Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 10 (1893-1894)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 10
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 10Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 10

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (47.07 MB)

Scans (770.13 MB)

ebook (40.56 MB)

XML (2.82 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 10

(1893-1894)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

St. Olof

Moge ook al de Reformatie de Scandinavische rijken van de aloude Moederkerk hebben losgerukt en de leer van het catholicisme daar door de dwaalleer van Luther verdrongen zijn, toch hebben ook de Noordsche rijken hun aandeel geleverd tot de breede reeks van heilige koningen, waarop de katholieke Kerk [r]oem draagt. Een der meest populaire heiligen tijdens de middeleeuwen was de heilige koning Olof van Noorwegen, die in het begin der elfde eeuw regeerde.

Maar de populariteit van dezen heiligen vorst bleef niet tot zijn land alleen beperkt, de vereering van St. Olof breidde zich over geheel noordelijk en middel-Europa uit. Als een bewijs hiervoor kan dienen dat Londen alleen zeven kerken en kapellen ter eere van dezen he[i]lige bezat. Nu laat zich dat verschijnsel gereedelijk verklaren uit den drukken handel, dien de Noorwegers met de handelsteden van Engeland en het vasteland dreven.

En verwonderen kan het ons niet, dat ook het ontluikende Amsterdam te zijner eer en ‘den Noorschen koopman ten gerieve,’ zooals Van der Gouw zegt, de thans nog bestaande St.-Olofskapel bouwde. Een der stadspoorten werd eveneens naar den koninklijken heilige genoemd, en, mogen de stadsmuren reeds lang verdwenen zijn, toch duidt de naam van een straatje, de ‘St.-Olofspoort’, nog steeds de plaats aan, waar de zeelieden de stad verlieten, om naar Noorwegen koers te zetten.

Velen onzer lezers, inzonderheid den Amsterdammers, zal het niet onbekend zijn, dat, in navolging van den Amsterdamschen handel in de middeleeuwen, de thans in de hoofdstad gevestigde ‘Vereeniging van R.K. Handelsen Kantoorbedienden St. Olof,’ dezen koning tot haar patroon gekozen en haar wapen uit zijn attibruten samengesteld heeft.

Het midden van dit wapen wordt gevormd door het bekende schild des heiligen konings, zijnde van wit metaal met een gouden kruis, waarachter zijn strijdbijl en het kruis, waarvoor hij streed en leed, gedekt door de koningskroon. Daaromheen prijkt op de banderollen de wapenspreuk van St. Olof: Fram, Fram, Kristmaend, Korsmaend, Kongsmaend, voorwaarts, voorwaarts, christen mannen, krijgshelden, wapenbroeders des konings, en de kernspreuk der in Noorwegen bestaande ridderorde van St. Olof: Ret og Sandhed, recht en waarheid.

Deze Olof nu, die in de Middeleeuwen een zoo groote populariteit genoot, was een zoon van een voornaam Noorweegsch edelman, maar geen koningskind, daar Noorwegen, dat later nog tweemaal, bij de Unie van Kalmar en bij het Weener congres, weggeschonken zou worden, ook toen reeds verdeeld was tusschen den Deenschen koning Swen, den koning van Zwe den, Olof, bijgenaamd Scot konung, d.i. koning der belasting, van het Zweedsche woord scot, dat belasting beteekent, en den Noorweegschen graaf Eric.



illustratie
st. olof. - olof bij koning ethelred.


Hadden de vrijheidlievende Noren steeds de hoop gekoesterd, dat Olof hen van het juk der Zweden zou bevrijden, de wakkere jonkman verzamelde dan ook een machtige vloot, waarmee hij de Oostzee invoer, om de Zweden en Gothen te bestoken Maar de Zweedsche koning was sterker dan de Noorweegsche vrijheidsheld en dwong hem te wijken.

Begrijpende dat hij er uit eigen macht nooit in slagen zou, zijn vaderland van de Zweedsche heerschappij te verlossen, zag hij naar een bondgenootschap uit met den een of anderen buitenlandschen vorst. Op dat oogenblik zocht juist koning Ethelred van Engeland geschikte mannen ter aanvoering van de krijgsmacht, die hij op de been had gebracht om de Denen te bestrijden, die sedert lang de Engelsche kusten teisterden, de steden plunderden en de bewoners gevankelijk meevoerden.

Olof besloot den Engelschen vorst de hulp van zijn krachtigen arm aan te bieden, niet twijfelend of Ethelred zou later van zijn kant ook hem de behulpzame hand reiken om de verlossing van zijn vaderland te bewerken. In het jaar 1013 ging hij dus scheep naar Engeland, en reeds in de eerste gevechten, die hij tegen de Denen leverde, gaf hij zulke blijken van moed en dapperheid, dat Ethelred bij den verderen loop van den strijd niets meer wilde ondernemen zonder eerst Olofs raad te hebben ingewonnen. De worsteling tusschen de beide legers was lang en geweldig; maar na verschillende gevechten van minder belang wisten de Engelschen, door Olof geleid, door een behendige tactiek de Denen te brengen tot het leveren van een beslissenden veldslag, waarbij de overwinning lang twijfelachtig bleef, maar zich ten slotte toch voor de Engelschen verklaarde. Swen de koning der Denen, werd gedood en het Deensche leger gedwongen tot den aftocht met achterlating van een groot aantal krijgsgevangenen.

Na die overwinning bleef Olof nog eenigen tijd in Engeland. Hier leerde de jonge vorst, die ofschoon rechtschapen en edel van inborst, nog een heiden was, voor het eerst de christelijke waarheid kennen. Engeland telde reeds een aantal belijders van het Evangelie. Ook koning Ethelred was een vroom Christen; aan zijn hof zag Olof de heilige geheimen vieren, hij hoorde er de waarheden des geloofs prediken en vond er gelegenheid de christelijke deugden te leeren beoefenen, waartoe zijn hart zich van nature voelde aangetrokken. Hij zwoer er het heidendom af en ontving het heilig doopsel.

Na zijn bekeering herleefde in hem het verlangen, naar zijn land terug te keeren en het aan de vreemde overheersching te onttrekken. Bij dit streven, dat hem van zijn vroegste jeugd voor den geest had gezweefd, kwam thans een andere, hoo[g]ere begeerte, namelijk zijn vaderland niet alleen aan de Zweden te ontweldigen, maar het ook te veroveren voor Christus; met andere woorden, ook zijn heidensche landgenooten deelachtig te maken aan den schat des geloofs, die hem zelf was ten deel gevallen.

Ofschoon Ethelred hem graag bij zich gehouden had, daar hij nog altijd den terugkeer der Denen vreesde, en hoewel hij hem ook voor het oogenblik in zijn onderneming niet steunen kon, besloot Olof toch zijn plan ten uitvoer te brengen. Hij verliet dan Ethelred en keerde naar Noorwegen terug. De faam zijner heldendaden was hem daar al voorgegaan en bij vond zijn landgenooten aanstonds bereid hem te volgen. Zelfs degenen, die hem vroeger met onwil en wantrouwen hadden bejegend, waren er nu trotsch op onder de vanen van zulk een krijgsheld te strijden. Olof had zoodoende geen moeite een leger te verzamelen, waarmee hij met hoop op goed gevolg Olof Scot Konung kon aanvallen.

Al spoedig zag deze zich gedwongen den strijd op te geven en een vrede te sluiten, die voor Olof zeer voordeelig was. Hij bekwam de dochter van den Zweedschen koning ten huwelijk en daar ook deze inmiddels het christendom had omhelsd, werden beiden, in plaats van vijanden, vrienden en bondgenooten, die samen alle pogingen inspanden om de beide landen aan de weldaden des Christendoms deelachtig te maken. Beide vorsten voerden ook het zoogenaamde Rome-scot in, dat wil zeggen een jaarlijksche schatting ten behoeve van den H. Stoel.

Olof liet uit Engeland priesters en monniken komen, om in zijn land de leer des heils te verkondigen. Een hunner, met name Grimkele, werd bisschop van Drontheim, de hoofdstad van Olofs staten. Hij werd de vaderlijke raads

[pagina 72]
[p. 72]

man van den vorst, die onder zijn leiding tal van wijze en heilzame wetten uitvaardigde, terwijl hij een einde maakte aan al de oude heidensche bepalingen, die in strijd waren met het Evangelie, en dit niet enkel in Noorwegen, maar ook op de Orkney-eilanden en IJsland.

Zoodra in al de landen, aan zijn gebied onderworpen, de vrede was hersteld, was zijn eerste zorg alom de afgoderij uit te roeien. In persoon trok hij van stad tot stad om zijn onderdanen aan te sporen, de oogen voor het licht des Evangelies te openen, dat hun door de geloofsverkondigers, die den koning volgden, gepredikt werd. Hij liet de afgodsbeelden en tempels der goden omverhalen. Eenmaal liet hij op die wijze een afgod verbrijzelen, waarin de heidenen groot vertrouwen stelden en waaraan zij groote hoeveelheden spijs offerden, die het beeld heette te verslinden. Toen het van zijn voetstuk viel, kwam er een menigte ongedierte uit te voorschijn, dat zich aan die levensmiddelen te goed had gedaan. Door aldus de ijdelheid hunner goden aan te toonen, verbitterde Olof echter de heidenen. Zij kwamen tegen hem in verzet, vonden daarbij steun bij den Deenschen koning Canut, die zich inmiddels van Engeland had meester gemaakt, vielen den heiligen koning aan en verdreven hem uit zijn gebied. Olof was genoodzaakt, naar Rusland te vluchten, doch keerde eenigen tijd later naar zijn land terug. Hij bracht een leger op de been om zijn rijk te heroveren, maar sneuvelde in den slag, die den 29en Juli bij Stichstadt in de provincie Drontheim geleverd werd.

Hij had zestien jaar geregeerd. Vijf jaren later wist zijn zoon Magnus de handlangers van koning Canut uit het land te verdrijven en nam bezit van den troon zijns vaders, waarop hij lange jaren in vrede en voorspoed, tot heil zijner onderdanen regeerde. De hoofdkerk van Drontheim, waarin koning Olof begraven was, werd onder zijn regeering schitterend herbouwd, zoodat zij het beroemdste heiligdom werd van het noorden.

Het lichaam van den heiligen koning Olof werd in 1098, zonder eenigen zweem van bederf teruggevonden. Het was nog in denzelfden staat, toen in 1541 de Lutherschen de reliekkas plunderden, die hel bevatte. Die kas was met onschatbare rijkdommen versierd, maar het schip dat den heiligschennenden buit naar Denemarken moest overbrengen, verging in den storm en de rest werd gestolen. De Lutherschen behandelden het lichaam van den heilige overigens met eerbied en lieten het in de houten kist, die door de reliek kas omsloten was. In 1568 begroeven zij het behoorlijk in dezelfde kerk. De wonderen, door de voorspraak van den heiligen Olof op zijn graf verkregen, trokken uit alle landen van het Noorden de geloovigen naar Drontheim en waren oorzaak vin die algemeene vereering, zelfs tot ons vaderland uitgebreid, waarvan wij in den aanhef spraken.



illustratie
st olof. - koning olof laat de afgodsbeelden verbrijzelen.



Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken