Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 12 (1895)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 12
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 12Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 12

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (42.80 MB)

Scans (744.72 MB)

ebook (35.69 MB)

XML (2.98 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 12

(1895)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Allerlei.

Hoeveel weegt een gewoon mensch? -

Ofschoon er bijna niemand is, die zich in zijn leven al niet eens heeft laten wegen en de gelegenheid daartoe door de zelfwerkende weegtoestellen bijna overal voorkomt, kan toch op de schijnbaar zoo eenvoudige vraag, hierboven gesteld, nog geen wetenschappelijk zuiver antwoord gegeven worden. Daartoe ontbreken statistische opgaven van voldoenden omvang voor volwassenen vooral van de bemiddelde standen; en toch meent iedereen allicht dat wie in goeden doen is, met andere woorden, wie zich rijkelijk voeden kan, de meeste kans heeft om een persoon van gewicht te zijn.

Dit schijnt evenwel vooral dan het geval, wanneer goed eten en goed bierdrinken samengaat met flinken lichamelijken arbeid. Ten minste brouwersknechts en voerlui van bierwagens, alsmede de sjouwers van de douane of van inrichtingen tot meubelvervoer, die allen bij goede voeding ook zwaar lichamelijk werk te doen hebben, munten gewoonlijk door krachtige lichaamsontwikkeling uit.

Bepaalde statistische gegevens bezitten wij alleen omtrent fabriekarbeiders en soldaten. Voor de laatste werden door den ijverigen navorscher op geneeskundig gebied, den heer Escherich, in Mittelfranken bij de lichtingen der recruten waarnemingen gedaan, die, later door Dr. Majer openbaar gemaakt, de volgende resultaten geven.

Dr. Majer onderscheidde naar gelang van de gemiddelde grootte en het gemiddeld gewicht twaalf ‘standen.’ Het grootst en tegelijk het zwaarst zijn 1o. de bierbrouwers en korendragers; dan volgen, achtereenvolgens kleiner en lichter wordend, 20. de timmerlui, 3o. de slagers, 40. de bakkers en molenaars, 5o. de studeerenden, 6o. de metselaars en witters, 7o. de slotenmakers en smeden, 8o. de wevers en kousenmakers, 90. de schoenmakers, 10o. de handelsbedienden en kellners, 11o. de schrijnwerkers en draaiers, en ten slotte zijn het kleinst en lichtst van allen 12o. de kleermakers!

Daarbij mogen we evenwel niet vergeten dat de hier aangegeven uitkomsten betrekking hebben op lieden, die nog in hun groei zijn, zoodat bij hun later leven de volgorde in de getallen misschien veranderen zou.

Majer's bepaalde cijfers betreffende het lichaamsgewicht van jonge mannen op hun een-en-twintigste jaar hebben derhalve voor onze vraag weinig waarde; als gemiddeld gewicht voor al de gewogenen bekwam hij 58,7 kilo of 117 pond en twee ons. De zwaarste was een bierbrouwer van 181 pond en de lichtste een kleermaker van 74 pond.

Dood ivoor. -

Van alles wat uit Afrika komt wordt, na goud en diamant, niets op zoo hoogen prijs gesteld als het ivoor. Gemiddeld worden jaarlijks 850.000 kilogram uit Afrika uitgevoerd, die aan een getal van 65.150 gedoode olifanten beantwoorden en een waarde van meer dan tien millioen gulden vertegenwoordigen. Wellicht is het weinig bekend, dat ook de tanden van het nijlpaard goed ivoor opleveren, dat nooit geel wordt. Daar echter de tanden dezer dieren zeer hol zijn, kan dit ivoor enkel voor zeer kleine voorwerpen, meestal kunsttanden, dienen. Uit Afrika gaan jaarlijks gemiddeld 12.000 kilogram nijlpaardentanden naar Europa.

Vele eeuwen lang zijn groote kudden olifanten door de oerwouden van Afrika getrokken. Zij waren de lievelingsbuit der leeuwen, en wanneer deze het vleesch verteerd hadden, bleven de tanden en de geraamten natuurlijk op den grond liggen. Ook hebben de inboorlingen, wat ook nu nog voorkomt, een groot aantal olifanten om hun vleesch gedood, en het ivoor, dat voor hen geen waarde had, bleef op de plaats liggen, waar het dier was geveld.

Nog voor eenige jaren hechtte in het gebied van den Boven-Congo nauwelijks één op de honderd olifantenjagers, waarde aan de tanden dezer dieren, en de meeste der daar wonende ‘dwergen’ - dat zijn de bekwaamste inlandsche jagers - wisten niet dat het de moeite waard was, het ivoor van den grond op te rapen.

Vele dieren sterven ook een natuurlijken dood, en terwijl hun vleesch door de roofdieren wordt verslonden, blijven de tanden op de plaats liggen, waar de dikhuiders den laatsten adem hebben uitgeblazen.

Van een menigte olifanten, die op de een of andere wijze omkwamen, liggen de tanden in den breeden tropengordel met weelderigen plantengroei, waar het gras tot twee meter en meer hoog wordt. Elk jaar in Mei en Juni wordt dit gras dor en geel, en in de volgende twee maanden steken de inboorlingen groote vuren aan, die zich over heel tropisch Afrika verbreiden. Door groote hitte is het zeer wel mogelijk, alle eigenschappen van het ivoor, die het zijn waarde geven, te vernietigen. Zulk een vuur kan zelfs den diksten tand half verkolen, en het volgend jaar gaat het ivoor geheel te niet.

Dikwijls sterven de dieren in een streek, die in den regentijd een volslagen moeras wordt. Het zware einde der tanden zinkt weg in het slijk, zoodat de spits maar ongeveer een halven meter boven den grond uitsteekt. Deze worden dan door het vuur vernield, maar dikwijls vindt men de in den grond stekende gedeelten nog in goeden toestand.

Voor de huisvrouw. -

Men kan ketelsteen uit thee- en andere ketels gemakkelijk verwijderen door er een mengsel van één deel zoutzuur en twee deelen water in te gieten en het mengsel heen en weer te schudden. Het zoutzuur verbindt zich met de ketelsteen, die niets anders is dan uit het water neergeslagen kalk, en lost ze daardoor op. Hierna heeft men niets anders te doen dan den ketel met warm en koud water goed uit te spoelen.

Bestrijding van straatgedruisch. -

Te Londen heeft zich een vereeniging gevormd tot ‘bestrijding van straatgedruisch,’ waarbij zij vooral den overlast van zwervende muzikanten op het oog heeft. In het bijzonder draaiorgels treft men te Londen bij zoo groote menigte aan, dat zij een ware plaag zijn geworden. Van den vroegen morgen tot laat in den nacht doen zij, gemeenlijk twee of drie te gelijk en onharmonisch door elkaar, hun barbaarsche geluiden weergalmen tot groot ongerief der rustlievende bevolking.

De vereeniging wil nu vóór alles een verordening zien ingevoerd te krijgen, waarbij van ieder orgeldraaier, straatzanger enz. een soort patent of beroepsbewijs gevorderd wordt. Bezondigt hij zich tegen de bepalingen der verordening, dan wordt het beroepsbewijs niet meer vernieuwd. Geen levenmaker van die soort mag zich binnen 300 yards afstand van een ziekenhuis, toevluchtsoord, school of kerk laten hooren. Ook moet ieder bewoner van een huis het recht hebben, hem op zoodanigen afstand van zijn huis te verbannen. Hoe het echter gaan moet, als van twee buren de één een orgeldraaier of straatzanger aan zijn deur wenscht en de ander hem 300 yards daarvandaan wil hebben, vinden wij niet vermeld.

Honden op Madagaskar. -

Veel dieren zijn er, die door slimheid uitmunten en daarin de menschen, die zich al heel bij-de-hand wanen, ten voorbeeld kunnen zijn. Zoo o.a. de honden op Madagaskar.

Er zijn op dat eiland heele troepen honden, die in volle vrijheid rondzwerven en zich met bijzondere snelheid vermenigvuldigen. Op hun verre tochten moeten zij dikwijls de rivieren oversteken, die het moerassige land doorsnijden, en waar zij opgewacht worden door afschusvelijke krokodillen, die erg op hondenvleesch belust zijn.

[pagina 376]
[p. 376]

Maar de honden kennen een goed middel om aan hun gevaarlijke vijanden te ontsnappen: een half dozijn hunner, soms meer, vereenigt zich aan den oever der rivier en begint uit alle macht te blaffen; oogenblikkelijk komen alle krokodillen toegesneld en steken op hoop van een smakelijk ontbijt hun leelijken kop reeds boven het water uit.

Zoodra alle krokodillen uit den omtrek goed en wel bijeen zijn, vertrekken de honden in galop om twee- of driehonderd meter stroomopwaarts de rivier over te steken.

De honden, die uit Europa worden ingevoerd, kennen dat kunstje niet en worden onverbid delijk door de krokodillen verslonden. Wat slimheid betreft, schijnen dus de honden van Madagaskar op een hoogeren trap van ontwikkeling te staan dan hun Europeesche collega's.

Handschoenen. -

In Engeland worden jaarlijks 36 millioen handschoenen verbruikt; drie vierde daarvan komt op rekening van de dames. Van den omvang der handschoenennijverheid zullen maar weinig menschen zich een duidelijk begrip maken; er is één Engelsche firma, die alleen rechtstreeks en zijdelings 50 000 personen in het werk heeft, en te Worcester alleen is een streek van acht kilometer met handschoenfabrieken bedekt.

Vele Engelsche dames gaan heel verkwistend met handschoenen om; een 300 of 350 gulden per jaar voor handschoenen geldt als een bescheiden bedrag; sommige ladies maken jaarlijks wel voor 1800 gulden aan handschoenen zoek. Dat is zoo moelijk niet, als men denkt dat een paar van de fijnste qualiteit zoo wat 25 gulden kost.

Een groote dame moet onder haar toilettafel ten naaste bij een heelen handschoenenwinkel hebben; bij den verkoop van den inboedel der hertogin van Sommerset werden er over de 2000 stuks onder den hamer gebracht!



illustratie
grazende schaapjes, naar de teekening van p.a. gargeanne.


Men heeft uitgerekend dat de jaarlijksche handschoenenrekening van de gezamenlijke Engelsche dames niet minder dan 18 millioen gulden bedraagt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken