Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Noord en Zuid. Jaargang 13 (1890)

Informatie terzijde

Titelpagina van Noord en Zuid. Jaargang 13
Afbeelding van Noord en Zuid. Jaargang 13Toon afbeelding van titelpagina van Noord en Zuid. Jaargang 13

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.04 MB)

Scans (29.59 MB)

ebook (3.42 MB)

XML (1.57 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Noord en Zuid. Jaargang 13

(1890)– [tijdschrift] Noord en Zuid–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 112]
[p. 112]

Hoe Jacob van Lennep Jacob van Lennep op de vingers tikte.

Voor mij ligt de uitgave van Mr. J. van Lenneps Poëtische werken, in klein folio ten jare 1872 bij de uitgevers Martinus Nijhoff, A.W. Sijthoff en D.A. Thieme verschenen. Wat mij bij het doorbladeren van dat boekdeel het meest vermaakt, zijn niet de gedichten zelve diens beurtelings luimigen, beurtelings ernstigen zangers, maar de aanteekeningen, waarvan zijn geestige pen in later jaren het werk van een onrijpen leeftijd heeft voorzien, aanteekeningen, bestemd om leemten en gebreken, die den lezer anders wellicht ontgaan zouden, onmeêdoogend aan de kaak te stellen en scherp te geeselen. Niet alleen vermakelijk echter, ook leerzaam is die zelfkritiek. Menige opmerking wordt gemaakt, menige wenk gegeven, die aan de taalkennis der lezers te baat kan komen. Dies zij het mij vergund, hier eenige van die aanteekeningen mede te deelen.

Ik geef ze in de volgorde, waarin ik ze bij Van Lennep vind.

Manno Falieri, doge van Venetien, treurspel in 5 bedrijven.

 
In schijn geduldige beheerscher van zijn driften.
Noot bij geduldige: De nevenplaatsing van ge en be bederft dezen regel en, zooals Bilderdijk ergends zegt:
 
Dat be doet ge den toongalm rooven
 
En wie 't in de uitspraak wil verdooven
 
Maakt heel den regel week en voos.Ga naar eind(1)
 
Houdt hij het oog gevest op diepe Staatsgeschriften.
Noot bij diepe: Mis: de inhoud van het geschrift kan diep genoemd worden, niet het geschrift zelf.
 
Wier leed hij wreken wil, te feller zoude blaken.
Noot: Zoude maakt hier den regel geweldig lam. Waarom niet:
 
te feller zou ontwaken.
 
 
 
maar gunt gij 't, dat een vrind
 
Op 't naauwst aan u verknocht, en tot uw heil gezind
 
U ook zijn meening met oprechtheid moog verklaren?
[pagina 113]
[p. 113]
Noot: Gunt gij, dat hij.... moog is een pleonasmus, hoedanige dikwijls door minoplettende schrijvers gemaakt worden, en waartegen 't plicht is, te waarschuwen. Beter ware hier geweest:
 
maar mag een trouwe vriend
 
U ook zijn meening met oprechtheid openharen?
 
 
 
't Is de raad, die me aan uw Hoogheid zendt
 
Om u bericht te doen dat de uitspraak mocht geschieden.
Noot: Mocht geschieden, voor het eenvoudig geschiede is eene dier onnauwkeurigheden, waartoe jonge schrijvers, die nog niet vast zijn op het punt der diktie, licht vervallen, vooral wanneer toch het vaers vol moet.
 
het vonnis na te lezen,
 
Dat Michel Steno, lid des adels, heeft verwezen.
Noot bij verwezen: Hij meent ‘veroordeeld’: verwijzen kan niet gebezigd worden, ten zij er volge waartoe.Ga naar eind(2).
 
Daar de eedlen, boertend op een hoffelijker trant
 
Met zacht gefluister zich 't verdichtsel en mijn schand
 
Aan 't oor verhalen.
Noot: Zich gallicisme; voor elkander.Ga naar eind(3)
 
hen zelve, die, bedrogen
 
Door de ontrouw eener gaê, geduldig, ja te vreên
 
De schande dragen, die hun echtkoets heeft geleên.
Noot: Eener gaê. Ei: dus niet ‘van twee vrouwen’. Waarom niet: van hun gaê?
 
als of geen and're liefde
 
Dan dart'le wulpsheid ooit een kuischen boezem griefde.
Noot: Dat ongelukkige rijmwoord van griefde op liefde heeft al menig vaers bedorven. Het klinkt hier althans zeer ongepast.
 
Hij zal dat hoofd niet lang op zijne schouders dragen.
Noot: ‘Niet op zijne schouders?’ Dus op de schouders van anderen? Dat zijne had hier geheel in de schaduw moeten blijven.
 
Zijn taak is zekerlijk belang'loos, eed'le Heer.
Noot: Belang'loos voor van belang ontbloot is geheel verkeerd.
 
De zeeman deelt zijn spijt:
 
't Volk, dat met ongeduld des adels heerschzucht lijdt,
 
Ziet moeilijk gade en kroost en huisgezin beleedigen.

Noot bij deelt: Voor deelt in zijn spijt: een fout, die in alle Bijbladen en koeranten dagelijks gemaakt wordt, maar daarom niettemin dient aangewezen.Ga naar eind(4)

Noot bij moeilijk: Platte uitdrukking en inkorrekt tevens.
[pagina 114]
[p. 114]
 
Beloof me, na mijn dood mijn achting nooit te krenken.
Noot: Men krenkt den eerbied, het ontzach, de achting, welke men iemand verschuldigd is; maar de achting van iemand krenken is wanspraak.
 
Zijn onverdelg'bre ziel zal eeuwig blijven leven
 
En 't laatste nageslacht een roemrijk voorbeeld geven.
Noot bij En: Hier kon aan niet gemist worden: men mocht nu denken, dat nageslacht in den eersten naamval stond.
 
In staat te stellen van op nieuw in zee te gaan.
Noot: Van is hier een Gallicisme: 't moest om zijn.Ga naar eind(5)
 
Trekt op, als gij 't geklep der hoofdklok zult ontwaren.
Noot: Ontwaren kan alleen plaats hebben ten opzichte van iets, dat gezien, niet van iets, dat gehoord wordt.
 
Een vreemd'ling schijnt van ver met angst mij te betrachten.
Noot bij betrachten: Germanisme en stellig aftekeuren.Ga naar eind(6)

Fiesko op de samenzwering te Genua, treurspel in 5 bedrijven.

 
Vervliegt mijn dwaze hoop voor eeuwig weg in rook.
Noot: Vervliegt weg is een pleonasmus.
 
En glimlacht op het puin van 't vallend Staatsgebouw.
Noot: Zoolang een gebouw nog aan 't vallen is, kan men niet wel glimlachen op het puin.
 
Die trotsche moest voorheen Fieskoos deugden vreezen.
Noot: Die trotsche is een germanismus; lees: die trotsaart.
 
Streeft deze al 't hofgezin vooruit in vleierskunst.
Noot: Men zegt geen dansers-kunst, schrijvers-kunst, dus ook geen vleierskunst.Ga naar eind(7)
 
Kan ik een oogenblik in eenzaamheid u spreken.
Noot: Men zegt wel: ‘ik zal u spreken’, voor: ‘ik zal u de les lezen’ - maar ‘iemand spreken’ voor ‘een onderhoud met iemand hebben’ is geen zuiver Neêrduitsch.Ga naar eind(8)
 
Die wet, wier tiranny mij 't dwangjuk kennen leerde.
Noot bij kennen leerde: Voor leerde kennen: Germanismus.
 
Juist hier voor 't kwaad beducht, zijn helden staan gebleven
 
En onverwelkbare eer kwam op hun schedel kleven.
Noot bij staan gebleven: Neen blijven staan.
Noot bij kleven: Een kleverige eer!
 
Om de opgeschoten eik te scheuren van zijn stam.
Noot: Een eik, die van zijn stam gescheurd wordt! dat is evenals een gebouw waarvan het huis instort.
[pagina 115]
[p. 115]
 
Ach dat mijn zwakke troost, voor uw geluk besteed,
 
Verzachting brengen kon aan 's landzaats droevig leed!
Noot bij besteed: Bij welke besteedster vindt men troost?
 
Ons blijft nog ééne vraag: wie of hier vallen moet!
Noot: Of is hier een onduldbaar stopwoord en nog al met een klem!
 
Mijn vier galeien zijn gewapend in de reê.
Noot: Men zegt in de haven; maar op de reê.
 
De vreugd verdubbel, als men u haar deelen ziet.
Noot bij deelen: In hoevele stukken moet die vreugd gedeeld worden? Fiesko praat hier in koerantenstijl: - doch dat is in een volksmenner minder te verwonderen.Ga naar eind(4)
 
Welaan! al moest hun spijt in haat voor mij verwand'len,
 
Fieskoos heldenziel kon nimmer anders hand'len.
Noot: Verwand'len is een leelijk germanisme, te leelijker omdat het alleen blijkt te zijn aangebracht om op hand'len te rijmen.
 
dat gij, mijn telg ten zoen
 
Giannettino voor uw zwaard hadt vallen doen.
Noot: Vallen doen afschuwlijk Germanisme.

De Staatsman bij toeval. Blijspel met zang in 2 bedrijven.

 
.... gelijk zich verstaat.
Noot: Gallicisme. Een Hollander zegt: ‘als van zelf spreekt.’Ga naar eind(9)
 
Ben ik niet altijd zichtbaar voor u.
Noot: Gallicisme: wij zouden zeggen: ‘voor u te spreken.’Ga naar eind(10)
 
't Is Sir Edward, die mij uw park bewonderen deed, en lust gaf daarin te treden.
Noot bij treden: Dezelfde aanmerking geldt hier tegen mij, welke ik op de vroegere redaktie van art. 153 der Grondwet maakte. Zet hier, ‘het binnen te treden’ en maak den Groothertog tot geen haan; - zie nu is, als Cats eens in een schimpvaers op Vondel schreef,
 
‘Nu is de Slimme pot gedeckt,
 
Nu is de gecker weer begeckt.’Ga naar eind(11)
 
Ik had mij daar niet op verwacht.
Noot: Gallicisme, voor: ‘daar was ik niet op verdacht’, of: ‘dit was ik verre van te verwachten.

Het dorp aan de grenzen, schets uit den tegenwoordigen tijd in 2 bedrijven.

 
Dat verstaat zich.
Noot: Een germanisme van 't eerste water!Ga naar eind(9)
[pagina 116]
[p. 116]
 
O ja! ik moet naar 't leger streven (in een couplet).
Noot: ‘streven’ kwam zoo in 't rijm te pas.

Het dorp over de grenzen.

 
Gij meent zeker zijn vriend, den Heer Vogelaar: dat was een
 
rechte dolleman.
Noot: Dat. Moet dat ‘dat’ geen die zijn? De grammatica zoû misschien ja zeggen; maar het volstandig spraakgebruik antwoordt: neen.
 
Dat verstaat zich.
Noot: Zeker is het praten over Duitschers oorzaak, dat Pluysken zich aan een germanisme schuldig maakt.Ga naar eind(9)
 
Toen wij ons dagelijks zagen.
Noot: ons voor elkander, is een gallicisme.Ga naar eind(3)
 
Die zal (ik zeg het zonder spot)
 
U niet zoo licht vergeten kunnen.
Noot: Vergeten kunnen voor kunnen vergeten is geen Hollandsch.
 
O ja! 'k had nimmer durven denken,
 
Dat van den wakk'ren heer Tortu
 
Deez' dag ons 't bijzijn zoude schenken.
Noot: Deze regels zitten in den knoop.

De roem van twintig eeuwen.

 
Die hun krijgsstandaarden eieren.
Noot: Krijgsstandaarden: zeer gebruikelijke, en toch, in den grond, verkeerde vorm van 't meervoud. Stander wordt versterkt tot standert, en dit weer tot standaard, zoodat het meervoud standers of standaarts wezen moet; de uitgang aarden in standaarden, Spanjaarden, grijzaarden, welke het woord wederom verzwakt, spruit uit een verkeerde opvatting der slotsylbe, als of die iets met aart (indoles) gemeen had.Ga naar eind(12)
 
Die naam brengt meerder wond'ren voort
 
Dan immer rijm of tooverwoord.
Noot: Meerder moest hier meer zijn, indien het woord plus of meerd're, indien 't majores (grooteren) beteekenen moet. Over de bespottelijke en afschuwelijke wijze, waarop men thands niet alleen meerdere, als 't Hoogduitsch mehrere, voor verscheidene bezigt, maar het ook verwart met meer, terwijl het nimmer iets anders beteekenen kan, dan meer groot of meer aanzienlijk, - heb ik breedvoerig uitgeweid in 't Magazijn voor Nederlandsche Taalkunde. IV. 117.Ga naar eind(13)
[pagina 117]
[p. 117]

Een Amsterdamsche winteravond in 1632. Geschiedkundig tafereel, in 2 bedrijven.

 
Mijnheer! gelijk Merkuur leî ik de Zanggodinnen
 
En Gratien alhier bij God Apollo binnen.
Noot: Dat alhier doet aan een oortjes-prent denken:
 
O jeugd! op deze prent alhier
 
Ziet gij het beeld van menig dier.
 
cierlijker ware: ten rei.
 
 
 
Ik had op zulk geluk, mijn Heer! niet hopen mogen.
Noot bij hopen mogen: Onvergeeflijke misstelling voor mogen hopen.
 
En tevens zorgen, dat de looze toeleg miss'
 
Die, naar ik heb bespeurd, zijns ooms bedoeling is.
Noot: ‘Een toeleg, die een bedeeling is!’ Hier spreekt de anders zoo knappe Hooft abracadabra.
 
Mijn gaê! hier is hij, trien onlangs met open brief,
 
Brittanjes Vorst bij 't koor van Kantelbergh verhief.
Noot: Open brief staat hier in zijn echte en eenige beteekenis, namelijk van lettres patentes, of, als wij nog zeggen, ‘patent.’ In de laatste jaren is de uitdrukking - en dat nog wel op 't voorgaan van hooggeleerde mannen, die 't beter hadden kannen weten - geheel verkeerd voor ‘openbaren brief’ in zwang geraakt.

Haarlems verlossing, zangspel op muzijk van Rossini.

 
Nooit bleef in heuchelijker dagen
 
Des Graven burchtpoort toegeslagen
 
Voor hem die onderstand kwam vragen.
Noot: Men spreekt wel (in almanak- en publikatiestijl) van het ‘openen’ en ‘sluiten’ der ‘Poorten’; maar kan men, in gezonde taal, spreken van een toegeslagen poort? Ik zoû er schier aan twijfelen: Poort beteekent of den ‘doorgang’, de ‘opening’ - of 't gebouw zelf; - en het is niet een van deze beide, maar de ‘deur’ of 't ‘winket’ die toegeslagen worden.
 
Geloof, dat Haarlem, als haar redder u begroet.
Noot: Beter: ‘als zijn redder’, hoezeer haar te verdedigen is, wanneer men Haarlem voor stad neemt. Ook onze beste schrijvers hebben vrij willekeurig, wanneer zij van steden spraken, het voornaamwoord in beide geslachten gebezigd.
 
Dit is het lusthof dan, waar, onder beukenlommer,
 
Graaf Floris rusten kwam van Staatszorg en van kommer.
Noot: Moet het hier ‘het lusthof’ of ‘de lusthof’ zijn? al naar dat men 't neemt, en er ‘het lusthuis’ of ‘den lusttuin’ onder verstaan wil.
[pagina 118]
[p. 118]
 
Op hoogen prijs te schatten weet.
Noot: Te schatten weet. Al weder die onverdragelijke omzetting! Waarom niet: In dank erkent, maar nooit vergeet.
 
Zoo mij de Veldheer gunt, dat ik naar Haarlems wal
 
Een enkel uur mij moog begeven.
Noot: Alzoo vraagt zij vergunning om zich te mogen begeven. Ziedaar een dier pleonasmen, die er niet te beter om zijn, al worden zij dagelijks gebruikt.
 
Zie de spijt in 't vlammend oog zich toonen,
 
Felle drift komt in zijn boezem wonen.
Noot bij den tweeden regel: Een mooie regel! Men zegt wel: ‘mijn zuster komt te Amsterdam wonen;’ maar dan geeft men daarmede te kennen, dat zij er voor 't oogenblik nog niet woont. Hier willen de Schout en de Tempelheer echter zeggen, dat de ‘felle drift’ wel degelijk in den boezem van Haemsteê woont. Niet alleen het vaers, maar ook de zin worden, door den ellendigen stoplap komt, glad bedorven.Ga naar eind(14)

eind(1)
Letterlijk heeft Bilderdijk dit niet gezegd. In Arntzenius' dichterlijk tafereel der Stad Leyden, aan een oud liefhebber der dichtkunst voorgelezen, (een leerzaam hekeldicht, te vinden op bladz. 283 van Dr. J. van Vlotens Bloemlezing uit de Dichtwerken van Mr. Willem Bilderdijk, Leiden-Deventer, 1869) komen deze regels voor:
 
Dat nog doet loos den toonklank rooven
 
En die 't in de uitspraak wil verdooven,
 
Maakt heel den regel week en voos.
Die regel luidde aldus:
 
Niet levenloos nog door haar wonden.
Aan de drie aangehaalde regels gaan deze vooraf:
 
‘Niet levenlóós nog’ - welk accent! -
 
Men moet op maat en uitspraak letten,
 
Of alle dichtkunst is ten end.
 
De zware hoofdtoon valt op ‘leven’,
 
En blijft er altoos vast op kleven:
 
Zeg ‘levenloos’ - niet ‘levenlóós.’.
eind(2)
In het algemeen juist. Toch zegt men: hij stond als verwezen. En Huygens, in zijne Spaensche Wijsheit, schrijft:
62.[regelnummer]
Die niet veegh is noch verwesen,
 
Kan schoon Water wel genesen.
eind(3)
Zie Van Lennep, Alledaagsche Bokken in het Gesprek, en mijne Taalpolitie (Noord en Zuid IX, 275).
eind(4)
Iets deelen of in iets deelen? De laatste vorm wordt door de meeste taalkundigen afgekeurd. Prof. Brill acht hem echter niet verwerpelijk. Dat hij veel voorkomt, kan hem op zich zelf nog niet rechtvaardigen. Misschien neem ik hem later in mijne Taalpolitie op. Tot dusver heb ik daartoe niet kunnen besluiten. Van Lennep maakt er zich m.i. wel wat te gemakkelijk af.
eind(5)
Zie Alledaagsche Bokken.
eind(6)
Zie Taalpolitie (Noord en Zuid XI, 289).

eind(7)
Alleen spreekt men wel van staatsmanskunst; staatkunst is m.i. echter beter.
eind(8)
Is wat hier gewraakt wordt, niet door het spraakgebruik gewettigd? Dichterlijk is de vorm echter in geen geval. Voor een vers klinkt hij al te gemeenzaam.
eind(4)
Iets deelen of in iets deelen? De laatste vorm wordt door de meeste taalkundigen afgekeurd. Prof. Brill acht hem echter niet verwerpelijk. Dat hij veel voorkomt, kan hem op zich zelf nog niet rechtvaardigen. Misschien neem ik hem later in mijne Taalpolitie op. Tot dusver heb ik daartoe niet kunnen besluiten. Van Lennep maakt er zich m.i. wel wat te gemakkelijk af.

eind(9)
Zie Taalpolitie (Noord en Zuid XI, 290).
eind(10)
Volgens Van Lennep zelven zouden we dan geen zuiver Nederduitsch spreken (zie aant. 8)
eind(11)
Van Lennep citeert hier vermoedelijk uit het hoofd. Cats heeft geschreven: Nu is de schimper weèr begeckt. Doch met de taal der Grondwet heeft Van Lennep wel gegekt, maar er op geschimpt heeft hij niet. In de Grondwet van 1815 luidde art. 168: Niemand mag in de woning van eenen ingezetenen zijns ondanks treden, enz. In zijne Proeve eener verduitsching der Grondwet van het Koningrijk der Nederlanden (Amsterdam, P. Meijer Warnars, 1844) teekende Van Lennep bij dat artikel aan: ‘In de woning treden. Deze uitdrukking is onduitsch en doet aan geheel iets anders denken, dan 't geen bedoeld wordt.’ Hij stelde voor te lezen: Niemand mag de woning van eenen ingezetenen diens ondanks binnentreden, enz. p. 75. Zoo ongeveer luidde dan ook art. 153 der G.W. van 1848. Bij de jongste grondwetsherziening is dit artikel (thans art. 158) gewijzigd.

eind(9)
Zie Taalpolitie (Noord en Zuid XI, 290).

eind(9)
Zie Taalpolitie (Noord en Zuid XI, 290).
eind(3)
Zie Van Lennep, Alledaagsche Bokken in het Gesprek, en mijne Taalpolitie (Noord en Zuid IX, 275).

eind(12)
Over den uitgang aard handelt het Woordenboek der Nederlandsche Taal I, 532-534. In grijsaard (de spelling grijzaard keurt het Woordenboek af), gierigaard, enz. is aard = hard (sterk). Maar ‘Bastaard, fr. bâtard; ponjaard fr. poignard; standaard, fr. étendard; ital. stendardo (van lat. extendere ontplooien); en tabbaard, fr. tabard, zijn aan vreemde talen ontleend, en derhalve niet met het achtervoegsel-aard gevormd. Evenmin Savoyaard, het Fransche Savoyard’.
eind(13)
Zie ook Alledaagsche Bokken en Taalpolitie (N. en Z. IX, 271).

eind(14)
Ten slotte worde hier nog medegedeeld, dat de bovenstaande kantteekeningen van Van Lennep reeds dagteekenen van 1852. In dat jaar toch en in de twee volgende zagen de ‘Dramatische Werken van Mr. J. van Lennep, met kritische beschouwingen en aanteekeningen’ te Amsterdam bij P. Meijer Warnars, in 3 dln. het licht. In de voorrede schreef de dichter: ‘Wellicht zult gy, bescheiden Lezer! u hier den uitroep veroorloven, dat het al een heel vreemde en wonderlyke zaak is, als Recensent zijner eigen werken op te treden. Spaar my dien uitroep niet, wat ik u bidden mag: ik heb het liever zoo, dan dat gy my verweet, met iets afgesletens en alledaagsch voor den dag te komen. En toch, zoo uwe bewondering wettig is, voor zooverre zy een dergelyke handelwijze in 't algemeen geldt, ik geloof, dat zy, in dit byzonder geval, minder grond heeft. De meesten toch mijner dramatische gewrochten zijn voor lange jaren geschreven: zoo dat niet alleen het Publiek maar ik zelf ze vergeten was. Ik herlas ze met een versch oog, en, ik geef er de verzekering van, met de volkomenste onpartijdigheid. In wat wij voor 20 of 30 jaren geschreven hebben, mogen wy hier en daar onze individualiteit nog herkennen, zeker is het, dat wy, hetzelfde onderwerp nu behandelende, zulks, misschien niet beter, maar toch anders zouden doen. Deze is althands mijne gewaarwording, wanneer ik somtijds een vroeger werk van myzelven in handen krijg: ik lees het dan als of het van een wild vreemde ware: met gelijk genoegen, als ik nu en dan een fikschen regel, of een gelukkig uitgedrukte gedachte aantref, - met gelijke ergenis, wanneer ik op lamme konstruktiën, slechte vaerzen, verkeerde uitdrukkingen en zwakke samenstellingen stuit. Even onbevooroordeeld als ten opzichte van de werken eens onbekenden kan ik dus ten opzichte van mijn eigen arbeid zijn: ja des te naakter en meer onbewimpeld zal ik de leemten en gebreken kunnen aanwijzen, naarmate ik mij zelven niets dan waarheid verschuldigd ben, en mijn eigen eergevoel, mijn eigenliefde, niet te sparen heb. Wellicht kan de aanwijzing dier leemten en gebreken, wellicht kunnen de toelichtingen daarby gegeven, de beschouwingen, waarin ik zal moeten treden, voor jeugdige beoefenaars der letteren van eenig nut zijn. Wie zich aan een ander spiegelt, spiegelt zich zacht: dit spreekwoord is ook hier van toepassing.’
Mr. C. Bake.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Poëtische werken. Deel 1. Nederlandsche legenden. Deel 1 en 2


auteurs

  • Constantinus Bake

  • over Jacob van Lennep