Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 12 (1895)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 12
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 12Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 12

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (42.80 MB)

Scans (744.72 MB)

ebook (35.69 MB)

XML (2.98 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 12

(1895)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Allerlei.

De akkerbouw en het gekleurd licht. -

Wij zijn niet tevreden met de rijke gaven, die de natuur ons vrijwillig zoo kwistig schenkt. De mensch wil de natuurkrachten aan zich onderwerpen, en zoo tracht hij ook het licht van den hemel tot zijn gehoorzamen dienaar te maken. Gedeeltelijk is hem dit reeds gelukt. De zonnestraal is onder zijn handen een werktuig geworden, dat teekent en zelfs schildert, zwarte en gekleurde photographieën te voorschijn brengt. Hij heeft hem in enkelvoudige bestanddeelen ontleed en gevonden, dat hij, evenals alles in de wereld, goed en kwaad in zich bevat. Niet al de stralen der zon zijn voor het plantenleven nuttig; nu zou de mensch ze willen zuiveren en zijn pleegkinderen, bloemen en planten, een beter licht willen verschaffen dan het heerlijke zonnelicht.

Het spreekt vanzelf, dat dit niet alleen den beperkten kring der geleerden belang moet inboezemen, maar ook elken tuinman en bloemenvriend, en daarom zullen wij hier het voornaamste uit dit gebied der natuurvorsching meedeelen.

Het witte licht der zon is een mengsel van lichtstralen van verschillende golflengte en breekbaarheid. Deze verschillende lichtstralen worden zichtbaar, wanneer wij den zonnestraal door een prisma laten gaan. Wij verkrijgen dan het bekende zevenkleurige spectrum, wij zien op een achter het prisma geplaatst wit scherm een gekleurde streep, waarbij rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo en violet op elkaar volgen.

De eigenschappen dezer afzonderlijke lichtstralen loopen zeer uiteen. Zoo weten wij bij voorbeeld, dat de blauwe en violette lichtstralen zeer krachtige scheikundige processen bewerken; zij ontleden ook het snelst de zilververbindingen op de photographische platen, terwijl de roode en gele stralen deze eigenschap slechts in geringen graad bezitten. Daarom werkt de photograaf bij rood of geel licht.

Het licht roept ook bij de plant chemische processen te voorschijn en onder den invloed van het licht verliezen de groene planten het koolzuur en vormen het zetmeel. Nu doet zich de vraag voor, welke lichtstralen deze gewichtige functie der planten bevorderen. Men zou denken, dat het de violette zijn, maar de ondervinding heeft geleerd, dat integendeel de roodgele stralen het leven der groene plant het meest bevorderen.

Men heeft verder planten aan de inwerking van licht van verschillende kleur blootgesteld; men liet de eene alleen in rood, de andere enkel in oranje, weer andere uitsluitend in geel licht enz. groeien, en toen vond men, dat het roode licht alleen voldoende was, om de planten in het leven te behouden, terwijl zij bij de andere lichtkleuren te gronde gingen. De onder het roode licht groot geworden exemplaren waren echter niet krachtig, zoodat nog andere lichtstralen noodig zijn, om de groene planten tot vollen wasdom te brengen. Men beproefde nu, tot de gunstigste lichtmenging te geraken.

De weg tot dit doel was niet moeilijk. Ruiten, die met metaal-oxyden geverfd zijn, laten alleen bepaalde lichtstralen door, terwijl zij andere opslorpen. Met chromium geverfd glas bij voorbeeld verleent enkel aan roode en gele lichtstralen den doorgang, zoodat een plant, die achter zulk een ruit groeit, alleen roodgeel licht ontvangt. Met kobalt geverfd glas, laat enkel roode en ultra-violette stralen door, en verschillende glassoorten geven op deze manier ook verschillende lichtmengingen.

Onlangs liet de plantkundige Villon planten in glazen bakken groeien, die met glas van verschillende kleuren voorzien waren, en verkreeg de gunstigste lichtmenging.

De planten groeiden uitstekend achter met chromium geverfd glas; zij groeiden vlugger dan in het witte zonnelicht, maar zij ontwikkelden zich onvolkomen en dikwijls bleef de ontvouwing der bloemknoppen achterwege.

Verrassende resultaten werden daarentegen verkregen bij gebruik van violet glas dat met mangaanoxyde was geverfd. Dit laat niet alleen de roode, maar ook een deel der violette en blauwe stralen door. In violette broeikassen ontwikkelden zich de planten veel volkomener dan in het zonnelicht. Een wijnstok achter violet glas gaf veel meer druiven, dan zijn buurman, die zich met het licht der zon moest tevreden stellen, en zijn vruchten waren rijker aan suiker en zuren, en leverden een sterkeren wijn op.

Stelt men de groeikracht der planten in het zonnelicht op honderd, dan bedroeg zij achter violet glas 150. In deze kassen groeiden ook de bloemen uitstekend en ontwikkelden een kostbaar aroma. Villon is daarom van meening, dat het kweeken van planten in violette, met mangaan geverfde glazen bakken beslist de voorkeur verdient boven het kweeken in het licht der zon. De planten ontwikkelen zich sneller en de bloemen zijn van langeren duur. Een belangwekkende waarneming deed hij bij de rozen. De mooiste bloemen verkreeg hij, als de rozenstokken in het begin van den bloeitijd achter groen, en later achter violet glas gezet werden.

Wat nu den invloed van gekleurd licht op de vorming der vruchten betreft, zijn de proefnemingen, die daarop betrekking hebben, nog niet afgeloopen. Reeds verzekert Villon, dat meloenen onder violet glas bijzonder groot en smakelijk werden.

De ondervinding bewijst, dat de verschillende lichtstralen ook op den reuk der bloemen invloed hebben, en met zekerheid is de beteekenis daarvan voor de ontwikkeling van verschillende nuttige micro-organismen uitgemaakt. Droesem van wijn en bier en bacteriën van azijn gedijen het best bij rood licht. Dit nieuwe gebied der navorsching bevat natuurlijk nog tal van raadselen. Houdt men hierbij in het oog, dat de eene plant veel licht wil, de andere liefst in de schaduw is, dan zal men begrijpen, dat het verschillend gekleurd licht niet allen even goed bekomt en dat veel planten een bijzondere lichtmenging verlangen.

Het zou daarom voorbarig zijn, indien men nu reeds voor practische doeleinden planten en bloemen achter gekleurd glas wilde zetten. Proefnemingen van deze soort zijn echter altijd interessant, en niet alleen de vakman kan zich daarmee onledig houden; ook de bloemliefhebber en amateur-tuinier kan daarin een rijke bron van genot en leering vinden.

Uit de dievenwereld. -

Aan de Parijsche dievenklas komt de twijfelachtige eer toe, de grootste dieven ter wereld onder haar leden te tellen. Van den aristocraat, die met ridderor-

[pagina 72]
[p. 72]

den schachert, tot den straatroover, die niets kwaads vermoedende voorbijgangers op de buitenboulevards aanvalt, zijn er duizend sporten op de misdadigersladder.

Winkeldiefstallen zijn tegenwoordig weer aan de orde van den dag. Een goed gekleed persoon gaat een winkel binnen, koopt eenige goedkoope dingen en betaalt ze met een twintigfrankstuk, dat natuurlijk gewisseld moet worden. Terwijl dit geschiedt, bemerkt de klant op een hooge plank een voorwerp, dat hem bevalt en dat hij wenscht te zien. De verkooper klimt op de ladder, om het te halen, en hiervan maakt de klant gebruik, om met zijn eigen geld en met het gewisselde zijn biezen te pakken.

Een andere truc! Iemand gaat in een hoedenwinkel, probeert een aantal hoeden en ziet plotseling iemand voorbijgaan, die hem, zooals hij den verkooper wijsmaakt, geld schuldig is. Snel ijlt hij den winkel uit, zijn vermeenden schuldenaar achterna, vergeet natuurlijk zijn kleine schuld bij den hoedenverkooper te vereffenen en is al lang spoorloos verdwenen voor deze tot bezinning komt.

Niet lang geleden was een schoenmaker op den Boulevard des Italiens het slachtoffer van de volgende sluwe oplichterij.

Een heer ging den winkel binnen, probeerde een paar laarzen en wilde ze juist betalen, toen een kleine jongen binnenkwam, hem een geweldigen vuistslag op den neus gaf en wegijlde. Woedend snelde hij den bengel na, vergezeld van de beste wenschen van den waardigen zoon van Sint Chrispijn, die in zijn verbouwereerdheid geheel vergat, dat zijn klant wel de laarzen aangetrokken, maar ze nog niet betaald had. Wij behoeven er wel niet bij te voegen, dat hij den voornamen klant nooit weerzag.

Zeer menigvuldig is in Parijs ook het bestelen der winkelladen, wat gewoonlijk door één persoon geschiedt, terwijl een ander de opmerkzaamheid van den winkelier moet afleiden.

In de beroemde inrichting Au bon Marché in het Louvre hebben een aantal politie-agenten niets anders te doen dan hierop het oog te houden. Zij zijn in het zwart gekleed en maken in hun heele optreden den indruk van bedienden des huizes. Onder de dieveggen treft men zelfs leden van den hoogen adel aan, en nog niet heel lang geleden werden in de woning van een markiezin een aantal voorwerpen gevonden, alle van diefstal afkomstig.

De oude oplichterijen worden altijd opnieuw herhaald, hoewel zij zoo oud als de wereld zijn en het haast ongelooflijk schijnt, dat men zich daardoor nog laat beetnemen. Zoo valt de volgende handigheid nog bijzonder in den smaak.

Een voorname dame, schijnbaar tot den hoogsten adel van Frankrijk behoorend, deed inkoopen bij een der talrijke juweliers van het Palais Royal, en deelde toen mee, dat haar zuster binnen eenige dagen met baron X. zou huwen, en dat het haar daarom aangenaam zou zijn, indien de juwelier den dag daarop met een diamanten sieraad ter waarde van 20.000 tot 30.000 franks in haar huis wilde komen.



illustratie
wolfram van eschenbach, zijn ‘parcival’ dichtende, naar de schilderij van f. hein.


Op den bepaalden tijd komt de juwelier, wordt in de spreekkamer gelaten en onmiddellijk verschijnt de dame, die hem verzoekt een oogenblik te wachten, daar ze den baron, die in den tuin is, zal roepen. Spoedig komt de baron en begint een gesprek over alles en nog wat, zonder van de diamanten te reppen. Eindelijk vraagt de juwelier naar de edelgesteenten, die hij de gravin heeft ter hand gesteld, als deze op een teeken van den baron plotseling de kamer verlaat.

Het ongelukkige slachtoffer, buiten zich zelf door de gedachte dat hij in de val geloopen is, stormt de dame achterna, maar wordt door den baron en een paar handlangers vastgepakt en meegesleept. Een rijtuig staat voor de deur, men stopt er den ongelukkige in en rijdt met hem naar een krankzinnigengesticht, waar men den directeur verklaart, dat de man aan vervolgingswaanzin lijdt en voortdurend denkt, dat hem een diamanten sieraad ontstolen is. De directeur liet zich inderdaad door het vastberaden optreden der bedriegers misleiden, en den jongen man werd eerst na drie weken de vrijheid hergeven, toen de schurken natuurlijk al lang de plaat gepoetst hadden.

Een andere oplichterij, die eveneens in alle andere groote steden wordt toegepast, is de volgende: Een armoedig gekleed man valt plotseling op de straat neer, terwijl het schuim hem op den mond komt. Een keurig gekleed heer nadert hem, houdt een toespraak tot de omstanders, weet hun hart te treffen en houdt onmiddellijk een collecte, waartoe hij zelf een aanzienlijke som bijdraagt. Zoodra de ongelukkige weer bijkomt, wordt hem de opbrengst der inzameling ter hand gesteld; maar een paar straten verder zou men den voornamen heer met den armen man den buit kunnen zien deelen.

Twee jaar geleden ging een kleine jongen op zekeren dag bij vriezend weer om den hoek van den Boulevard Beaumarchais, toen hij uitgleed en met een groot pak viel, dat een mooien, schijnbaar zeer kostbaren barometer bevatte, Hij begon hevig te snikken en te schreien en liet een rekening zien, waaruit bleek, dat het instrument, hetwelk in duizend stukken op den grond lag, bij een klant moest bezorgd worden, die daarvoor 50 frank had te betalen. De kleine jongen weende nog altijd hartverscheurend en verzekerde, dat zijn patroon de schade op hem zou verhalen. Een werkman, die het verhaal mede had aangehoord, ging nu onder de medelijdende toeschouwers rond en kon den armen jongen spoedig 60 frank ter hand stellen, dus meer dan de rekening bedroeg. Tot dusver was de zaak goed gegaan, maar ongelukkigerwijs was een politie-agent van dit kleine tooneel getuige geweest, en daar hij den voornaamsten acteur nauwkeurig kende, zorgde hij voor een andere vertooning, nl. voor den rechter. Beiden, vader en zoon, kregen in de gevangenis overvloed van tijd, om een nieuwe list te bedenken, waardoor ze het medelijden hunner evenmenschen behoorlijk konden exploiteeren.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken