Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 12 (1895)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 12
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 12Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 12

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (42.80 MB)

Scans (744.72 MB)

ebook (35.69 MB)

XML (2.98 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 12

(1895)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Parcival en de Heilige Graal.

Reeds meermalen hebben wij gelegenheid gehad, de treffende middeleeuwsche legende van den heiligen Graal in herinnering te brengen. Gelijk wij nog in den vorigen jaargang, bij de bespreking van den legendarischen koning Arthur aanstipten, werd door dien heiligen Graal verstaan de kelk of schaal, die door den Zaligmaker gebruikt zou zijn bij het laatste Avondmaal en waarin dus de wijn veranderd was in zijn goddelijk bloed. Volgens een andere opvatting zou het de schaal zijn, waarin, toen Christus aan het kruis hing, Joseph van Arimathea, het uit zijn zijde stroomende bloed zou hebben opgevangen. Die schaal was volgens de overlevering uit een enkelen smaragd gesneden, en opmerkelijk genoeg bestaat de schaal, die op het oogenblik nog te Genua, onder den naam van Santo Catino als de kelk van het Avondmaal vereerd wordt, uit een enkelen groenen steen, die evenwel geen smaragd, maar een soort goudglas moet wezen. Diegenen onzer lezers, welke aan een der bedevaarten naar Rome en de verdere heilig. dommen van Italië hebben deelgenomen, zullen zich ongetwijfeld dat eerbiedwaardige vat herinneren.

Het opsporen van den heiligen Graal, die om de zouden der Christenheid was verloren geraakt en welks herwinning den grootsten zegen moest aanbrengen, was het doel der Tafelronde, door koning Arthur ingesteld, een vereeniging van ridders, die zich allen verbonden, naar het bezit van dat kostbare vat te streven. In hun kring bleef altijd een eergestoelte open voor den gelukkige, die den verloren schat zou mogen aanbrengen.

De avonturen dier ridders van de Tafelronde vormen het onderwerp der zoogenaamde Arthur-romans. Doch de Graal-sage is ook nog met andere ridderverhalen verweven en daarvan is het meest beroemd de roman van Parcival, die omstreeks de twaalfde eeuw in Frankrijk moet ontstaan zijn, en waarvan ook een middel-Nederlandsche bewerking bestaat onder den naam van ‘roman van Percheval.’

Die Parcival-geschiedenis werd tusschen de jaren 1205 en 1215 op bijzonder verdienstelijke wijze in het Duitsch bewerkt door den beroemden Wolfram van Eschenbach, wiens arbeid nog heden voor een der merkwaardigste gedenkstukken der middeleeuwsche letterkunde geldt en door sommigen met Dante's Divina Commedia op één lijn wordt gesteld.

Die lof is stellig wat buitensporig, daar het Duitsche gedicht, wat wijsgeerige opvatting en kunstig afgeronde uitvoering betreft, in de verte niet met de grootsche schepping van den beroemden Florentijn kan vergeleken worden. Het is een vrij verwarde aaneenschakeling van ridderlijke avonturen, hier en daar uitvoerig tot langdradigheid toe; maar het biedt een schildering van het middeleeuwsche ridderleven, met zijn eigenaardige zeden en gebruiken, zijn denkbeelden en idealen, zoo levendig en dichterlijk als misschien nergens elders wordt aangetroffen.

Wat bij dien omvangrijken letterarbeid vooral onze verbazing gaande maakt is dat de dichter niet lezen of schrijven kon, zoodat hij zijn ontzaglijke stof geheel in het geheugen moest hebben, iets wat het gebrek aan eenheid in zijn werk zeker voldoende verklaart en verontschuldigt.

Wanneer het hier nog een geheel vrije schepping van zijn fantasie gegolden had, zou men zich hebben kunnen voorstellen dat de dichter eenvoudig zijn werk had gedicteerd, gelijk de blinde Milton dat deed met zijn Verloren Paradijs. Maar Wolframs Parcival is naar twee verschillende Fransche origineelen bewerkt, en wijl het eene daarvan, de Conte del Graal van Chrétien de Troyes, nog bestaat, kan men zich overtuigen dat de Duitsche bewerker den Franschen tekst hier en daar nagenoeg woordelijk heeft gevolgd.

Hoe is hij daarbij te werk gegaan? Het is moeilijk te zeggen; want omtrent het leven van Wolfram van Eschenbach is weinig bekend. Alleen weten wij dat hij zich zelf een Beier van geboorte noemt en te Eschenbach het levenslicht aanschouwde, dat hij van adellijk, maar verarmd geslacht was en als meistreel zijn gedichten aan de vorstelijke hoven voordroeg. Zoo was hij menigmaal ook de gast van den kunstlievenden landgraaf Herman van Thuringen en nam aan den vermaarden zangerwedstrijd op den Wartburg deel.

Het blijft dus aan de verbeelding overgelaten, uit te maken hoe Wolfram het aangelegd heeft, om uit een vreemde taal een gedicht van verscheidene duizenden verzen te bewerken, zonder te kunnen lezen of schrijven. En van die vrijheid heeft de schilder gebruik gemaakt, die het fraaie tafereel ontwierp, op de laatste bladzijde van dit nummer weergegeven.

In het welige groen van een burchttuin zitten aan een zware steenen tafel drie helpers van den dichter, twee monniken, een oude en een jonge, en, als de derde in dezen bond, Wolframs bevallig dochtertje, wier liefelijk beeld men in verscheidene zijner gedichten meent te herkennen. Het meisje leest uit het voor haar opengeslagen boek - dat zal de Conte del Graal van Troyes moeten zijn - een hoofdstuk voor; dan houdt zij op tot haar vader hst gehoorde in Duitsche verzen overgezet en den penvaardigen monniken gedicteerd heeft. Zoo vordert het werk stuk voor stuk en van tijd tot tijd loont een dronk uit het koel gelegen vaatje in hun nabijheid de schrijvers voor hun bereidwillige medewerking tot den dichterlijken arbeid.

Wolfram van Eschenbach's nagedachtenis leeft nog steeds krachtig voort onder het Duitsche volk. Zijn geboortestad Eschenbach in Mittelfranken heeft een Wolfram-boekerij gesticht en houdt door een historisch feestspel den grooten dichter in eer, die hier het levenslicht aanschouwde en omstreeks 1220 ook gestorven en in de Lieve-Vrouwekerk begraven is.

Maar vooral in de laatste jaren heeft de beroemde toondichter Richard Wagner machtig tot de herleving der belangstelling in Wolfram's Parcival-historie bijgedragen door daaraan de slof te ontleenen voor zijn laatste groote muzikale schepping, het Bühnenweihfestspiel Parsifal, dal uitsluitend te Bayreuth, in het opzettelijk voor Wagner's stukken gebouwde theater wordt opgevoerd.

Onze plaat op blz. 68 geeft het aangrijpende slottafereel van dat drama te aanschouwen. Doch opdat de lezer dit kunne genieten, is het noodig dat wij in het kort den inhoud van het spel weergeven. Deze wijkt weer aanmerkelijk af van de lezing, door Wolfram van de sage gegeven.

In het wondergebied van Montsalvat in het noordelijke, Gothische Spanje woont koning Amfortas, die daar in een heerlijken burcht, achter dicht groen verscholen, den heiligen Graal bewaart. De koning lijdt zwaar aan een wonde, hem toegebracht door den heidenschen toovenaar Klingsor, die hem den Graal heeft willen ontrooven, maar er enkel in geslaagd is, hem de heilige lans te ontrukken, waarmee de zijde des gekruisten Zaligmakers eenmaal doorboord werd. Alleen door aanraking met die heilige lans kan de wonde weer genezen, en nu treuren des konings oude wapenmeester Gurnemanz en zijn ridders tevergeefs om des konings ongeneeslijke ziekte.

Op zekeren keer vinden des konings mannen in de nabijheid van den burcht een knaap, die zoo even een zwaan heeft doodgeschoten. Hij wordt voor Gurnemanz gebracht, die hem ondervraagt; maar de jongen weet noch zijn eigen naam, noch dien van zijn vader of moeder op te geven. Het is Parcival of, zooals Wagner schrijft, Parcifal. Deze is door zijn moeder in de eenzaamheid van het bosch opgevoed, ver van de wereld en alle krijgsgewoel, omdat zij meent dat, als de knaap smaak in den wapenhandel mocht krijgen, hij evenals zijn vader in den strijd bezwijken zal. Nu heeft hij evenwel in het bosch toch gewapende mannen gezien, en door hun schitterende rusting verblind, is hij hen gevolgd tot in de nabijheid van koning Amfortas' burcht.

Een booze vrouw, een handlangster van den toovenaar Klingsor, brengt dit alles uit en zegt meteen tot grooten schrik en woede van den knaap, dat zijn moeder Herzeleide van smart om zijn verdwijning gestorven is.

Die vrouw is Kundry, een heidin, die eenmaal den gekruisten Christus heeft bespot en daarom veroordeeld is, eeuwig lachend rond te zwerven zonder te kunnen weenen, totdat zij door weldaden en goede werken haar gruwel heeft uitgeboet. Wel poogt zij telkens door liefdewerken den vloek, die op haar rust, uit te wisschen, en zoo heeft zij ditmaal den zieken koning balsem voor zijn wonde gebracht; maar telkens wordt zij door de macht des boozen tot het kwaad teruggetrokken en is daardoor ook gedwongen, den toovenaar Klingsor te gehoorzamen.

Op het hooren van haar wreede tijding wil de knaap zich op de valsche Kundry storten, maar Gurnemanz weerhoudt hem.

De oude man brengt zich een profetie te binnen, volgens welke een onschuldige dwaas (reiner Thor) als de opvolger van den Graalkoning Amfortas is uitverkoren. Twijfelend of misschien deze knaap de bedoelde dwaas kan wezen, leidt hij hem binnen den Graalburcht en brengt hem voor den zieken koning. Maar de knaap begrijpt niets van de pracht, die hij aanschouwt, niets van den eerbied, waarmee daar het heilige vat wordt omringd, niets van de ziekte des konings. Wanneer hij geroepen was om deel uit te maken van de ridderorde des heiligen Graals, dan zou hij daarnaar gevraagd hebben; maar nu hij, stom van verbazing zwijgt, meent Gurnemanz zich in den knaap bedrogen te hebben en leidt hem weer buiten den burcht.

Aldus weer in de wijde wereld gedreven, raakt Parsifal in het toovergebied van Klingsor verzeild. De vijand der Graalridders erkent in hem zijn gevaarlijksten tegenstander en gelast Kundry hem in het verderf te storten. Zij poogt hem te verleiden door hem van zijn vader en zijn moeder te verhalen, door hem te wijzen op de hooge bestemming die hem wacht, en zoodoende te trachten zijn hart voor haar te winnen.

Maar gelukkig bemerkt de jonkman intijds den boozen toeleg. Er gaat hem een licht op. Ook de koning Amfortas is indertijd in dezelfde strikken bezweken; en daaraan heeft hij de ongeneeslijke wonde te wijten, hem door Klingsor toegebracht.

Verontwaardigd stoot Parsifal het gevaarlijke vrouwmensch van zich af. ‘Amfortas!’ roept hij uit, ‘uw wonde brandt mij in het hart!’

Nu begrijpt hij, geroepen te zijn om de wonde van den kranken Graalkoning te genezen en de schending van het heiligdom te wreken. Fier verheft zich de jonkman in het bewustzijn van die hooge zending, en zelfs Kundry, door zijn schitterende verschijning

[pagina 71]
[p. 71]

getroffen, hoopt thans van hem genade. Gaarne toch zou zij zich aan de macht van den heidenschen toovenaar onttrekken, maar diens duivelskunsten houden haar tegen haar wil geboeid. Parsifal noemt haar den eenigen prijs, waarvoor zij genade en vergeving zal kunnen bekomen: het is, dat zij hem den weg naar koning Amfortas wijzen zal. Maar op dien naam barst zij in woedend gelach uit en vervloekt in blinde razernij de paden van den jongen held, die haar versmaadt.

Daarop komt Klingsor zelf er tusschen. Met de geroofde heilige lans van Amfortas wil hij, evenals den Graalkoning, nu ook den jongeling verwonden. Hij werpt naar hem met de speer, maar zijn anders zoo zekere hand mist ditmaal het doel. Parsifal grijpt de lans, terwijl deze hem boven het hoofd zweeft, en met dit heilige wapen het teeken des kruises makend, vernietigt hij de heele toovermacht van den duivelskunstenaar. Klingsor's slot stort met al zijn pracht en heerlijkheid ineen, en die puinen met afgrijzen verlatend, roept Parsifal de ongelukkige Kundry het afscheidswoord toe: ‘Gij weet, waar gij mij zult wedervinden!’

Jaren verloopen. Maar eens, op den morgen van den ‘dag van genade zonder gelijke,’ op Goeden Vrijdag vindt de oude Gurnemanz, die intusschen een bevende grijsaard geworden is, vóór zijn eenzame kluis in het dichte woud, schijnbaar dood en verstijfd, in verscheurde kleederen, de ongelukkige Kundry liggen.

Nauwelijks heeft hij de bezwijmde tot het leven teruggeroepen, of daar wordt de stilte van het woud gestoord door de nadering van een ridder in zwarte rusting, die met omlaag gerichte lans in gepeinzen verzonken voortstapt. Op al de vragen van Gurnemanz blijft hij stom, zoodanig is hij in zijn droomerijen verdiept, en eerst als Gurnemanz de kluizenaar hem onder het oog brengt dat het niet past, op Goeden Vrijdag wapenen te dragen, toont hij zich gevoelig voor de toespraak. Hij ontdoet zich van helm en lans en knielt in stil gebed aan des grijsaards voeten neer.

Thans herkent deze in den vreemdeling den onnoozelen knaap, dien hij eens uit den Graalburcht verwezen heeft. En ook Parsifal herkent den ouden wapenmeester. Op diens vriendelijke woorden van begroeting drukt hij de hoop uit, dat hij nu het doel van zijn tocht, het gebied van koning Amfortas wel zal genaderd zijn.

Maar nu moet hij een treurige geschiedenis hooren; hij verneemt dat het lijden des kranken konings zóó ondraaglijk is geworden, dat deze weigert, zijn ridders den heiligen Graal te vertoonen, welks aanschouwing hun eenigen troost uitmaakt. Enkel vandaag, zegt Gurnemanz, wil Amfortas ter gelegenheid der uitvaart van zijn grijzen vader Titurel, volgens plechtige gelofte, nog eenmaal zijn ambt als Graalkoning vervullen.

Parsifal, dit alles hoorende, dreigt van smart en vermoeienis te bezwijken; maar nu treedt Kundry, die het tooneel in stilte beluisterd heeft, naderbij om een deemoedig liefdewerk te verrichten. Zij wascht den jongen held, die afgemat aan de bron nederzit, de voeten en droogt die met heur haren af. Nadat hij aldus verfrischt en gesterkt is, zalft de kluizenaar Gurnemanz hem tot koning. Als eerste daad in zijn verheven ambt dient Parsifal de heidensche Kundry het doopsel toe. De ongelukkige schreit van aandoening en met de eerste tranen wijkt de vloek, die haar tot eeuwig lachen en tot het booze dwong. Met den rooden mantel der Graalridders omhangen, trekt nu Parsifal, door Gurnemanz en Kundry vergezeld, uit het stille woud, waarover de vrede van den Goeden Vrijdag zweeft, naar den Graalburcht. Daar betreedt hij het allerheiligste, den Graaltempel, gebouwd uit louter goud, aloëhout en zeker gesteente, dat in den zomer verkoeling, in den winter warmte geeft. Hier wordt in een omhuld schrijn de heilige Graal bewaard.

Ditmaal ziet Parsifal onder den hoogen koepel de lijkbaar van des konings vader opgesteld. Hij hoort de jammerklacht van den koning, die, tegen zijn gegeven woord in, toch den Graal weigert te onthullen en, razend van pijn, zijn gewaad openscheurt, opdat zijn ridders hem den genadesteek geven en hem uit zijn lijden helpen.

Daar nadert Parsifal met de heilige lans en heeft door haar aanraking des konings ongeneeslijke wond. Met zijn gansche ridderschap knielt Amfortas voor Parsifal als den nieuwen Graalkoning neer. Deze onthult het heilige vat en heft het in vervoering omhoog, terwijl in hemelschen lichtglans een duif als het zinnebeeld van vrede en zegen boven het hoofd van den reinen koning nederdaalt.

Dat is het tafereel, op blz. 68 van dit nummer weergegeven. In eerbied en deemoed neergezonken knielt Kundry op de trappen. Op den voorgrond staat de lijkbaar van den gestorven, vroegeren Graalkoning Titurel; maar in heilige bezieling juichen de Graalridders hun nieuwen koning toe, die de bijna verloren heerlijkheid van den Graal weer heeft hersteld.

Ziedaar in korte trekken het drama, door Wagner uit de aloude middeleeuwsche Parcivalen Graalsage opgebouwd. Het verplaatst ons in de sfeer van een vrome ridderschap, die aan allen wereldzin afgestorven, gesterkt door de wonderkracht van het eerbiedwaardig vat, waarin eenmaal het Bloed des Heeren vloeide, naar de hoogste reinheid en volmaaktheid streeft. Het verbeeldt ons, in verheven symboliek, de verderfelijke macht van het booze, dat den zondaar geboeid houdt, ook als hij poogt zich er aan te onttrekken; de noodzakelijkheid der boete door gebeden en goede werken en eindelijk den zaligen zielevrede, die alleen in de beoefening van het goede, in de betrachting der deugd, in het streven naar volmaaktheid te vinden is.

In zoover wijkt dus Wagner's schepping ontzaglijk ver af van de gewone opera's en tooneelstukken, waarin allesbehalve een dergelijke godsdienstige toon pleegt te heerschen. Wij zien er het streven in, dat zich tegenwoordig ook elders in de kunstwereld openbaart, om, in plaats van het realisme en naturalisme, waaraan de wereld zich zoo lang heeft vergaapt, weer het idealisme, de mystiek en symboliek der christelijke middeleeuwen te doen herleven. Verblijdend is dat verschijnsel zeker, maar àl te hoog mag men de beteekenis er van toch nog niet aanslaan, daar heel die quasi christelijke beweging in de kunst op den duur ijdel en onvruchtbaar zal wezen, als ze niet gegrond is op het Christendom zelf. En daar is het, helaas, nog ver af.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken