Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 14 (1897)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 14
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 14Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 14

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (37.26 MB)

Scans (753.35 MB)

ebook (30.61 MB)

XML (3.00 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 14

(1897)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Bij de Platen.

Standbeelden der HH. Apostelen Petrus en Paulus. -

De feestdag van de prinsen der apostelen biedt ons een welkome aanleiding, om onzen lezers een reproductie aan te bieden van twee nieuwe standbeelden der HH. Petrus en Paulus, vervaardigd door den Duitschen beeldhouwer F. Pfannschmidt voor de Gnadenkirche te Berlijn.

Deze Pfannschmidt is de zoon van den vermaarden schilder Karl Gottfried Pfannschmidt, met wiens talent voor het ontwerpen van godsdienstige tafereelen onze lezers reeds meermalen in de Illustratie konden kennismaken.

Zijn zoon, de beeldhouwer, in 1864 geboren, heeft in den laatsten tijd veel van zich doen spreken door de hoogst verdienstelijke uitvoering van verschillende beeldwerken, die hem werden opgedragen en hem gelegenheid gaven te toonen, dat hij met niet minder meesterschap den beitel voert, dan zijn vader het penseel. Zoo had hij een aanmerkelijk aandeel in de versiering der onlangs herstelde St.-Willibrorduskerk te Wesel.

De beide apostelfiguren, in dit nummer weergegeven, maken door hun rustige waardigheid een bijzonder verheffend effect. Op het gelaat van Petrus treft ons vooral de smartelijke trek van het berouw, dat hem in bittere tranen deed beschreien, dat hij ooit zijn beminden Meester had kunnen verloochenen.

Maar in de wilskracht, waarmee hij den sleutel omklemd houdt, meenen wij het vaste voornemen te lezen, dien misslag uit te wiaschen door zich trouw te kwijten van de groote taak hem opgelegd door den Meester, die hem met de sleutelmacht bekleedde en hem, die zich zwak getoond had, gelastte zijn broederen te versterken. Die zwakke zou voortaan de steenrots zijn, waarop Christus zijn Kerk wilde bouwen.

Het hooge breede voorhoofd van den apostel Paulus spreekt ons van zijn machtigen geest, de lange grijze baard herinnert ons zijn diepe wijsheid, het sprekende handgebaar verraadt ons den redenaar en de forsche greep, waarmee hij het zwaard omklemt, getuigt van den onwrikbaren moed, steeds bereid het gepredikte woord met het eigen bloed te bezegelen.

De landingsplaats te Skoetari. -

Meermalen reeds verplaatsten wij, naar aanleiding der gebeurtenissen in het Oosten, onze lezers in den laatsten tijd naar de oevers van den Bosporus. Ook ditmaal bieden wij hun een gezicht van Constantinopel, namelijk de landingsplaats van Skoetari aan den tegenovergestelden oever. In de laatste weken, nu in gindsche wateren zooveel krijgshaftige drukte heerschte, zal het er wel minder rustig toegegaan zijn als op ons zonnig tafereeltje, dat bij al zijn levendigheid toch iets idyllisch heeft. Maar overigens geeft onze plaat het gewone karakter van Skoetari getrouw naar het leven weer.

Wel is Skoetari namelijk de stapelplaats der voor Constantinopel bestemde waren, die door de Aziatische karavanen over land worden aangevoerd; maar te gelijk ook een hoekje vol echt oud-Turksch muzelmansch leven. Het handelsverkeer, dat hier heerscht, is heel iets anders dan het gewoel in den scheeprijken ‘Gouden Hoorn’, waar de Turksche oorlogsschepen voor anker liggen. Hier merkt men van het politieke en militaire leven maar weinig. Maar des te eigenaardiger is het zuiver Oostersche karakter der stad, waar de Europeesche invloed zich nog bijna niet doet gevoelen.

Hoog boven de stad, die helder wit uit de blauwe wateren van den Bosporus tegen de heuvelen oprijst, verheffen zich de overoude donkere cypressen van het reuzenkerkhof Boejoek-Mesaristan; hier laten zich sinds onheuglijke tijden de bijzonder vrome Turken van Constantinopel begraven, omdat zij op Aziatischen bodem, hun eigenlijk vaderland, rusten willen. Ook de fraaie moskee vlak aan de landingsplaats der booten wordt door de geloovigen van Stamboel druk bezocht. En de vrome Turksche vrouwen, die in haar sluier gehuld, zich in de ranke kaik laten overzetten om hier haar gebed te verrichten, verzuimen zelden na afloop daarvan den nabijgelegen bazaar te bezoeken, waar zij allerlei verlokkende waren uit Perzië en Indië vinden opgehoopt, wel geschikt om haar kooplust op te wekken.

Verbeelden we ons, op onze beurt zoo'n tochtje per kaik over den Bosporus te maken. De gebruinde veerman in zijn versleten Turksche broek en doorschijnend mousselinen hemd zingt onder het overvaren zijn zonderlinge, melancholische liederen met vreemde trillers en halve tonen, die grillig rijzen en dalen. De lucht is zacht beneveld; de hitte schijnt er in te trillen; slechts drie punten laat het schelle zonlicht duidelijk herkennen; den Leandertoren, ginds op het eilandje, de spits van den schoonen berg Tzamlidza achter het wijd uitgestrekte Skoetari en zijn groote witschitterende moskee. Daarover wuiven de cypressen van het beroemde kerkhof.

Bij onze aankomst weergalmt juist het geroep der Roefaï-derwisjen, die van uit hun klooster tot het gebed roepen. Ook onze bootsman geeft aan die oproeping gehoor en treedt de groen beschilderde, met tapijten versierde bidplaats binnen.

Wij echter volgen de vrouwelijke gedaanten, die te gelijk met ons aan wal stapten. In haar licht zijden gewaden zijn ze ons al voorgegaan naar den bazaar, en nu zijn ze alweer verdwenen in den eersten winkel naast de moskee onder de platanen, waar de pantoffelmaker, die zulke mooie roode en gele, met gouddraad doorwerkte schoentjes maakt, zijn sierlijke waar te koop biedt.

De dames bij het gewichtige werk van het uitzoeken en passen te storen zou niet beleefd zijn. Daarom zetten we onzen weg voort tusschen de winkels aan weerszijden, met allerlei

[pagina 88]
[p. 88]

snuisterijen gevuld, tot wij eindelijk, moe van het rondzwerven en kijken, ons bootje weer opzoeken.

Door den tooverachtigen maneschijn van een heerlijken nacht overgoten ligt, terwijl wij terugroeien, als een stad uit een sprookje het oude Stamboel voor ons, dat thans weer, gelijk zoo menigmaal in den loop der eeuwen, voor heel Europa een bron van bekommering en strijd geworden is.

De cavalerie-charge te Velestino. -

Ondanks de gevoelige nederlagen, die de Grieken in den jongsten oorlog hebben geleden, moet ieder toch toegeven, dat zij bij meer dan één gelegenheid groote dapperheid hebben aan den dag gelegd. Tot hun schitterendste wapenfeiten behoort wel de wijze, waarop de brigade van kolonel Smolenits bij Velestino na de nederlaag van het leger van den kroonprins bij Larissa, den aanval der Turksche ruiterij afsloeg.



illustratie
‘haal over!’ naar de schilderij van h. salentin.


Een episode uit den verwoeden strijd, van weerszijden bij die gelegenheid gevoerd, stelt onze gravure op blz. 85 voor. Terwijl de Turksche infanterie de hoogte bestormde, ten einde een stelling, die zij verloren hadden, te heroveren, vielen een vijftigtal Turksche ruiters het Grieksche voetvolk in de flank aan. Het was een prachtig gezicht, de Turksche ruiters in dollen rit te zien naderen. Maar het welgemikte vuur der Grieksche infanterie, met een batterij versterkt, deed de meeste manschappen dood van de paarden tuimelen. Zeven en dertig van het vijftigtal betaalden hun overmoed met den dood, en enkel paarden zonder ruiters kwamen in de Grieksche gelederen aan.

De oorlogscorrespondent van een Engelsch blad, deze episode verhalende, spreekt dan ook van een miniatuur-Balaklava. Men weet, dat Balaklava een klein havenplaatsje in de Krim is, dat tijdens den Krimoorlog de stapelplaats was van het Fransch-Engelsche leger, dat Sebastopol belegerde. Om deze plaats werd den 25en October 1854 een veldslag geleverd, toen de Russen zich van de verschansingen, welke de bondgenooten hadden opgeworpen, trachtten meester te maken. Gedurende dezen slag had de gedenkwaardige charge plaats en lord Cardigan met de lichte cavalerie-brigade, welke onder den naam van doodenrit bekend staat, en waarmee de aanval der Turksche ruiters bij Velestino groote overeenkomst vertoonde.

‘Haal Over’. -

Ook dit groepje wacht aan het veer om overgezet te worden, evenals het gezelschap, dat wij straks op zijn tochtje van Constantinopel naar Skoetari vergezelden; maar overigens groote verandering van tooneel. In plaats van de schelwitte, door de zon geblakerde gebouwen der oostersche stad, hier de in 't groen schuilende huizen en kerk van een middel-Europeesch dorp. In plaats van de donkere cypressen het frissche lommer en het malsche groen van onze meer gematigde luchtstreek en in plaats van de met zonnesgoud doortintelde wateren van den Gouden Hoorn een kalm vlietend beekje.

Maar - wat bedenkelijker is voor de kinderen op onze gravure - hier liggen niet als op de landingsplaats te Skoetari de overzetbootjes gereed tot den overtocht. Wel ligt het veerbootje aan de overzij aan den paal, maar een veerman is er niet te zien. De kinderen, die blijkbaar bout gesprokkeld hebben, en nu met hun takkebos naar huis willen, roepen en wuiven te vergeefs: ‘Haal over!’ En het kleinste meisje vouwt al bedenkelijk dehandjesbij de gedachte wat er van hen komen moet, als de veerman nu eens niet mocht opdagen en zij veroordeeld waren in het bosch te blijven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken