Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 20 (1903)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 20
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 20Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 20

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (37.78 MB)

Scans (840.18 MB)

ebook (30.71 MB)

XML (2.73 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 20

(1903)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige

Bij de Platen.

Gevangenneming van Frans I in den slag bij Pavia. -

De ridderlijke, galante, hupsche en praallievende Frans I, een koning naar het hart der Franschen, zal andermaal straks zijn hoofd hebben te buigen voor den gehaten Habsburger, zijn meerdere, Karel V.

De 24ste Februari 1525 is reeds de sterfdag geworden van de bloem zijner mannen; opperstalmeester St. Severin, die zijn vorst dekte tegen de felste aanvallen, is door een kogel getroffen; ‘laat mij sterven, beschermt den koning’, roept hij, als men hem ter hulpe snelt. Frans met zijn zilveren rusting en stralenden vederbos trekt de bliksemende zwaarden aan als platina het weerlicht. 't Gedrang om hem heen van Franschen, Duitschers en Spanjaarden is zoo dicht, dat er geen geweer meer gehanteerd kan worden, men vecht met vuist en zwaard. Het paard des konings valt, de vijand stort zich op den vorstelijken ruiter, maar deze, hevig bloedend aan hoofd en beenen, worstelt zich los en houwt te voet nog twee manschappen neer; ‘geeft u over, of gij sterft!’ dondert het en Frans I bezwijkt voor de overmacht. De koninklijke gevangene laat zich in de kerk brengen om te bidden. Zijn oog valt

[pagina 420]
[p. 420]

op een psalmvers aan den wand: ‘Goed zijt Gij, Heer, wijl Gij mij vernederd hebt.’ Frans I, leest het met een glimlach en buigt zijn hoofd...

Het edelhert. -

Een prachtexemplaar, het edelhert, zooals 't daar staat met gestrekte pooten en open bek aan den kant der schuimende boschbeek en 't gansche woud weergalmen doet van zijn schallenden schreeuw. Wat 'n trotsch gewei, in twaalven zich vertakkend uit den stoeren kop - 't zal geld waard zijn! Maar den vorstelijken en anderen hooggeboren jagers, die in 't neerleggen van deze fiere dieren een gezonde herfstontspanning vinden, is 't minder om het stoffelijk gewin dan om de eer te doen van 't welgerichte schot. 't Zware gewei zal, bij andere jachttrofeeën, een plaatsje vinden in vestibule of heerenkamer als een herinnering aan de triomfen eener even edele als roemrijke sport.

Warme maronen. -

‘Heet en warm...’

Als het kleine, verkleumde schoolkind op onze prent een Hollandsch kindje was, en de jongen, die in zijn fantastische armoedige plunje wel een vagebondeerende Savoyaard lijkt, haar met bovenstaanden straatroep, in plaats van met welsprekend handgebaar en verlokkenden oogenlach zijn warme waar had aangeboden, zou hij allicht beter zaken gemaakt hebben dan thans het geval schijnt. Of 't komt doordat het kleine Zuid-Duitschertje, verbaasd van zoo vreemd klinkende taal, een oogenblik besluiteloos staat, ofwel doordat de koopkracht het op 't oogenblik tegen den kooplust moet afleggen - hoe 't ook zij, 't laat zich niet aanzien, dat de jongen vooreerst zaken zal maken.



illustratie
warme maronen, naar de schilderij van a. gedan.


Geroosterde kastanjes, een lekkernij voor een Hollandschen schooljongen, in onze groote steden ten minste: daar staan ze, de oude, in doeken gemoffelde, moedertjes op buurthoeken als van de Rotterdamsche Raamstraat of den Amsterdamschen Jordaan, bibberend en trappelend achter haar handwagentje met het komfoor er boven op. Onder den rooster een paar gloeiende briketten, - bovenop de rookende tractatie; de verkleumde vingers houden ze kouwelijk uitgestrekt en met haar schrille, verweerde stemmen lokken ze de klanten: ‘Ze piepen nog, heet en warm en lekker gebraaaaie... ze piepen nog...’

Nu, dat piepen, dat is 't ware, 't is een bewijs, dat van de hitte de schillen openbersten, en de waar dus voor consumptie gereed is. Gepiepte, gepofte of gebraden kastanjes met gesmolten boter smaken niet kwaad en zijn een gezond voedsel, vooral als men er een goed glas warmen wijn bij heeft en er niet te veel ineens van eet, want ze liggen vrij zwaar in Hollandsche magen. Wie er z'n handen niet aan branden wil, moet zorgen, ‘een ander de kastanjes uit het vuur (te) laten halen.’


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken