Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 14 (1897)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 14
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 14Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 14

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (37.26 MB)

Scans (753.35 MB)

ebook (30.61 MB)

XML (3.00 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 14

(1897)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Bij de Platen.

De wekelijksche kerkgang van den sultan. -

Vier eeuwen lang hadden de sultans van Turkije getroond in het oude serail, toen in 1853 Abdoel Medsjid de keizerlijke residentie verplaatste naar Dolmabagdsje aan gene zijde van Pera. Zijn opvolgers dachten er niet meer aan, naar het verlaten serail terug te keeren. De tegenwoordig regeerende sultan Abdoel Hamid II heeft zijn verblijf gevestigd in Jildiz-Kiosk, het sterren paleis, op de hoogte boven Besjiktasj aan den Europeeschen oever van den Borporus gelegen en wel niet bijzonder uitgestrekt, maar buitengewoon weelderig ingericht en omgeven met een welonderhouden vorstelijk park vol lusthuizen, prieelen en kunstig aangelegde waterpartijen.

In de onmiddellijke nabijheid van Jildiz-Kiosk bevinden zich beambtenwoningen en bureau's en in de omliggende kazernen zijn talrijke troepen gehuisvest, de lijfwacht uitmakende van den Grooten Heer, die bijna nimmer dit met hooge muren omgeven en streng bewaakte gebied verlaat. Maar, al moge Abdoel Hamid ook nog zoo zeer de aanraking met de buiten wereld schuwen, op één dag van de week moet hij zich toch noodzakelijk aan zijn onderdanen vertoonen. Als khalif of geestelijk opperhoofd der geloovigen mag hij niet verzuimen op Vrijdag, den Muzelmanschen Zondag, een openbare moskee te bezoeken, em daar het voorgeschreven gebed of de Selamlik te verrichten.

Ten einde zich dien plicht zoo gemakkelijk mogelijk te maken liet de sultan in de jaren 1885 en '86 voor het hoofdportaal van Jildiz-Kiosk de bijzonder sierlijke en naar den Grooten Heer genoemde moskee Dsjami Hamidjé oprichten. Dit gewijde gebouw, met een koepel en een slanke minaret bekroond, is prachtig gelegen en van zijn hooge tinnen geniet men een heerlijk gezicht op Stamboel, den Bosporus en de Bithynische kust.

De Selamlik of wekelijksche kerkgang van den sultan leverde oudtijds een waarlijk schitterend schouwspel op, dat tegenwoordig in al zijn pracht en van nabij enkel maar door weinige bevoorrechten te genieten valt. Want de weg, dien de sultan neemt, is evenals het voorplein der moskee aan alle zijden met troepen afgezet. De groote menigte krijgt haar heerscher dus maar uit de verte te zien.

Maar zelden begeeft Abdoel Hamid zich te paard naar de moskee; meestal doet hij dit in een rijtuig. De plechtigheid van den Selamlik heeft in den regel omstreeks het middaguur plaats. Onder het geschetter van fanfaren en het presenteeren van het geweer door de in parade-uniform optrekkende troepen beweegt zich van uit het hoofdportaal van Jildiz-Kiosk de schitterende stoet der rijk gekleede lijfwacht en der hof beambten.

In het eerste rijtuig zit, in een eenvoudige zwarte overjas en met een fez zonder eenig sieraad op het hoofd, de sultan met twee maarschalken tegenover hem. Palefreniers in met goud geborduurde livreien loopen aan weerszijden. In gesloten rijtuigen volgen de moeder van den sultan en de andere dames der keizerlijke familie den stoet.

Met het duizendstemmig geroep van: ‘Padisjah tsjok jasja! Lang leve de Padisjah!’ begroeten de soldaten hun opperbevelhebber, zoodra hij den ingang der moskee Hamidjé bereikt.

Nadat de khalif zijn devotie verricht heeft, wat gewoonlijk in een half uur is afgeloopen, volgt het defileeren van de talrijke en prachtig uitgemonsterde troepen. Deze wapenschouwing houdt Abdoel Hamid van uit een venster van het paleis. Uit de krijgshaftige houding van zijn uitgelezen regimenten zal de sultan zeker menigmaal het fiere vertrouwen putten, dat de ster van Osman nog niet verbleeken zal zoolang deze scharen aan de bevelen van den Padisjah gehoorzamen.

Vooral het regiment der zouaven in hun schilderachtige uniform trekt algemeen de aandacht. Het bestaat over het algemeen uit bijzonder welgemaakte kerels, die met hun groene tulbanden, roode buizen, wijde roode broeken en witte kousen, maar vooral door hun donkergebruinde gezichten het oog van den toeschouwer onweerstaanbaar boeien.

Voor den terugtocht naar het paleis maakt de sultan gewoonlijk niet van de staatsiekoets gebruik, maar bedient zich bij voorkeur van een klein, licht gebouwd, half overdekt rijtuig, dat hij eigenhandig bestuurt.

Het schouwspel is ten einde, de troepen keeren naar hun kazerne terug, de menigte verstrooit zich en voor een week verdwijnt de heerscher van het rijk der Osmanen weer in de afzondering van Jildiz-Kiosk.

Troost in leed. -

Dat onderschrift is waarlijk niet noodig om den beschouwer opmerkzaam te maken op hetgeen de kunstenaar heeft willen uitdrukken in zijn treffend tafereel. De bevallige groep van moeder en kind spreekt al te duidelijk, dan dat zij nog een verklaring zou behoeven.

Dat hier leed is, diep, innig zieleleed, dat leest men op de droeve trekken, in den weemoedig ernstigen blik der jonge weduwe, die, moe van den arbeid en van het peinzen, het hoofd afgemat laat zinken.

Maar als een troostende engel vlijt zich tegen het hoofd der moeder het lieve krullekopje van haar kind, dat streelend het armpje om haar hals slaat en door zoet gekeuvel de gedachten der weduwe van het droeve onderwerp harer gepeinzen afleidt.

De treurende, afgetobde jonge vrouw leunende tegen den schouder van haar lieveling, en het lachende blozende kind, zich liefkozend hechtende aan de moeder, - ziedaar inderdaad wel het bevalligste beeld van troost in leed.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken