Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 11 (1894)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 11
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 11Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 11

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (43.53 MB)

Scans (730.60 MB)

ebook (37.02 MB)

XML (2.79 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 11

(1894)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 353]
[p. 353]

[Nummer 45-46]

De Kruisweg.

De godvruchtige gewoonte om den lijdenden Zaligmaker in den geest op zijn smartelijken kruisweg te volgen, is zoo oud als de christelijke Kerk. Gelijk Maria, Johannes en de andere trouwe leerlingen des Heeren Hem vergezelden op zijn bloedigen tocht naar den Calvarieberg, zoo keerden zij, volgens de oude overlevering, ook later herhaaldelijk terug op de plaatsen, door zijn aanbiddelijke bloedsporen geheiligd. De eerbiedwaardige plekken, waaraan bijzondere herinneringen uit 's Heeren liiden verbonden waren, zooals het rechthuis van Pilatus, waar Hij werd ter dood veroordeeld, de plek, waar Hij onder den last des kruizes bezweek, die, waar Hij zijn beminde Moeder ontmoette of door Veronica's liefdedienst werd getroost, werden door de eerste Christenen in vrome vereering gehouden. De onafgebroken overlevering der christelijke geslachten hield de gedachtenis aan die plaatsen levendig, en zoo kan het ons niet verwonderen, dat ondanks de vele verwoestingen en veranderingen, die de Heilige Stad in den loop der eeuwen heeft ondergaan, nog heden ten dage de lijdensweg des Heeren te Jerusalem met betrouwbare zekerheid te volgen is.

Die weg strekte zich uit van het huis van Pilatus of den burg Antonia tot den top van den Calvarieberg en was volgens de overlevering ruim twaalfhonderd schreden lang. Op dien weg worden nog op het oogenblik te Jerusalem door brokstukken van zuilen ot gedenksteenen, in den muur van belendende huizen gemetseld, veertien plekken aangewezen als door bijzondere voorvallen uit de lijdensgeschiedenis geheiligd. Negen dezer tooneelen worden uitdrukkelijk in de canonieke Evangeliën vermeld, terwijl de vijf andere, namelijk de drie vallen onder het kruis, de ontmoeting van Maria en die van Veronica, op eeuwenoude, geloofwaardige overleveringen steunen.



illustratie
JESUS ONTMOET ZIJNE H. MOEDER. Vierde statie van den Kruisweg in de kerk te Kuilenburg, geschilderd door Frans Loots.


Vooral sedert de terugvinding van het heilig kruishout door de H. Helena, de moeder van keizer Constantijn. werd de aandacht der heele Christenheid tot die heilige plaatsen getrokken. Van alle zijden stroomden de pelgrims naar Jerusalem om ze te bezoeken. Zij volgden dan in vrome overweging van 's Heeren lijden den geheiligden weg en hielden op elk der bovenbedoelde plekken stil om zich het tooneel, dat daar eenmaal was afgespeeld, voor den geest te roepen Gewoonliik geschiedde dat in plechtige processie met het kruis voorop en werd bij elke dier halten, stationes of staties, een gezamenlijk gebed verricht.

De Pausen moedigden dit godvruchtig bezoek der heilige plaatsen door talrijke aflaten en geestelijke gunsten aan, en door alle eeuwen was het de innigste hartewensch, de hoogste eerzucht der vromen, den dierbaren grond te mogen kussen, die het bloed der Verlossers gedronken had. Aan groote, openbare zondaars werd ook meermalen de pelgrimstocht naar Jerusalem als boete opgelegd tot uitdelging hunner zondeschuld.

Toen in de elfde eeuw het Heilig Land in de macht der ongeloovigen was geraakt en het bezoek der heilige plaatsen daardoor den pelgrims werd ontzegd, riep Paus Urbanus de gansche christen wereld op om Jerusalem en het H. Graf aan de handen der Muzelmannen te ontweldigen. De kruistochten, die heldhaftige ondernemingen, waarin duizenden en duizenden

[pagina 354]
[p. 354]

hun bloed en leven ten offer brachten voor de verovering der Heilige Stad, leveren het schitterendste getuigenis van den eerbied jegens de heilige plaatsen, die toenmaals heel de christelijke wereld bezielde.

Diezelfde geestdrift voor de bevrijding van het Heilig Land gaf Columbus, den ‘laatsten der kruisridders,’ de gedachte aan de ontdekking der Nieuwe Wereld in, daar hij zich voorstelde, met het goud, dat daar te winnen viel, een strijdmacht te kunnen uitrusten, die de Heilige Stad weer voor de Christenheid veroveren zou.

Helaas, de jammerlijke scheuring der zestiende eeuw, die de christen vorsten en volken voor eeuwen verdeelde, maakte aan alle pogingen tot herwinning van het Heilig Land een einde, en nog heden moeten wij het aanzien, dat de heilige plaatsen voor het meerendeel niet kunnen bezocht worden dan onder toezicht en met goedvinden van de ongeloovigen, die er meester zijn.

In onze dagen is, gelijk wij op blz. 362 van den vorigen jaargang verhaald hebben, het denkbeeld van Columbus weer opgevat door zijn ridderlijken kampioen Roselly de Lorgues, den grooten ijveraar voor de vrijkooping van het Heilig Land. Helaas, ook deze kruisridder zal de vervulling van zijn schoonen droom wel niet mogen aanschouwen.

Maar is het Heilig Land, tot schande der Christenheid, nog altijd in de macht der ongeloovigen, het bezoek der heilige plaatsen toch is den geloovigen toegestaan, en nog dezer dagen vertoefden daar enkele onzer landgenooten in gezelschap van een Fransche pelgrimsschaar, die een paar maanden geleden derwaarts toog.

Van de vroegste tijden af hebben de geloovigen behoefte gevoeld, bij de onmogelijkheid, waarin zij verkeerden, den wezenlijken kruisweg te Jerusalem te volgen, zich dien door afbeeldingen voor den geest te stellen.

De Franciscanen, die sedert 1312 door Paus Clemens V met de bewaking van het Heilig Graf en de overige heilige plaatsen te Jerusalem belast waren, brachten het oprichten van kruiswegen in zwang. Men kan zich voorstellen, hoe de vrome paters, die soms jarenlang te Jerusalem gewoond hadden, waar zij gestadig den verheffenden invloed van het bezoek der heilige plaatsen hadden mogen gevoelen, in hun vaderland teruggekeerd, zich gedrongen voelden, door afbeeldingen, die indrukken bij zich zelven te verlevendigen en tevens aan anderen mee te deelen.

Het zal hun gegaan zijn, als Pater Bernardinus Surinus, ‘Minderbroeder Recollect, eertijds Commissaris van het H. Landt ende President van het H. Graf ons Heeren binnen Jerusalem, in de jaren 1644. 45. 46 ende 47’, die een boek schreef, getiteld Den Godvruch tighen Pelgrim ofte Jerusalemsche Reyse, in 1661 ‘voor de vierde reyse herdruckt, maar alsnu fraeyder op-getoeyt met verscheyden kopere Platen, naer het leven verthoonende... de heylighe Plaetsen,... tot groot gerief ende voldoeninge der keurgierige vernuften.’

Zelf nog geheel vervuld van de ‘soetigheydt’ der heilige plaatsen, welke ‘ghedachtenisse’ alleen meer waard is dan ‘alle ghenuchten der wereldt,’ wekt hij in de volgende woorden zijn lezers tot het geestelijk bezoek dier heiligdommen op:

‘Opdat dan hier door het verstant een licht, den wille een vier, ende memorie een voor worpsel bij de handt souden hebben om eenighsints God te kennen, te beminnen, ende ghedurig te loven: soo heb ick den G. Leser door het H. Landt gheleydt daer onsen Saligh-maker naer veel wonder wercken voor ons ghestorven is. Godt geve datter veel in den geest door soete betrachtinghen dese heylighe plaetsen dickmaels besoecken moghen; besonder in den heylighen Vasten, als men particulierlyck de bittere Passie Christi behoort te mediteeren, een bundelken Myrrhe daer van te maken, ende onsen Saligh-maker te daneken voor syn ontallycke bermhertigheden ende weldaden,’

Op dezelfde wijze als deze vrome Minderbroeder, zullen ook andere leden zijner orde, die in het Heilig Land hadden vertoefd, hun omgeving deelachtig hebben willen maken aan de geestelijke opwekking, die zij op de heilige plaatsen hadden gevonden. En zoo ziet men dan ook, sedert het midden der vijftiende eeuw, in of bij de Franciscanerkloosters het eerst trouwe afbeeldingen van den Jerusalemschen kruisweg aangebracht. Dat voorbeeld vond spoedig navolging, en weldra zag men kloosters en kerken met dergelijke tafereelen van 's Heeren lijden gesierd.

Opmerkelijk is de aansporing tot de geloovigen, die men leest in het werk van Pater Augustinus van Teylingen, Paradijs der Wellusticheydt, dat in 1630 verscheen:

‘Hanght in verscheyde plaetsen van u kamer oft van u huys seven beelden, ter eeren van de seven statien ende plaetsen daer Christus meest gheleden heeft.... 'T selve kondt ghy oock doen.... niet alleen in uwe huysen, eetsalen (ghelijck Carolus Magnus dede, om syne ghedachten daer in over tafel te oefenen, want daer de ooghe mede speelt, daer speelt oock het herte mede) maer oock in de hoven ende boomgaerden; ende maecken zoo uwe pelgrimagie derwaerts.’

Uit het voorbeeld van Carolus Magnus (Karei den Groote), hier aangehaald, blijkt duidelijk tot hoe hoe hooge oudheid het gebruik van afbeeldingen ter herinnering aan 's Heeren lijden opklimt. Trouwens, het is bekend dat de christelijke kunst zich van de vroegste tijden op die voorstellingen heeft toegelegd.

In de allereerste eeuwen der Kerk komt het gebruik van beelden of geschilderde tafereelen weinig voor. Aanvankelijk vermeed men dat uit vrees voor de vervolging en om de heilige voorstellingen niet aan den spot der heidenen bloot te stellen. Men vergenoegde zich dus met eenvoudige zinnebeelden en teekens, zooals het kruis, het anker, de visch enz. Maar naarmate het Christendom veld won en het heidendom verdween, uitte zich het godsdienstig gevoel onbedwongen in telkens schooner en uitvoeriger voorstellingen: de christelijke kunst ontstond en vermenigvuldigde alom de beelden en schilderingen, reeds door Augustinus de boeken der ongeletterden geheeten.

Als de oudst bekende voorstellingen der kruisiging van Christus gelden een tafereel op de deur der Kerk vanSanta Sabina te Rome, dat volgens den geleerden De Rossi uit den tijd van Paus Coelestinus I (422-32) dagteekent, en een snijwerk in ivoor, dat. in het Britsch Museum bewaard, tot de vijfde eeuw moet opklimmen. Die kunstwerken zijn nog hoogst primitief en doen weinig de schitterende vlucht vermoeden, waartoe de christelijke kunst in later eeuwen zich zou verheffen.

Welk een verschil tusschen die naïeve pogingen en het heerlijke kruisigingsfresco van Giotto uit de eerste jaren der veertiende eeuw, dat nog heden de bezoeker van de kerk des H. Franciscus te Assisi in al den luister zijner zuivere lijnen en zachte kleuren bewondert! Welk een afstand tusschen dat eerste gebrekkig stamelen en de meesterlijke scheppingen van Fra Angelico, Fra Bartolommeo, Rafael, Michelangelo, Da Vinci, Volterra, Carraccio, Perugino, Giulio Romano en Guido Reni, - van Mignard en Poussin, - van Rubens en Van Dijck!

Herhaaldelijk gaven wij, ter gelegenheid der Lijdensweek, onzen lezers de reproducties dier kunstwerken te bewonderen, en ook in dit nummer zullen zij met belangstelling weer eenige lijdenstafereelen van de oude meesters ontmoeten. Vooreerst een kruisiging van Jouvenet, een Fransch schilder, die van 1647 tot 1717 leefde, en beroemd is om zijn nauwkeurige teekening, zijn fraai koloriet en de levend ge uitdrukking zijn figuren. Zijn voornaamste werken bevinden zich in het Loavre te Parijs; het tafereel, in dit nummer weergegeven, is van aangrijpend realisme. Dan het meesterlijke fresco van Flandrin in de kerk van St. Germain des Prés te Parijs, voorstellende Maria, Johannes en Magdalena aan de voeten van den gekruisten Christus. Vervolgens de heerlijke Graflegging van den Italiaanschen meester Pietro Perugino (1446-1524) en eindelijk, wel niet rechtstreeks tot den Passie-cyclus behoorend, maar toch zich daarbij aansluitend, de leerlingen van Emmaüs, van onzen Rembrandt, die zich hier gelukkiger toont dan anders in zijn religieuze tafereelen wel het geval is Over het algemeen is hij meer de meester van het grandioze aspect, dan wel van de innig gevoelde uitdrukking, maar hier vinden wij beide qualiteiten treffend vereenigd.

De hier bedoelde lijdenstafereelen zijn echter geen eigenlijk gezegde staties, in dien zin dat zij geen deel uitmaken van een volledigen kruisweg. Zulke kruiswegen, in een reeks van veertien opvolgende tafereelen of beeldwerken, dagteekenen van later tijd. In het Coeleste Palmetum (Hemelsch Palmhof), het bekende gebedenboek van Nakatenus, dat in de eerste helft der vorige eeuw verscheen, komt een werkelijk schoone kruiswegoefening voor met twaalf staties, - een bewijs dat toen de volledige kruisweg van veertien staties nog niet algemeen was. Het opschrift luidt: ‘Gebeden der statiën, en verzuchtingen der minnende ziel, die Christus, met zijn kruis beladen, wenscht na te treden, welke niet enkel in de Vaste, maar op elken tijd des jaars, te huis en in de kerk, naar de verschillende plaatsen der altaren of afbeeldingen godvruchtiglijk zullen gedaan worden.’

Hieruit mag men wel opmaken dat afbeeldingen van de staties toenmaals al geen zeldzaamheid waren, niet alleen in de kerken, maar ook daarbuiten. In katholieke streken bestaat sinds onheuglijke tijden het gebruik om in het open veld kapelletjes met lijdenstafereelen op te richten, die door de geloovigen godvruchtig worden bezocht. Bij voorkeur werd voor zulk een kruisweg gekozen de helling van eenberg, welker top, met het kruis bekroond, dan gevoeglijk den Calvarieberg kon voorstellen.

Maar hoofdzakelijk in de laatste 150 jaren werd de beoefening van den kruisweg in de katholieke wereld algemeen, wat vooral mag toegeschreven worden aan de vermaningen en verordeningen der laatste Pausen. Zoo bepaalde Paus Benedictus XIV, in 1741, dat in elke parochiekerk een kruisweg ten dienste der geloovigen behoorde opgericht te worden. Pius IX die een groot voorstander van den kruisweg was, herhaalde en vergemakkelijkte die bepaling in 1871. Ook is het bekend dat hij de veertien staties liet aanbrengen in het Colyseum te Rome, dat roemrijke strijdperk der martelaren, die den gekruisten Christus in den bloedigen folterdood zijn gevolgd. Niet minder beijverde zich onze tegenwoordig regeerende Paus Leo XIII om de beoefening van den kruisweg alom te verbreiden. Onder zijn pontificaat kwam te Rome de broederschap van den altoosdurenden kruisweg tot bloei, welker leden zich verbinden op een bepaald tijdstip den kruisweg te verrichten, zoodat aldus een onafgebroken vereering der lijdensstatie wordt verkregen op dezelfde wijze als de altijddurende aanbidding van het H. Sacrament of de altijddurende rozenkrans.

Dank aan de ijverige bemoeiingen der genoemde Pausen is er thans bijna geen kerk ot kapel, waar geen kruisweg wordt aangetroffen. Talrijke werkelijk monumentale kruiswegen zijn in de laatste jaren opgericht, in schilderijen zoowel als in beeldwerk, in de kerken en daarbuiten, gelijk bijvoorbeeld de kruisweg te Kevelaar of die in het Mariapark te Sittard. Van de geschilderde kruiswegen zijn vooral beroemd die van de Paters Benedictijnen te Beuron, die van den Duitschen kunstenaar Führich, die van professor Klein en van den Redemptorist Schmalzel. Van deze meesterlijke kruiswegen vindt men verscheidene min of meer geslaagde copieCn of navolgingen.

Wij wagen ons niet aan een vermelding der kruiswegen, waarmee in de laatste jaren tal van onze vaderlandsche kerken versierd zijn, maar zonder in het minst op de verdiensten van anderen te willen afdingen, meenen wij

[pagina 355]
[p. 355]

hier toch den naam te mogen noemen van onzen verdienstelijken kerkschilder A. Brouwer, den schepper van het panorama Jerusalem te Amsterdam, wiens vruchtbaar penseel reeds zoovele onzer kerken met fraaie en stichtelijke schilderingen verrijkte.

Meermalen gaven wij in onze Illustratie afbeeldingen van kruiswegen, door onze vaderlandsche kunstenaars uitgevoerd: zoo indertijd de reproductie eener statie van den kruisweg, door den Bosschen beeldhouwer Van der Geld op de tentoonstelling van 1885 te Antwerpen geëxposeerd; zoo het vorig jaar een statie van den kruisweg, in de kerk te Beek bij Nijmegen door A. van Welie geschilderd.

In dit nummer bieden wij onzen lezers twee staties aan van den kruisweg, die op het oogenblik door den Haarlemschen schilder Frans Loots voor de kerk te Kuilenburg wordt geschilderd en waarvan thans de acht eerste staties voltooid en geplaatst zijn.

Reeds een vluchtige blik op onze gravure toont dat de jeugdige kunstenaar, die hier zijn eersten kruisweg leverde, geroepen is, op dit gebied zijn talent tot de hoogste vlucht te ontwikkelen en wij van hem nog menig stichtend kunstwerk tot opluistering onzer kerken te verwachten hebben.

Een geschilderde kruisweg kan op twee manieren opgevat worden. Vooreerst kan men hem nemen als een reeks van veertien afzonlijke schilderijen, die onverschillig waar kunnen opgehangen worden, buiten eenig verband met de omgeving. Daar zulke tafreelen op zich zelf afgeronde kunstwerken zijn, kunnen zij sterk sprekend en plastisch worden uitgevoerd. Het ligt echter voor de hand, dat dergelijke schilderijen, hoe verdienstelijk ook op zich zelf, door haar kleurengloed de stille harmonie, die in een kerkgebouw vereischt wordt, kunnen verbreken en zich als onaangename vlekken op den muur kunnen voordoen.

Daarentegen kunnen de kruiswegstaties ook als muurschildering worden behandeld en zich innig aansluiten bij de architectonische lijnen en de heele versiering der kerk. Alsdan moeten zij in vlakke, zachte tinten worden gehouden, en mogen geen diepte of bedrieglijk perspectief vertoonen, wijl hierdoor de muur, waarop zij zijn aangebracht, zijn karakter als wand zou verliezen. Men heeft dan geen peinture de chevalet (losse schilderijen op den ezel), maar peinture monumentale, decoratieve kunst. Het spreekt van zelf dat deze voor monumentale gebouwen, zooals onze nieuwe kerken meestal zijn, verreweg de voorkeur verdient; maar toch heeft ook zij haar schaduwzijde. De schilder komt namelijk in de verzoeking, de levendigheid van zijn tafereel op te offeren aan de eischen der omgeving. Ten einde daarmee in harmonie te blijven, vervalt hij licht in al te fletsche kleuren en al te vage vormen: de kruisweg gaat op in de muurversiering en verliest aldus zijn doel.

Het komt ons voor, dat de schilder van den Kuilenburgschen kruisweg er naar gestreefd heeft, tusschen beide klippen door te zeilen en daarin gelukkig is geslaagd. Door zijn zachte harmonische kleuren en stille lijnen toch, door het gevulde van zijn compositie blijft hij geheel in de rustige stemming van het kerkgebouw, en die harmonie zal nog beter tot haar recht komen als een bescheiden polychromie het koude wit der thans nog kale muren zal hebben vervangen. Op het oogenblik wordt ze reeds gelukkig in de hand gewerk door de zachtgekleurde paneelen, die de verschillende staties afwisselen en te midden eener symbolische versiering van kruisbloemen en wilde rozen de treffende lijdensprofetieën van Isaïas, Jeremias en David te lezen geven. Met die paneelen vormen de verschillende staties, die elk 2 meter lang en 1.25 meter hoog zijn, in haar effen eiken omlijsting, een doorloopenden breeden band op de muren, waarbij zich later de verdere wandbeschildering als van zelf kan aansluiten.

Heeft alzoo de schilder met het decoratieve karakter zijner tafereelen rekening gehouden, van den anderen kant heeft hij niet uit het oog verloren, dat zij tòch kruiswegstaties moeten blijven en dus, willen zij aan haar doel beantwoorden, spreken moeten tot het geloovig gemoed. Geen vage schimmen daarom, maar levende gestalten met koppen vol uitdrukking, waarop de beschouwer de gevoelens leert, die hen bezielen, - kortom een uitvoerig gepenseelde schildering, levendig en toch kalm van compositie, kloek en zorgvuldig van teekening, frisch en toch zacht van koloriet.

Wat de costumes betreft, heeft de schilder zich gehouden aan de oud-christelijke traditie, min of meer gerectificeerd door de kennis der latere tijden, op de wijze als men dat bij de voorstellingen te Oberammergau doet. Hij heeft terecht gemeend, dat men geen tijdgenooten van Christus moet kleeden in costumes b.v. van de vijftiende eeuw, van Pilatus geen baljuw uit het Borgondisch tijdvak moet maken, - een wetenschappelijke aardigheid, die naar onze meening alleen te verdedigen is bij het uitvoeren van restauraties aan bestaande oude kunstwerken.

Kortom, hij heeft een fraaien en doelmatigen kruisweg geleverd, die zoowel aan de eischen der kunst als aan de behoefte der geloovigen beantwoordt. En wij meenen den schilder met deze welgeslaagde proeve, de kerk van Kuilenburg met haar voortreffelijken kruisweg van harte te mogen gelukwenschen.

Een schoone kruisweg is stellig een groote schat voor een parochie; het is een gestadige aanleiding tot de godvruchtige beschouwing en overweging van het Lijden des Heeren, zeker de stichtelijkste oefening voor den waren Christen. Te allen tijde hebben de heiligen en vromen zich op de bespiegeling der Passie toegelegd, volgens de aansporing van den H. Bonaventura:

 
Recordare, frater pie,
 
Sjptem vicibus in die
 
Passionis Domini.

Dat wil zeggen:

 
Vrome broeders mediteeren
 
Alle dagen zeven keeren
 
Over 't lijden onzes Heeren.

Mogen de kruiswegen, allerwegen opgericht, de geloovigen opwekken, dikwijls de lijdensstatiestebezoeken met de godvruchtige gevoelens, door den dichter J. Poelhekke uitgedrukt in zijn ‘Gedichtjes voor iedere statie’, in 1854 uitgegeven en sluitende met de volgende eenvoudig hartelijke regelen:

 
Kruisweg, vol verborgenheden,
 
'k Heb met Jezus u betreden;
 
'k Zink aan 't eind voor 't autaar neêr
 
En vind, God, U-zelf er weêr.
 
Heer, wat dank vervult mij 't harte;
 
Och, wat troost geurt uit uw smarte
 
Waar de palm der zege uit schiet,
 
Die Ge ook ons te winnen biedt.
 
Zie ons struiklen, zie ons streven
 
Op den kruisweg van dit leven;
 
Sta, Verwinnaar, sta ons bij,
 
Doe ons lijden zoo als Gij.
 
'k Wil vaak tot uw kruisweg vlieden
 
En me U gansch ten offer bieden,
 
Dan zal leed en zorg en pijn
 
Door uw bloed mij vruchtbaar zijn.
 
Heiland, zie ik strek mijn armen
 
Tot U heen en smeek erbarmen,
 
O reik, aan het eind der baan,
 
D'overwinnigspalm mij aan!

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken