijden het vleesch in reepen en hangen het dan in de lucht te drogen. De Arabieren nemen gewoonlijk het vleesch in dezen toestand op hun reizen door de woestijn mee. Een Europeaan evenwel kan er in den regel maar weinig smaak in krijgen. Andere reizigers bakken hun brood, en leggen het deeg op een plat stuk blik, dat ze boven een vuurtje van kameelmest laten gaar worden.

De prijzen in zulk een herberg zijn natuurlijk laag. Voor logies betaalt men zelden meer dan negen tot vijftien centen. Daarvoor mag de reiziger ook nog een paard of kameel meebrengen, maar gewoonlijk stuurt de waard ze naar een wei.

Geeft men den waard of den bediende geldstukken, dan ziet men dikwijls, dat deze lieden koper- en zilvermunt in den mond steken en geruimen tijd bij wijze van pruim achter de kiezen laten zitten. Toch kunnen zij ook dan nog luid en duidelijk spreken Behalve Egyptisch en Turksch geld, neemt men ook Fransche en Italiaansche geldstukken ter betaling aan. Soms ook wordt de rekening met messen, scharen, naalden en dergelijke voorwerpen vereffend. In Abessinië worden ook nu nog kleine rekeningen met staafjes zout voldaan, die, opdat ze niet zouden breken of smerig worden, met schors omwonden worden. Ook ijzergeld, vooral ijzeren staafjes, nemen in Abessinië de plaats van pasmunt in.

Evenals bij ons komen ook in de Arabische herbergen de inboorlingen 's avonds een uurtje bijeen, om met elkaar of met de vreemdelingen een praatje te maken. Bier, wijn of likeuren worden bij deze gelegenheid niet gedronken, hoogstens een kop koffie. Maar de met haschich of opium gevulde pijp gaat telkens rond. Deze versnapering is niet duur, want de waard rekent voor het stoppen van zulk een pijp maar anderhalf tot twee cents. Wanneer men nu weet, dat dikwijls een gezelschap van vier tot vijf personen zich aan zulk een pijp, die van de eene hand in de andere gaat, te goed doet, dan ziet men, dat de Arabieren in hun herbergen lang niet zooveel geld versnoepen als de eerzame Hollanders.

De eigenlijke koffiehuizen zijn in den regel bescheiden en zeer vuile hokken. Tafels en stoelen ontbreken, met weinige uitzonderingen, geheel en al. Langs de muren staan een paar lage bankjes met matten of tapijten er op. De koffie is goed, sterk en goedkoop en kost zelden meer dan twee of drie cent per kop Wil de Arabier koffie zetten, dan roostert hij eerst de groene boonen op warme steenen, doet ze dan in een pot met veel suiker er bij, en schenkt er dan water op, daar zij zoet gedronken moet

[pagina 392]
[p. 392]

worden. De koffie, die niet in een molen fijn gemalen is, is veel aromatischer en sterker dan die op Europeesche wijze wordt toebereid.

Wat beter ingericht zijn de Arabische koffiehuizen alleen te Caïro, Damascus en Constantinopel, hoewel ze ook hier, vooral uit het oogpunt van zindelijkheid, veel te wenschen overlaten. Te Damascus en Cairo kan men overigens in sommige Arabische koffiehuizen koud en warm eten krijgen, evenals in onze restauraties. De haard, waarop gekookt wordt, bevindt zich in zulke koffiehuizen meestal in de eetzaal, die gelijkvloers gelegen is. Daar de eerste verdieping door zuilen gedragen wordt, kan men van de straat den haard zien en er bij komen. 's Morgens al vroeg staan op den haard tal van potten en ketels, waarin allerlei spijzen en gerechten koken en pruttelen. Ik heb dikwijls gezien, dat Arabieren en Levantijnen recht van de straat op den haard toetraden, de deksels oplichtten en met hun vingers in de spijzen tastten, om ze te proeven. Behaagde hun het gerecht niet, dan wierpen ze het aangebeten stuk weer in den pot terug, om bij den tweeden en derden pot hetzelfde te herhalen. Eerst wanneer zij een gerecht, dat men weer versche planten, die een of twee jaar oud zijn. Als de voordeeligste soorten zijn aan te bevelen: Laxtons Noble, Marguérite en koning Albert van Saksen. De eerste is de vroegste.

De verzorging van kamerplanten. -

De ondervinding leert, dat bloemenliefhebbers het meeste pleizier hebben in die bloemen, welke zij zelf hebben opgekweekt, en daar men tegenwoordig gemakkelijk het zaad van de mooiste en zeldzaamste planten verkrijgen kan, is daardoor de gelegenheid tot het aankweeken van bloemen voor een ieder opengesteld.

De vermenigvuldiging door zaad is het meest gebruikelijk bij eenjarige planten, als reseda's, asters, enz.; verder ook bij een aantal struikgewassen en sierbloemen. De meeste palmsoorten worden door zaad vermenigvuldigd, maar hebben veel warmte en geruimen tijd noodig, eer zij ontkiemen.

Het zaaien geschiedt bij voorkeur in het voorjaar, bij sommige zaadsoorten ook in den zomer, in kleine, vlakke houten kistjes, waarin van onderen gaatjes geboord zijn, of in vlakke aarden schotels.

Potjes vult men voor een derde met kleine hun leek, gevonden hadden, gingen zij de eetzaal binnen en lieten zich voor een paar piasters van de aangeduide spijs op hun bord leggen, om ze, zooals bij de Mohammedanen gebruikelijk is, met de vingers op te eten, daar den Turken het gebruik van mes en vork bij de maaltijden verboden is.

Aardbeien in de kamer te kweeken. -



illustratie
keizer barbarossa's afscheid voor den kruistocht.


Met weinig moeite en onkosten is deze geliefkoosde vrucht in de kamer tot rijpheid te brengen en dat wel op een tijd, wanneer de tuin- en de boschaardbeien nog niet geheel uit den langen winterslaap ontwaakt zijn. Tot dit doel plant men in den herfst of vroeg in het voorjaar jonge struiken op bedden, die door flink omspitten en bemesten daarvoor goed klaargemaakt zijn. In den herfst van het volgend jaar worden nu een of twee planten in een pot van behoorlijke grootte met voedzame aarde gezet, tijdig genoeg om ze nog te laten wortel schieten. Tegen dat de vorst invalt, worden deze planten op een droge plaats gezet, waar ze voor te sterke vorst zijn gesscherven, waarop een laag mos en verder een mengsel van twee deelen aarde van graszoden, een deel klei en een deel zand. Bij heideplanten voegt men er natuurlijk heigrond bij. Daarop komt dan het zaad, dat er zacht ingedrukt en dan met zijn geliefde aarde bedekt wordt. Wanneer men nu de aarde zorgvuldig, maar voldoende begoten en den pot met een stuk glas bedekt heeft, zet men hem bij een zonnig venster of, als men ze heeft, in een broeikas. Gedurende de ontkieming heeft het zaad een gelijkmatige vochtigheid en afgesloten lucht noodig. Het is daarom van groot belang, de potten zoowel als de kistjes met een stuk glas te bedekken, en ook de broeikassen, mits zich daarin geen te groote warmte ontwikkeld heeft, niet te luchten. Na de ontkieming moet evenwel onmiddellijk lucht worden ingelaten, opdat de jonge plantjes niet verkwijnen.

Bij niet te dichte zaaiing, waartegen vooral gewaarschuwd moet worden, wassen de jonge plantjes prachtig op en kunnen dan aanstonds in potten overgeplant worden. Afzonderlijke potplanten ontwikkelen zich echter in de eerste jeugd zeer langzaam en vereischen daarom meer opmerkzaamheid. Aanbevelenswaardig is het, ze met glas te bedekken, om haar groeikracht vrijwaard. In Februari of Maart van het volgend jaar brengt men de planten in een matig verwarmde kamer en plaatst ze voor een helder zonnig venster, nadat alle verdorde blaadjes verwijderd zijn en de oppervlakte van de aarde wat omgewoeld is. De aarde wordt nu gelijkmatig vochtig gehouden en spoedig zullen zich de jonge blaadjes en bloemstengels vertoonen. Een herhaalde bemesting, in den vorm van opgeloste runderguano, zal den wasdom van bladeren en de bloesems alsmede vorming der vruchten zeer bevorderen en mag niet nagelaten worden, wil men een gunstig resultaat bereiken. In den bloeitijd zette men de planten gedurende de middaguren aan een geopend venster om de bevruchting te begunstigen, die men, als het noodig is, zelf kan bewerkstelligen door met behulp van een fijn penseel het stuifmeel van de eene plant op de andere over te brengen.

Nadat de planten haar vruchten geleverd hebben, worden ze weer in den open grond overgezet, waar zij in gunstige gevallen soms nog een keer, maar dan heel laat, vruchten dragen.

Voor de volgende kamerkweekerij neme te verhaasten. Dit laatste is o.a. noodig bij verschillende palmzaden, die zeer langzaam ontkiemen en daarvoor dikwijls meer dan een half jaar noodig hebben. Men laat dit zaad dan ook veelal op een warmen grond in een broeikas, met zaagmeel afgesloten, ontkiemen.

Spinnewebben als verband. -

Een gevaarlijk volksheelmiddel, dat in vele streken gebruikelijk schijnt, is het aanwenden van spinnewebben tot het stelpen van bloed bij snij wonden. Kort geleden stierf in Italië een jong man, die een lichte verwonding met spinweefsel behandelde, veertien dagen later aan verstijvingskramp, waardoor men argwaan kreeg tegen dit tot dusver zoo voortreffelijk geachte verbandmiddel. Bij wetenschappelijk onderzoek bleek, dat spinweefsel, met het bloed van sommige dieren in aanraking gebracht, verstijvingskramp veroorzaakt. In de spinnewebben werden namelijk de bacillen gevonden, waaraan die ontzettende ziekte, welke met alle geneeskundige pogingen spot (tetanus), is toe te schrijven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken