Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 19 (1902)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 19
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 19Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 19

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (33.96 MB)

Scans (791.90 MB)

ebook (27.04 MB)

XML (2.82 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 19

(1902)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De mosroos.
Een bloemensprookje.

Het was nog heel vroeg in den morgen. Aan den hemel scheen de bleeke sikkel der maan, en duizend sterren hielden bij haar de wacht.

Daar zweefden op lichte wieken vele engelen van den hemel naar de aarde, om de bloemen te verzorgen, die aan hunne hoede waren toevertrouwd. Hun adem gleed licht over de blaadjes, zoodat de stofdeeltjes, die er op rustten, wegstoven. Daarna begonnen de hemelsche geesten hun beschermelingen te verkwikken: overal hoorde men blinkende dauwdroppelen op de bloemkelkjes neerdalen, welke zich blijde ontsloten en de gave der engelen met welbehagen aanvaardden.

Maar de meeste kinderen van Flora werden zoo rijkelijk met den dauw des hemels bedacht, dat zij hem niet konden opslurpen en vele droppels op de bloemblaadjes bleven liggen.

Middelerwijl had de dag den nacht overwonnen. In het Oosten schemerde het verblindend rood en spoedig kleurden de eerste stralen der zon alles met een purperen gloed. Maan en sterren waren verdwenen, maar daarvoor troonde aan het uitspansel het majestueuze licht van den dag.

Hoe wonder-heerlijk zagen velden en tuinen er uit! Frisch en mooi, alsof ze pas uit het knop-omhulsel waren gekropen, vertoonden zich de bloemen in haar tooi van dauwdroppelen. De waterparelen fonkelden op de bloemkelkjes als edelgesteente, in zonnelicht weerkaatst.

Vol blijde verrukking sloegen de engelen dit schouwspel gade. Zij juichten over den glans en de schittering hunner dauwparelen en stegen daarna weer ten hemel op.

Maar één engeltje, een stralende cherubijn, bleef achter. Hij had nog niet al zijn bloemen begoten en moest nu het verzuimde inhalen.

Toen de cherubijn zijn taak volbracht had, stond de zon al hoog aan den hemel en zond haar verzengende stralen naar het aardrijk. De engel was moede geworden en keek naar een rustplekje om.

Aan den oever eener beek werd hij een grooten, mooien rozenstruik gewaar, die met een overvloed van bloemen prijkte en schaduw spreidde in het rond. De hemelsche geest strekte zich onder den geurigen heester behaaglijk neer en sloot de oogen tot een sluimering.

Toen hij ontwaakte, voelde hij zich wonderbaar verkwikt. Welwillend en vriendelijk beschouwde hij den rozenstruik.

‘In uw schaduw heb ik rustig gesluimerd,’ zei hij, ‘uw zoete geur heeft mij verfrischt en uw takken hebben mij tegen de zonnestralen beschut. Ik dank u daarvoor.’

De rozenstruik verheugde zich over dezen lof.

‘Verzoek een gunst,’ vervolgde de engel vriendelijk. ‘De lieve God heeft ons de macht gegeven, de aan onze zorgen toevertrouwde bloemen te tooien. Ik zal dus al uw wenschen kunnen vervullen.’

‘Indien ge mij een gunst wilt bewijzen, zalige geest,’ fluisterde de struik met bevende stem, ‘verzoek ik u een nieuwen tooi, die mij van mijne zusters onderscheidt.’

‘Graag,’ antwoordde de cherubijn.

[pagina 152]
[p. 152]

En aanstonds raakte hij met zijn blanke, slanke hand een der bloemen aan. Geen seconde duurde het, of aan haar stengel en kelkblaadjes ontsproten kleine, teergroene mosdeeltjes, die snel grooter werden, zich sierlijk omkrulden en zich zacht tegen haar aanvlijden. Het was een allerliefst gezicht, zooals het frissche mos de purperroode roos omgaf en als een beschuttend hulsel om haar heen vormde.

De rozenstruik was overgelukkig.

‘Dank, duizendmaal dank!’ stamelde hij.

‘Gij zijt verheugd over uw nieuwen tooi, hij bevalt u dus?’ vroeg de engel vriendelijk.

‘Zeker,’ antwoordde de heester; ‘ik ben nu de schoonste van al mijne zusters.’



illustratie



illustratie
aanbiddende engelen op den tabernakel der r.k. kerk te laren, uit de ateliers van jansen & co. te haarlem.


‘Zoo zullen voortaan al uwe nakomelingen dezen mostooi dragen,’ zei de engel, ‘zoodat gij de koningin onder de rozen zijt.’

Hij knikte den rozenstruik vriendelijk toe en klapwiekend steeg hij omhoog naar de velden der zaligen.

De rozenstruik echter, die de goedheid des engels in zoo ruime mate had ondervonden, werd spoedig door zijn buitengewoon sieraad de lieveling der menschenkinderen. Dezen noemden de bloemen van den heester mosrozen, en geven tot op dezen dag aan geen andere rozensoort boven haar de voorkeur.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken