Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Noord en Zuid. Jaargang 26 (1903)

Informatie terzijde

Titelpagina van Noord en Zuid. Jaargang 26
Afbeelding van Noord en Zuid. Jaargang 26Toon afbeelding van titelpagina van Noord en Zuid. Jaargang 26

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.30 MB)

Scans (26.77 MB)

ebook (3.97 MB)

XML (1.51 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Noord en Zuid. Jaargang 26

(1903)– [tijdschrift] Noord en Zuid–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 330]
[p. 330]

Tijdschriften.

Nederland. De Kroniek, die gewoonlijk zachtmoedig en altijd wellevend oordeel velt, heeft ditmaal een vrij kras (niet onverdiend) vonnis geveld over de Gedichten van W. van Weide. Maar 't is voor een recensent ook om wanhopig te worden! Dichtbundels voor en na, verzen zonder poëzie, in zulke overstelpende mate, dat een belasting op al wat rijm en maat heeft, vooral op sonnetten, onzen staat tot ongekenden bloei zou brengen. Des Heeren Van Weide gedichten, ofschoon geen sonnetten zijn even vergankelijk als bijna alle klinkdichten der laatste jaren. ‘Dedichter van Zon en nevel had beter gedaan nog wat te wachten met uitgave.... Inderdaad stemt het tot waardeering voor veel ongedrukte verzen, wanneer men er hier zoo bijeen gedrukt ziet, alle in 't een of ander opzicht inferieur, incorrect of banaal. ‘Ein Gedicht an jedem Tage’ schreef Carmen Sylva; Van Weide varieert dit als:

 
Al mijn daarzijn is een zing-zang eeuwig wieglende cadans!

Hij moedigt zich later aan met.

 
Werk en zie wat om u is
 
Elk naar zijne gaaf!
 
Een kleine vlieg, een nachtegaal
 
Heeft doel, ja zelfs een raaf.

Men zou hem getroost minder zangerig en minder werkzaam zien.’

F.M. Jaeger, De Zoekers. ‘Het boek is zeer onbevredigend... De slotindruk is.... dat wij een slotindruk zouden wenschen.’

Johanna A. Wolters, Van Oosten en Zoon. Een zestal novellen. ‘Alle zijn ze eenvoudig, hartelijk en verstandig geschreven... Het belangrijkst is, omdat ze in haar kleinen omvang een heel mooi gegeven zeer kiesch en zeer volledig uitwerkt, en er al de verzwegen kracht van doet gevoelen, het belangrijkst is de novelle In Gevaar, een verhaal van liefde en zelfverloochening.’

Herman Teirlinck, De Wonderbare Wereld ‘Schr. heeft met Stijn Streuvels de mooie teekenende en klankaanduidende woorden gemeen, ook een enkele maal het breede, warme landschapsgevoel, de kracht van de welige natuur. Toch is hier minder het heerlijk volle, het overweldigend rijke van zomerwarmte en zonnetij gegeven, minder het zware van licht en lucht, omdat

[pagina 331]
[p. 331]

Teirlinck's menschen veel meer philosofeeren en droomen, veel minder eenvoudig denken, dan die van Stijn Streuvels’

H. Brinkman, Gekhuizen. ‘Voor wie, gemoedelijk aangelegd, den tijd heeft en van een onschuldig grapje houdt en niet te veel besmet werd door moderne heftigheid, is Gekhuizen nog zoo'n verwerpelijk boek niet. Wie het ongenietbaar mocht vinden, zal ook heele gedeelten van Dickens overslaan, en van Sterne en Smollett en zelfs op grooten afstand van dezen, gedeelten van Lidewyde en Busken Huet's andere romans. Een paar aardige tooneeltjes komen niet genoeg op den voorgrond; de schrijver heeft zich daar misschien het sterkst op Tristram Shandy geïnspireerd, maar ze zijn ook het best uitgevallen.’

De XXe Eeuw. L. van Deyssel wijdt een zéér waardeerend artikel aan het laatste boek van Frans Coenen Jr ‘Het werk Zondagsrust van Coenen is een uitmuntende compositie en is misschien, alles in aanmerking genomen, en als afgeronde arbeid, het beste, wat deze voortreflijke artiest heeft gegeven.

Er is niets te lang en niets te kort in en geen enkele herhaling. Het geeft precies den geheelen dag, beginnend met het bleeke ochtendlichten en eindigend weer met den hollen zwarten nacht.

De werken van een tijdperk, die zullen leven blijven in de gedachten der kenners en minnaars van Nederlandsche Literatuur, zijn werken als Zondagsrust, die bestaan uit een innige en eigene gewaarwording van het Leven, een volstrekt-nauwkeurige en naaktjuiste waarneming en een in 't groote geheel zoowel als in de kleine onderdeelen zuiver grenzen en overgangen bepalend compositie-vermogen.’

De Nieuwe Gids. De Literaire Kroniek door W. Kloos bespreekt den bundel Wijding van Richard de Cneudt. Belangrijk bovenal is het stukje literatuurgeschiedenis, dat schr. hier heeft ingevlochten. Wij vragen verlof iets uitvoerig te zijn in ons verslag, omdat de dingen door dezen mond verkondigd, de moeite van het aanhooren waard zijn:

In vroeger tijden, toen het meerendeel der menschen veel meer, dan thans het geval mag zijn, in geestelijk opzicht eenvormig was: - men schreed toen steeds met zijn gedachten, rustig-regelmatig, hetzij langs het eene wegje, hetzij langs het andere - toen waren ook de academisch-vastgestelde, en als censuurlijk-geregelde dichterlijke vormen, de al'-eenig-goede, omdat zij in hun syste-

[pagina 332]
[p. 332]

matisch-schoolsche verloop de juiste symboliseering waren van het wel wat schoolsche leven van den geest.... Buitendien, het verzenkunnen-maken was toen veel meer gemeengoed dan thans. Zeer vele menschen schreven toen harmonisch-beschaafde, vorm-knappe verzen, altijd bij het maken te werk gaande volgens een strengafgesproken traditioneel systeem, zonder daarom nog dichters te zijn... Maar natuurlijk rezen, naast en boven-uit die algemeen geliefde kort-lang-woede, wezenlijke dichters, die vaak, zelfs met dat abstract-schoolsche schema, blijvende wonderen wisten te doen.

Hooft ten eerste en wel als exceptie: want die viel buiten de groote algemeene ontwikkelingslijn. Maar Vondel's breed-gebouwde en toch fijne kracht, waar zooveel neergehouden hartstocht in school, viel wèl in die lijn, en wist vaak het strak-gespannen rhytme te bewegen, als een sterke windvlaag, strijkend langs een vijvervlak. Doch de tamme monotoonheid der nà-Vondelianen werkt meestal nagenoeg even slaapwekkend als een wel technisch onberispelijk, maar inwendig koud pianospel kan doen.... En als ten slotte iemand maar een beetje uit den rhythmischen band sprong, als hij maar een klein weinig meer expressief de overeengekomene deuning deed zwieren - en bracht zijn maatschappelijke positie het dan bovendien mede, dat hij met wat respect kon worden aangehoord - dan heette hij al heel gauw, na eenige aanvankelijke tegenstrubbeling, een exorbitant, de regels verschoppend reuzen-genie. Zoo iets was het geval met Mr. Willem Bilderdijk, die in zijn artistiek-makken tijd kon gelden als een rhythmisch Revolutionnair, terwijl toch, in waarheid, voor ons moderne gevoel en inzicht, zijn verzen zoo rustig-zwaaiend, kalm voortglijdend, zoo klassiek-voortdeftigend zijn, als een ouderwetsch professor in de verzenmaak-studie, gesteld dat die er wàs, maar bij mooglijkheid verlangen kon.

Voorwaar, het zou een lezer der twintigste eeuw de moeite kosten van heel wat opletten en zorgvuldig toezien en uitcijferen om te weten te komen, waarin dan toch eigenlijk de indertijd bijna als anarchistisch gesmade verskunst van den stijven Bilderdijk verschilt van de nog wat eentoniger rijmen van Lucretia van Merken of Mr. M.C. van Hall. En ook de inhoud zijner verzen lijkt ons als die zijner tijdgenooten, vrij abstract-gevoelig, met algemeene gedachten, die grootendeels voor ieders hand liggen en, over 't algemeen geenszins, om van te schrikken, interessant.

[pagina 333]
[p. 333]

Individueele, persoonlijke zin of vers-gang of klank-kleur, zooals de modernen die woorden begrijpen, vinden wij slechts in betrekkelijk kleine mate door de veertien deelen zware vers-kost heen, die Da Costa zoo onverstandig-eigenmachtig naar rubrieken heeft geschikt.

Vergelijk bij die breede, zich gewichtig voordoende onverteerbaarheid eens den bloedrijken, hartkloppenden Vondel, naast wien Bilderdijk, maar geheel ten onrechte, als een evenknie is geplaatst. Vondel, den menschlijke, die zóóveel verder afligt, maar bij wien alles in vergelijking, nog voor ons zooveel echt-levender, ademender doet.

Vondel was een dichter, met hart en ziel, met zijn geheele binnenste, Bilderdijk alleen met sterken geest- en wil. En vandaar dat het proza van dezen laatste, schoon niet 't meest het publiek imponeerende, toch het allerbelangwekkendste is gebleven, wat die altijd wellende bron ons achter heeft gelaten, terwijl Vondel, daarentegen, al had hij misschien niet altijd zoo rijmvaardig behoeven te wezen, ons toch, steeds en overal, blijft slaan met oprechte, blijde bewondering en diep-menschelijke sympathie.’

En van den lateren, den romantischen tijd heet het bij dezen wel wat partijdigen rechter: ‘Neen, de eenige, die zich uit die malle manierigheid, uit dat niet expres-begonnen Julia-spel, waarachter geen greintje ziele-ernst school, op wist te werken tot de hoogten der Schoonheid, zooals hij ook altijd, zelfs toen hij midden in het quasi-romantische gedoe stond, door fijnheid en eigenheid van detail er boven-uit was gerezen, is de nooit genoeg te eerbiedigen schepper van het strenge Florence, Everardus Potgieter geweest.’

Natuurlijk wordt de loftrompet gestoken over de jongste generatie: ‘Maar het jaar 1880 moest eerst aanbreken, als kritische stonde der geestelijke revolutie, eer het jongere geslacht, welks overblijvenden nu in volle kracht staan, mocht opkomen..... er had een metamorfose plaats, een eerste als openbloeiing in de ziel van Holland, en die innerlijke omwending, waarbij al het psychische naar boven komt en de dood-geleefde dingen nedervallen, gaat nòg steeds verder’..... Er volgt natuurlijk een verheerlijking van Jacques Perk.

Merkwaardig evenwel is de volgende waarschuwing, merkwaardig omdat zij van Kloos is: ‘Verzen moeten steeds verzen blijven.... telkens willekeurig heelemaal op geen schema te letten en lengte tegen lengte aan te laten stooten, als balk tegen balk, of de voeten achterste-voren in het vers te zetten, zoodat de gang van al rhythme er gebroken door wordt, zoodat het lijkt, of men

[pagina 334]
[p. 334]

lengten en korten door elkander heen in een bak gegooid had, en of men ze er dan uithaalde en weer naast elkaêr zette, precies zooals het valt, dat moet een anarchistische overdrijving heeten van de revolutie, die in '80 tot stand kwam, waar de waarachtige kunst, die toch ook woordmuziek is, het tegengestelde van baat bij vindt’.

Hierop volgt de beoordeeling van De Cneudt's verzen. Wij kunnen kort zijn na 't breedvoerig verslag der inleiding, die trouwens hoofdzaak is. ‘Richard de Cneudt is een gevoelig mensch, maar nog niet een knap dichter.... als hij maar ernstig wil zal hij toch wel kunnen, wat b.v. kan blijken uit de knappe serie van zes sonnetten Van het Kloosterken der Armen genoemd.... Mocht de heer De Cneudt gelegenheid kunnen vinden om zijn binnenste menschelijke en aesthetische wezen precies te leeren weergeven, zooals het waarlijk en waarachtig is, dan geloof ik wel, dat hij een dichter kan worden, waar men ook in Holland naar luisteren wil en zal.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken