Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 11 (1894)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 11
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 11Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 11

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (43.53 MB)

Scans (730.60 MB)

ebook (37.02 MB)

XML (2.79 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 11

(1894)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Bij de Platen.

De keizer van Oostenrijk en de jongste Habsburgers. -

Het heeft altijd een eigenaardige bekoorlijkheid, den beheerscher van een machtig rijk als liefhebbend huisvader in den kring der zijnen te beschouwen. Dit schouwspel valt echter slechts weinigen ten deel, want als de grooten der aarde, na maandenlang den last der staatszorgen gedragen te hebben, zich in de eenzaamheid van een idyllisch landgoed terugtrekken, vergeten zij maar liefst, dat zij gekroonde hoofden zijn.

Zoo trekt zich ook keizer Frans Jozef, die straks een halve eeuw de zware kroon der Oostenrijk-Hongaarsche monarchie torst en die zoowel in zijn staatkunde als in zijn huiselijk leven zoo zwaar bezocht is, als misschien geen vorst in deze eeuw, des zomers in zijn heerlijke villa te Ischl terug, om daar uitsluitend voor zijn gezin te leven.

Hier is ook de keizerin gewoon van haar onverpoosde reismanie te komen uitrusten en brengt de kroonprinses-weduwe Stephanie met haar dochter, de aartshertogin Elisabeth, haar schoonouders jaarlijks een bezoek. Maar nog meer gasten, komen er op het gastvrije, patriarchale slot. Vooreerst de oudste keizersdochter Gisela, gehuwd met den Beierschen prins Leopold, tweede zoon van den prins-regent Luitpold, die geen zomer overslaat, om met haar kinderen haar ouders te Ischl te bezoeken. Maar het regelmatigst komt en het langst blijft 's keizers jongste dochter, aartshertogin Maria Valeria, het nestvalkje van het Oostenrijksche keizershuis en de bijzondere lieveling van den grijzen monarch. Zij is gehuwd met aartshertog Frans Salvator van Oostenrijk-Toscane, wiens overgrootvader een jongere broer was van den grootvader des Oostenrijkschen keizers. Zooals men weet, kwam Toscane bij den vrede van Weenen aan Oostenrijk en werd tot de inlijving bij Italië geregeerd door een jongeren tak van het huis Habsburg-Lotharingen, waarvan aartshertog Frans Salvator een afstammeling is.

Is keizer Frans Jozef dikwijls, zij het ook kort, een gast op het heerlijke slot Lichtenegg bij Wels, dat hij zijn schoonzoon als bruiloftsgift schonk; het aartshertogelijk gezin vertoeft weken lang op de keizersvilla te Ischl. Den afgeloopen zomer liet de vorst zich overhalen, zich met de kinderen van zijn dochter Valeria te laten photographeeren, en de opneming geschiedde door den Weener hofphotograaf Rudolf Krziwanek.

Het portret stelt den keizer voor met zijn drie jongste kleinkinderen. De kleine prinses Elisabeth, zoo genoemd naar haar grootmoeder, is den 27en Januari 1892, prins Frans Karel Salvator den 17en Februari 1893 geboren, en het jongste kleinkind, dat de keizerlijke grootvader met de bezorgdheid van een jonge moeder op den schoot houdt, was, toen het portret werd genomen, nog maar een paar maanden oud, daar het in April 1894 geboren is.

Wij zijn overtuigd, dat onze lezeressen dit groepje met nog meer belangstelling zullen beschouwen, dan voor een paar weken de Duitsche keizerin met haar kinderen; want de schalke, vragende gezichtjes der vorstentelgen met hun diepzwarte kijkers en het grootvaderlijk geluk, dat den zwaar beproefden keizer op het gelaat weerspiegeld ligt, trekken onweerstaanbaar aan.

Episode uit den slag bij Vionville.

- De Fransch-Duitsche oorlog blijft, ofschoon de vrede nu al ten naaste bij vijf en twintig jaar geteekend is, nog krachtig in de herinnering leven van allen, die het année terrible, het schrikkelijke jaar 1870, zooals de Franschen zeggen, hebben meegeleefd. De Duitsche kunst put er nog steeds nieuwe aanleiding uit tot het scheppen van krijgshaftige tafereelen. In dit nummer geven wij er een weer, dat een der aangrijpendste episoden voorstelt uit dien bloedigen krijg.

Maarschalk Bazaine wilde met zijn leger uit den gevaarlijken strik, waarin hij bekneld zat, de vesting Metz ontsnappen. Dat moest van Duitsche zijde tot elken prijs verhoed worden. Den 14en Augustus 1870 hadden het zevende en eerste Pruisische corps hem reeds bij Colombey-Nouilly aangevallen en gepoogd hem tegen te houden. Hij rook lont en trok na den slag al zijn corpsen door Metz heen op den linker Moezel-oever samen.

De Duitsche troepen, die hem daar vóór wilden zijn, moesten in een grooten boog om de vesting heen marcheeren. Dat kostte veel tijd. En daarom stonden den 16en Augustus reeds vier Fransche corpsen in den omtrek van Vionville gereed, toen prins Frederik Karel eerst twee afdeelingen ruiterij en zijn derde legercorps tot zijn beschikking had. Toch waagde hij den aanval. ‘Dertig duizend Pruisen houden het wel tegen tachtig duizend Franschen uit, tot er hulp komt,’ sprak hij. ‘Het moet.’

En zoo gebeurde het ook. Wel schenen de dappere Duitschers den kamp tegen de overmacht te moeten opgeven. Zij hadden nog maar één reserve, de ruiterij-brigade Bredow. De Franschen daarentegen kregen van Bazaine voortdurend nieuwe hulptroepen. Reeds weerstond het heele corps Frossard het Pruisische corps Alvensleben II in het front, terwijl het corps van maarschalk Canrobert den linkervleugel der Pruisen omvat hield en er nog twee Fransche corpsen in reserve waren.

‘Zullen wij zwichten?’ vroegen de Duit schers. ‘Dat nooit! Het tiende corps is in de nabijheid; het moet binnen een uur aanruk ken; een uur houden wij het nog wel uit.’

Intusschen hadden zelfs de aaneengesloten liniën der Pruisen den schok met de heele overmacht der Franschen niet meer kunnen doorstaan. Daarom moest die tot elken prijs verhinderd worden, en prins Frederik Karel liet zijn brigade Bredow den aanval wagen.

De generaal, de beide regimentscommandanten en vele officieren wisten dat zij den dood te gemoet reden, maar zij begrepen ook dat die aanval de redding kon zijn van hun kameraden, en wellicht de zege kon voorbereiden.

‘Met God voor koning en vaderland!’ weergalmde de strijdleus. ‘Hoera, hoera, hoera!’ En daar stormden de uhlanen en kurassiers op den vijand los. Aan de spits der laatsten dringt graaf Schmettow tot midden in de vijandelijke artillerie. Zijn sabel slaat den chef der batterij uit het zaal; zijn kurassiers vellen alles neer wat weerstaat.

Daarop gaat het weer tegen de Fransche infanterie los, tegen een tweede colonne en nog weer eens tegen de artillerie. Nu kunnen ruiter en ros niet meer, en juist op dit oogenblik hebben zij behoefte aan de meeste kracht. Zij moeten voor de overmacht der frisch aanrukkende Fransche ruiterij bezwijken. Nauwelijks de helft keerden uit den strijd terug.

Hopeloos was voor deze braven de aanval geweest; maar hun doel hadden zij bereikt. De Franschen waagden geen beslissenden slag, het tiende Pruisische corps kwam nog tijdig aan, de zege was bevochten.

Het geluk was den dapperen commandant der kurassiers gunstig geweest. Tweemaal was zijn helm doorschoten, maar hij zelf was ongedeerd gebleven.

Bij maneschijn in de haven. -

Ter afwisseling van het wild bewogen tooneel der vorige bladzijde een kalm vredig maneschijntje. De visschersschuiten, die in de ruime haven voor anker liggen, gereed om morgen bij de eerste bries uit te zeilen, wiegelen droomerig op de haast onmerkbare deining. Slap en slaperig hangen de zeilen neer. Van de bemanning is niets te zien; zij is al lang te kooi gekropen om zich te sterken tegen de reis, die zij in het verschiet heeft. Alles is stil en rustig, alles sluimert. Alleen de maan waakt. Met vriendelijken glans staat zij aan de nevelig grijze lucht en werpt een zachten gloed over schepen en tuigage, die fantastische schaduwen tooveren op het matzilveren, licht bewogen watervlak.

[pagina 416]
[p. 416]

Schooltje spelen. -

Om te besluiten nog een aardigheid voor de kleintjes, die ook den grooten plezier zal doen. Want wie ziet niet met genoegen het jonge goedje aan als het zich in onschuldig, vroolijk spel vermaakt? Ja, als ze maar zoet zijn, hooren we hier een huismoeder zeggen, die nogal eens last heeft van de uitgelaten luidruchtigheid harer lieve telgen. Zoet nu is het groepje op onze laatste bladzijde boven mate; bijna onnatuurlijk zoet, en we vreezen dan ook dat het zoo niet lang duren zal. Als de jongens op eigen houtje school doen, is de schooltijd gewoonlijk gauw om.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken