Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 10 (1893-1894)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 10
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 10Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 10

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (47.07 MB)

Scans (770.13 MB)

ebook (40.56 MB)

XML (2.82 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 10

(1893-1894)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Bij de Platen.

In haar eentje. -

Ze zit in haar eentje te breien en schijnt zich met deze tamelijk eentonige bezigheid uitstekend te amuseeren. Als het gemoed kalm en tevreden is, heeft men aan weinig afleiding behoefte. Dan zijn de eigen gedachten, hetzij herinneringen aan het verleden of voorstellingen van de toekomst, meer dan voldoende om de verveling te weren. En de rustige, regelmatige bezigheid van het breiwerk, het zacht rhythmisch gekletter der naalden, de werktuiglijke beweging der vingers - het schijnt er alles juist op berekend om aan de gedachten den vrijen loop te laten zonder ze te ver te laten afdwalen, daar het missen van een steek of het afknappen van een draad den geest, bij te groote verstrooidheid, weer aanstonds tot zijn plicht zou terugroepen.

Het breistertje onzer gravure is een bevallige verpersoonlijking van de poëzie der.... prozaïsche breikous. Het schijnt wel dat zij bezig is een gevallen steek op te rapen, die haar door het toegeven aan de een of andere aangename droomerij ontsnapt is. Waarover zij wel mag gepeinsd hebben? Dat is haar geheim.

Door het half geopende venster dringt, met het vriendelijke licht, de zachte lentekoelte binnen. De stille kamer wordt met een lichte, geurige atmosfeer vervuld, en zoo gaat voor het ijverige breistertje ongemerkt de tijd voorbij in kalme, prettige bezigheid. Als het hart maar in rust is, wat wordt er dan weinig gevorderd om gelukkig te zijn!

Twee liefhebbers voor één vischje. -

Een aardig tafereeltje uit de dierenwereld, zooals de bekende Duitsche kunstenaar er ons al zoovele geteekend heeft. Het is een nieuwe illustratie op de oude geschiedenis, waaraan ons spreekwoord van de twee honden vechtende om één been het ontstaan te danken heeft.

De otters vechten wel niet om kluiven, maar het vischje schijnt de onschuldige aanleiding tot een zelfde krakeel te zullen worden. Visch is namelijk het lievelingskostje van de merkwaardige beesten, ofschoon zij ook kreeften, kikvorschen, padden en waterratten niet versmaden. Het liefst visschen zij bij maneschijn en onze teekenaar heeft hen dan ook in den avond verrast; 's winters oefenen zij de jacht uit onder het ijs.

De natuur heeft deze dieren speciaal op hun jacht te water ingericht door hen te voorzien van zwemvliezen tusschen de teenen, waardoor zij zich van de overige leden hunner familie (die der Wezelachtigen) onderscheiden. Met de wezels hebben zij intusschen dezen familietrek gemeen, dat zij bijzonder schuw zijn en, door hun scherp gezicht en fijnen reuk voor elk naderend gevaar gewaarschuwd, bij het minste onraad op de vlucht slaan, ofschoon zij zich in den nood met de uiterste woede verdedigen.

Daar de otter door zijn vraatzucht een ware verwoesting aanricht onder de waterbewoners en bovendien zijn pels zeer gezocht is, wordt hij sterk achtervolgd, zoodat hij in de bewoonde streken op den duur verdwijnt. In ons vaderland wordt hij zachtjes aan een zeldzaamheid, maar overigens komt hij in vele rivieren van Europa en Azië voor. Hij bewoont den oever en graaft daar schuins oploopende gangen. Hij wordt nagenoeg een meter lang, terwijl zijn staart bijna de halve lengte bereikt van zijn lang gestrekt lichaam. Zooals onze afbeelding te zien geeft, is hij daarbij laag op de pooten en heeft een ronden kop met korte ooren. Op onze plaat zien wij hem den bek opspalken en merken wel dat hij van een flink gebit is voorzien: hij heeft in elke kaak zes snijtanden en tweemaal vijf maaltanden, zoodat hij niet bang hoeft te zijn voor een graatje.

Zijn pels is van boven donkerbruin, in de jeugd bijna zwart en aan buik en pooten lichtgrijs. In den winter is de pels donkerder dan in den zomer; ze wordt met de jaren geler van kleur en onder de kin en aan de zijden van den neus ziet men meestal een witte vlek.

In Amerika heeft men een bijzonder groote ottersoort, die roodachtig bruin van kleur is; in Finland, Polen en Rusland een kleinere, en aan de kust der Stille Zee, in Azië en Amerika, den grooten zeeotter, die een fluweelig zwarte pels heeft, terwijl er ook met een bruine en zelfs met een witte pels gevonden worden.

Terugkeer der karavaan van Mekka. -

Mekka is de heilige stad der Muzelmannen, de geboorteplaats van den profeet, die het zijn volgelingen tot een strenge verplichting gemaakt heeft, minstens eens in hun leven een

[pagina 328]
[p. 328]

pelgrimsreize te doen naar de Kaaba, het middelpunt van den Islam. De Kaaba te Mekka is een vierhoekig gebouw van elf meter hoogte bij acht meter breedte, dat sedert de dagen van Mohammed het grootste heiligdom uitmaakt der ‘ware geloovigen,’ die zich bij hun gebed immer daarheen richten. Het voornaamste voorwerp van vereering in dat bedehuis, hetwelk door den Islam uitsluitend als Beit Allah, dat is: huis Gods wordt aangeduid, is een zwarte steen, naast den ingang in den oostmuur gemetseld. Deze steen zou door den engel Gebriël den aartsvader Abraham als geschenk zijn thuisgebracht. Verder wordt in het gebouw nog de indruk van Abrahams voet aangewezen. Zelfs zou het heele gebouw door Abraham gesticht zijn, en eeuwenlang was het heiligdom het voorwerp van bloedige twisten tusschen de verschillende stammen, die om het bezit er van streden. In het jaar 1630 liet de Turksche sultan Murad IV er een moskee om heen bouwen, en de zijden dekkleeden, die de Kaaba omhullen, worden jaarlijks door de sultans van Turkije vernieuwd.

De moskee heeft negentien poorten en zeven hooge minarets, maar onderscheidt zich niet door bijzondere fraaiheid van vormen en is daarbij in verloop van tijd door onhandige reparaties leelijk verknoeid. De Kaaba verheft zich op het binnenplein, dat 230 meter lang 160 meter breed en van alle zijden met kolonnaden, te zamen van 484 zuilen, omgeven is. Op dat binnenplein vindt men ook de heilige bron Zemzem, wier water echter niet te best drinkbaar is.

Het plein, waarop de groote ‘moskee des heiligdoms’ staat, is eigenlijk het eenige van de stad, die overigens wel regelmatige en breede, maar ongeplaveide en slijkerige of stoffige straten beeft. De huizen zijn van steen en meerendeels tot huurwoningen ingericht voor de pelgrims: te hunnen behoeve strekken zich ook in al de vijf en twintig wijken der stad lange rijen van koffiehuizen en winkels of bazaars uit.

De ‘moeder der steden,’ zooals Mekka bij de Muzelmannen heet, ligt in de Arabische provincie Hedsjas, 400 kilometers ten zuiden van Medina, in een eng, zandig en onvruchtbaar dal, dat, van kale hoogten en dorre zandvlakten omgeven, van het noorden naar het zuiden afdaalt, en in die richting door de regenbeek Wadiel-Tarafeyn doorsneden wordt. Ten gevolge dier ligging heeft zij groot gebrek aan water, daar de bronnen meest brak zijn, zoodat het drinkwater 40 kilometer ver uit Arafat door middel eener leiding moet aangevoerd worden. Behalve door eenige wachttorens bij de ingangen der stad en een klein kasteel wordt zij aan de oostzijde van het dal beschermd door een groote citadel, met dikke muren en torens, en op een hoogte gelegen, die echter weer door andere hoogten wordt beheerscht.

Vroeger had Mekka over de 100 000, thans echter slechts 50 of 60.000 vaste inwoners. De talrijke karavanen namelijk, die eertijds met rijke offergaven naar de heilige stad kwamen, zijn in den laatsten tijd sterk verminderd, en daardoor is ook de beteekenis van Mekka, dat vroeger door den toevloed der pelgrims de hoofdmarkt en stapelplaats van het oosten was, als handelsstad zeer afgenomen. Als de haven van Mekka kan Dsjidda aan de Roode Zee gelden.

In de dagen harer glorie mocht de stad van den profeet ook op vermaarde scholen en talrijke godsdienstige instellingen bogen, die echter tegenwoordig schrikkelijk vervallen zijn.

Wat de nijverheid betreft, is alleen de vervaardiging van rozenkransen er nog in bloei.

Voor den rechtzinnigen Muzelman heeft Mekka intusschen, ondanks haar verval, nog altijd haar groote godsdienstige beteekenis als de bakermat van den Islam behouden en nog voortdurend is zij het middelpunt der pelgrimstochten, die uit alle deelen der Muzelmansche wereld daarheen trekken.

Onze gravure op blz. 324 stelt zulk een karavaan bij de terugkomst uit de heilige stad voor en geeft daarvan een duidelijker denkbeeld dan een uitvoerige beschrijving zou vermogen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken